Vuistregels voor zeilers: verschil tussen versies
Regel 30: | Regel 30: | ||
'''Over Getij''' | '''Over Getij''' | ||
* De 1/12 regel: | * De 1/12 regel: | ||
− | Voor de snelheid waarmee het water stijgt of daalt is er de 1/12-regel. Uitgaande van een verloop tussen LW en HW van zes uur werkt deze vuistregel als volgt | + | Voor de snelheid waarmee het water stijgt of daalt is er de 1/12-regel. Uitgaande van een verloop tussen LW en HW van zes uur werkt deze vuistregel als volgt; |
− | Het eerste uur stijgt/daalt het water met 1/12 van het totaal | + | |
+ | Het eerste uur stijgt/daalt het water met 1/12 van het totaal. | ||
+ | |||
Het tweede uur stijgt/daalt het water met 2/12 van het totaal. | Het tweede uur stijgt/daalt het water met 2/12 van het totaal. | ||
+ | |||
Het derde uur stijgt/daalt het water met 3/12 van het totaal. | Het derde uur stijgt/daalt het water met 3/12 van het totaal. | ||
+ | |||
Het vierde uur stijgt daalt het water met 3/12 van het totaal. | Het vierde uur stijgt daalt het water met 3/12 van het totaal. | ||
+ | |||
Het vijfde uur stijgt/daalt het water met 2/12 van het totaal. | Het vijfde uur stijgt/daalt het water met 2/12 van het totaal. | ||
+ | |||
Het zesde uur stijgt/daalt het water met 1/12 van het totaal. | Het zesde uur stijgt/daalt het water met 1/12 van het totaal. | ||
Versie van 8 jan 2012 om 19:24
Onderstaande vuistregels zijn precies wat de naam zegt: vuistregels. Dat wil zeggen, ze kunnen goed van pas komen, maar alleen als je dat met verstand doet. Sommigen bevatten halve waarheden, en er zijn er bij die meer tot het 'visserslatijn' gerekend moeten worden. Garantie tot de boeggolf dus!
Het schatten van afstanden
- Gezien vanuit de kuip (2 tot 3 meter boven het wateroppervlak) ligt de zichtbare horizon op circa 3 tot 4 Nm ver weg
- Als je de boeggolf van een vrachtschip aan de horizon kunt zien ben je daar ongeveer 2,5 Nm vandaan.
- Als je de gehele romp van een ander jacht kunt zien aan de horizon is dat ook ongeveer 2,5 Nm ver weg.
- een redelijk grote ton wordt zichtbaar bij daglicht op een afstand van ongeveer 2 Nm.
- Als je in daglicht de kleuren van een redelijk grote ton kunt onderscheiden is deze ton ongeveer één mijl van je verwijderd.
- Een verlichte ton wordt 's nachts op 2 tot 3 Nm zichtbaar.
- Op ongeveer 200 meter afstand is de reflectie van het licht van een ton zichtbaar op het wateroppervlak van de zee.
- Een mens wordt zichtbaar als een zwart streepje op ongeveer 0,5 Nm, het bewegen van armen en benen op ca 400 meter en gezichten op ongeveer 250 meter.
- Een strand kan je zien op ongeveer 4Nm
- Individuele bomen zijn zichtbaar op ongeveer één Nm
- De ramen van huizen zijn zichtbaar op ongeveer 2 Nm
- Je kunt een vuurtoren meestal zien op een afstand van 7 tot 8 Nm
- als je het tekstbord op de gele meetpaal bij IJmuiden kan lezen ben je er te dicht bij.
Over andere boten
- Plastic en hout wijken voor staal.
Over zeilvoering
- Het beste moment om te reven is als je er voor het eerst aan denkt.
Over roerontwerp
- Het oppervlak (zijaanzicht) van het roerblad moet 1,2 - 1,4% van het aandewindse zeiloppervlak bedragen (1,3% lijkt meestal goed uit te pakken)
- Het balansdeel van het roerblad dient 17-18% van het totale oppervlak te bedragen
- De roerkoning dient door te lopen tot driekwart van de hoogte van het roerblad
- De doorsnede van het roerblad van een toerzeilboot dient het NACA0015 profiel te hebben (lagere profielen, b.v. 0012, zijn dunner maar zijn veel minder vergevingsgezind, ze overtrekken sneller)
Over Getij
- De 1/12 regel:
Voor de snelheid waarmee het water stijgt of daalt is er de 1/12-regel. Uitgaande van een verloop tussen LW en HW van zes uur werkt deze vuistregel als volgt;
Het eerste uur stijgt/daalt het water met 1/12 van het totaal.
Het tweede uur stijgt/daalt het water met 2/12 van het totaal.
Het derde uur stijgt/daalt het water met 3/12 van het totaal.
Het vierde uur stijgt daalt het water met 3/12 van het totaal.
Het vijfde uur stijgt/daalt het water met 2/12 van het totaal.
Het zesde uur stijgt/daalt het water met 1/12 van het totaal.
- 1/7 regel:
Omdat de tijd tussen springtij en doodtij 7 dagen bedraagt kunnen we voor de tussenliggende dagen de waarde voor hoogwater en laagwater berekenen met de 1/7 regel. Dmv. interpoleren. We gaan er hierbij vanuit dat de waterstand gelijkmatig elke dag wat hoger of lager is als de voorgaande dag.