Genuatrim: verschil tussen versies
Regel 5: | Regel 5: | ||
De genua wordt voor de mast gevoerd, meestal aan de [[voorstag]] bevestigd met leuvers of in het profiel van het [[rolreefsysteem]]. Voor het hijsen gebruiken we de [[genuaval]], waarmee we het zeil kunnen trimmen. Een strakker [[voorlijk]] (een doorgezette val dus) zet meer spanning op zowel voorlijk als achterlijk en resulteert daarmee in een vlakker zeil. | De genua wordt voor de mast gevoerd, meestal aan de [[voorstag]] bevestigd met leuvers of in het profiel van het [[rolreefsysteem]]. Voor het hijsen gebruiken we de [[genuaval]], waarmee we het zeil kunnen trimmen. Een strakker [[voorlijk]] (een doorgezette val dus) zet meer spanning op zowel voorlijk als achterlijk en resulteert daarmee in een vlakker zeil. | ||
− | --> Algemene regel: bij hardere wind wil je een vlakker zeil, dus genuaval doorzetten. | + | --> Algemene regel: bij hardere wind wil je een vlakker zeil, dus genuaval [[doorzetten]]. |
Bij veel schepen met een genua is de positie van het leioog verstelbaar (bijvoorbeeld een genuakar op genuarail), soms is deze positie vanuit de kuip te bedienen. De basispositie van dit leioog vind je door een (denkbeeldige) rechte lijn te trekken die vanuit het schootoog van de genua naar het voorlijk loopt en waarbij de hoek tussen deze lijn en het onderlijk gelijk is aan de hoek tussen lijn en achterlijk. Trek deze lijn door naar het leioog en je hebt een basisplaats; als je aan de schoot trekt met het oog in deze positie dan wordt de trekkende kracht evenredig verdeeld over achter- en onderlijk. Zet je het oog naar voren (ten opzichte van deze basis dus), dan trek je meer aan het achterlijk dan aan het voorlijk, dus sta je het onderlijk toe om meer bolling te maken. Zet je het oog naar achteren, dan trek je meer aan het onderlijk dan aan het achterlijk dus krijg je een vlakker zeil onderin en meer twist bovenin (door mindere kracht op het achterlijk sta je het zeil toe om bovenin open te waaien). | Bij veel schepen met een genua is de positie van het leioog verstelbaar (bijvoorbeeld een genuakar op genuarail), soms is deze positie vanuit de kuip te bedienen. De basispositie van dit leioog vind je door een (denkbeeldige) rechte lijn te trekken die vanuit het schootoog van de genua naar het voorlijk loopt en waarbij de hoek tussen deze lijn en het onderlijk gelijk is aan de hoek tussen lijn en achterlijk. Trek deze lijn door naar het leioog en je hebt een basisplaats; als je aan de schoot trekt met het oog in deze positie dan wordt de trekkende kracht evenredig verdeeld over achter- en onderlijk. Zet je het oog naar voren (ten opzichte van deze basis dus), dan trek je meer aan het achterlijk dan aan het voorlijk, dus sta je het onderlijk toe om meer bolling te maken. Zet je het oog naar achteren, dan trek je meer aan het onderlijk dan aan het achterlijk dus krijg je een vlakker zeil onderin en meer twist bovenin (door mindere kracht op het achterlijk sta je het zeil toe om bovenin open te waaien). |
Huidige versie van 12 jan 2015 om 19:50
Trimmen van de genua behandelen we in 2 onderdelen: basistrim en geavanceerde trim. Het onderscheid tussen deze twee zit in de beschikbare trimmogelijkheden, niet in de moeilijkheidsgraad van het gebruik ervan.
Basistrim
De genua wordt voor de mast gevoerd, meestal aan de voorstag bevestigd met leuvers of in het profiel van het rolreefsysteem. Voor het hijsen gebruiken we de genuaval, waarmee we het zeil kunnen trimmen. Een strakker voorlijk (een doorgezette val dus) zet meer spanning op zowel voorlijk als achterlijk en resulteert daarmee in een vlakker zeil.
--> Algemene regel: bij hardere wind wil je een vlakker zeil, dus genuaval doorzetten.
Bij veel schepen met een genua is de positie van het leioog verstelbaar (bijvoorbeeld een genuakar op genuarail), soms is deze positie vanuit de kuip te bedienen. De basispositie van dit leioog vind je door een (denkbeeldige) rechte lijn te trekken die vanuit het schootoog van de genua naar het voorlijk loopt en waarbij de hoek tussen deze lijn en het onderlijk gelijk is aan de hoek tussen lijn en achterlijk. Trek deze lijn door naar het leioog en je hebt een basisplaats; als je aan de schoot trekt met het oog in deze positie dan wordt de trekkende kracht evenredig verdeeld over achter- en onderlijk. Zet je het oog naar voren (ten opzichte van deze basis dus), dan trek je meer aan het achterlijk dan aan het voorlijk, dus sta je het onderlijk toe om meer bolling te maken. Zet je het oog naar achteren, dan trek je meer aan het onderlijk dan aan het achterlijk dus krijg je een vlakker zeil onderin en meer twist bovenin (door mindere kracht op het achterlijk sta je het zeil toe om bovenin open te waaien).
--> Bij hardere (schijnbare!) wind de kar naar achteren zetten, licht weer betekent kar naar voren.
Dit artikel is een beginnetje. U wordt uitgenodigd op bewerken te klikken om uw kennis aan dit artikel toe te voegen. |