Anker en ankertechniek: verschil tussen versies
Regel 32: | Regel 32: | ||
'''Grondtakel''' | '''Grondtakel''' | ||
− | De combinatie van een anker met ketting of ketting-voorloop met ankerlijn staat in de scheepvaart bekend als het 'grondtakel' | + | De combinatie van een anker met ketting of ketting-voorloop met ankerlijn staat in de scheepvaart bekend als het 'grondtakel'. |
+ | Het is raadzaam om als ankerlijn te allen tijde een zinkende lijn te gebruiken. Een drijvende ankerlijn raakt, als die niet onder spanning staat, veel sneller verward in de schroef of wikkelt zich ongemerkt om de kiel of het roer. | ||
+ | Het is ook raadzaam om in combinatie met lijn een kettingvoorloop (5 tot 10 m. ketting) aan te brengen tussen het anker en de lijn. Een kettingvoorloop is minder gevoelig voor beschadiging en zorgt er ook voor dat er bij lage belasting onder een gunstiger hoek aan het anker wordt getrokken. Bij een overnachting op getijdewater zal de stroom meestal tenminste één keer van richting veranderen waarbij de voorloop over een zekere afstand over de bodem wordt getrokken en daarbij harde of scherpe zaken tegen kan komen. Bij dit keren van de stroom zal de belasting op het anker na de kentering langzaam toenemen. Met een kettingvoorloop graaft het anker dan beter opnieuw in, voorzover dat nodig is. | ||
− | + | '''Ankertechniek''' | |
+ | |||
+ | Het ankeren zelf moet met de nodige zorg worden gedaan. | ||
+ | Laat het anker niet zakken zolang de boot nog snelheid door het water maakt. Als de boot stil ligt, de ankerlijn of ketting gecontroleerd te vieren, totdat duidelijk is dat het anker de bodem heeft bereikt (er staat even geen spanning meet op lijn of ketting). Dus niet het anker overboord zetten en daar, bijvoorbeeld in 4 m. diep water, meteen 20 m. ketting achteraan gooien. Dat geeft het risico dat lijn of ketting verward raakt met de vloeien of de stok van het anker, waar het anker niet goed kan ingraven. | ||
+ | Op het moment dat de boot, met het anker beneden, onder invloed van stroom en/of wind achteruit begint te bewegen ('deinzen') in vlot tempo meer lijn of ketting uit laten lopen, totdat er een lengte uit staat die ongeveer gelijk is aan 4 tot 5 keer de waterdiepte. | ||
+ | |||
+ | Als het de bedoeling is om achter het anker te overnachten, dan even de motor starten, de keerkoppeling in de achteruit zetten en een beetje gas geven. Ondertussen kijken of vaste punten op de wal (bomen, hoogspanningsmasten, gebouwen etc.) voor het oog ten opzichte van elkaar verschuiven. Als er niks meer verschuift, zit het anker goed ingegraven. | ||
+ | Als er een beetje wind staat of wind en stroom in dezelfde richting graaft het anker ook vaak goed in zonder motorkracht te gebruiken. Voldoende voor een korte stop, waarbij steeds in de gaten kan worden gehouden of de boot op zijn plaats blijft. | ||
+ | |||
+ | Bij ankeren op getijdenwater is van belang dat het effect van de getijslag (verschil tussen hoog- en laagwater) wordt verwerkt in de hoeveelheid lijn of ketting die wordt uitgezet. De verhouding waterdiepte/lengte ankerketting c.q. ankerlijn moet nooit ver onder 1:4 komen. Wordt bij laag water geankerd in water van 3 m. diep en bedraagt de getijslag 2,5 m, dan is een lijn- of kettinglengte van 15 m. (die bij LW genoeg is) bij HW te weinig. Er is dan, om de hoek waaronder aan het anker wordt getrokken niet te ongunstig te maken ongeveer 25 m. nodig. | ||
+ | |||
+ | Na een langere tijd ankeren, tijdens welke stevig aan het anker is getrokken, kan het anker diep zijn ingegraven en kan het moeilijk, tot bijna onmogelijk zijn om het met handkracht los te krijgen ('uit te breken'). Een ankerlier kan dan goede diensten bijwijzen. Bij afwezigheid daarvan kan de ankerlijn ook naar een van de schootlieren worden gevoerd om daarmee de nodige kracht te zetten. | ||
+ | Is er in het ankerbeslag een stevige kettingstopper opgenomen of bevindt zich op de boeg een kikker die wat kan hebben, dan kan de ketting of de lijn daarmee worden vastgezet en kan men, door op de motor over het anker heen te varen, dit vrijwel altijd uitbreken. |
Versie van 3 apr 2021 om 14:52
Algemeen
Het anker is van oudsher één van de oudste uitrustingsstukken die op geen enkele boot mogen ontbreken. Een anker dient zowel het gemak als de veiligheid. Een schip dat geen voortstuwing meer heeft, moet, als het op een lagerwal dreigt te lopen of niet meer veilig een aanlegplaats aan de vaste wal kan bereiken, een middel hebben om de boot op de positie van dat moment te houden. In ieder geval tot dat er hulp komt opdagen, of, in het geval van een zeilboot, er wind genoeg is om zeilend een veiliger plek te bereiken. Dat middel is het anker.
Daarnaast is, onder de goede omstandigheden en op een daarvoor geschikte plek, overnachten achter het anker een prima alternatief voor aanleggen aan de vaste wal. Ook een korte onderbreking van een dagtocht op niet al te diep, enigszins beschut water behoort met een anker tot de mogelijkheden.
Ankers zijn er in vele soorten en maten. De meesten zijn, bij gebruik van een goede ankertechniek, betrouwbaar genoeg om achter te overnachten. Wie (op het het internet, bijvoorbeeld) gaat zoeken naar ankers en een antwoord op de vraag wat het beste anker is, komt vele verschillende meningen tegen. Ik het algemeen kan worden gesteld dat een goede ankertechniek en weten waar je mee bezig bent, als je ankert, belangrijker is dan het type anker dat wordt gebruikt.
Of een bepaald anker goed functioneert in combinatie met een bepaalde boot, hangt ook af van de verhouding tussen maat/gewicht van de boot en het gewicht van het anker. Vrijwel alle fabrikanten van ankers hebben tabellen waarin men laat zien welk ankergewicht hoort bij een bepaalde maat boot. Het komt daarbij wel voor dat men het gewicht van het anker aan de lage kant inschat.
Ankertypen
Ondanks het voorgaande kunnen de eigenschappen van ankers verschillen. Het ene type doet het op een bepaalde specifieke ankergrond beter dan het andere. En omdat er ook vele typen ankergrond bestaan, variërend van veen, slappe modder, klei en zand tot rotsachtig, zal duidelijk zijn dat het moeilijk is om de vraag naar het beste anker te beantwoorden.
In grote lijnen valt er dit over te zeggen:
- Van de ploegschaar-achtige typen voldoen het Delta-anker en het Kobra-anker over het algemeen prima. Het CQR-anker (het oorspronkelijke ploegschaar-type) komt de laatste jaren in vergelijking tot de eerder genoemde typen, slechter uit de anker-tests, zoals die met enige regelmaat in de watersport-tijdschriften verschijnen. De Delta en Kobra ankers hebben in tegenstelling tot de CQR geen bewegende delen. Over het algemeen worden deze ankers op een ankerrol op de boeg geplaatst, waarmee ze gereed zijn voor direct gebruik. De Delta en Kobra ankers kunnen een variëteit aan ankergrond aan. Van slap tot stevig.
- een relatieve nieuwkomer op de markt is het Rocna-anker. Velen beschouwen dit als het beste anker dat op dit moment te koop is. Dat mag ook wel, want het is ook meteen één van de duurste ankers op de markt. Ook het Rocna anker kent geen bewegende delen. Dit anker wordt eveneens meestal gebruikt in combinatie met een ankerrol.
- De Danforth-achtige ankers zijn er ook in verschillende uitvoeringen. Bij Danforth ankers kunnen de vloeien (de delen die in de boden grijpen bij het ankeren) draaien ten opzichte van de schacht. Daardoor vormt dit anker met de vloeien ingeklapt een vrij plat geheel, waardoor het soms makkelijker op te bergen is in een ankerkuil of aan de reling. In het eerste plaats zijn er vanouds de stalen Danforth ankers. In de laatste decennia zijn er ook Danforth ankers van aluminium verschenen. Deze worden o.a. verkocht onder de merknaam Fortress. Deze aluminium Danforths zijn verhoudingsgewijs licht van gewicht, terwijl ze toch een aanzienlijk houdkracht hebben. Over het algemeen zijn Danforth ankers prima geschikt voor niet al te grote boten zonder boegrol. Een nadeel van Danforth ankers is dat ze een groot oppervlak hebben in verhouding tot het gewicht, waardoor ze op stromend water soms een neiging hebben tot 'zweven' en daardoor moeilijker willen ingraven. Dat geldt in verhoogde mate voor de aluminium types. Danforths doe het vooral goed in relatief slappe ankergrond en in zand. Ze werken vaak slecht als de bodem met waterplanten bedekt is. Een type dat enigszins verwant is aan het Danforth anker is het Brittany anker, dat verschilt van de Danforth door het ontbreken van de dwarse 'stok' aan de onderzijde van de vloeien. Het is, net als het Danforth anker, vooral geschikt voor kleinere boten tot pakweg 8 m. lengte.
- een ander type dat prima geschikt is voor wat kleinere boten en kajuitjachten is het Poolanker. Het Poolanker heeft een vrij korte schacht en relatief brede vloeien. In verhouding tot de grootte wordt meestal relatie dik staal gebruikt waardoor het anker bij beperkte afmeten toch een aardig gewicht heeft. In tegenstelling tot de Danforth zweeft dit anker niet en graaft het ook op een met waterplanten bedekte bodem prima in. Ook bij dit anker kunnen de vloeien bewegen ten opzichte van de schacht. Door de compacte afmetingen is het vaak prima op te berging in de ankerkuil van kleine jachten.
- Paraplu-ankers zijn meestal vrij kleine, uitklapbare ankers, met vier smalle vloeien. Feitelijk zijn het een soort opvouwbare dreggen. Ze nemen ingeklapt weinig ruimte in, maar zijn niet echt geschikt om achter te overnachten. Vooral bruikbaar als anker voor een korte stop en dan nog vooral op kleine open boten. Voor langdurig ankeren op open water met een boot van meer dan vijf meter zijn ze te onbetrouwbaar.
Grondtakel
De combinatie van een anker met ketting of ketting-voorloop met ankerlijn staat in de scheepvaart bekend als het 'grondtakel'. Het is raadzaam om als ankerlijn te allen tijde een zinkende lijn te gebruiken. Een drijvende ankerlijn raakt, als die niet onder spanning staat, veel sneller verward in de schroef of wikkelt zich ongemerkt om de kiel of het roer. Het is ook raadzaam om in combinatie met lijn een kettingvoorloop (5 tot 10 m. ketting) aan te brengen tussen het anker en de lijn. Een kettingvoorloop is minder gevoelig voor beschadiging en zorgt er ook voor dat er bij lage belasting onder een gunstiger hoek aan het anker wordt getrokken. Bij een overnachting op getijdewater zal de stroom meestal tenminste één keer van richting veranderen waarbij de voorloop over een zekere afstand over de bodem wordt getrokken en daarbij harde of scherpe zaken tegen kan komen. Bij dit keren van de stroom zal de belasting op het anker na de kentering langzaam toenemen. Met een kettingvoorloop graaft het anker dan beter opnieuw in, voorzover dat nodig is.
Ankertechniek
Het ankeren zelf moet met de nodige zorg worden gedaan. Laat het anker niet zakken zolang de boot nog snelheid door het water maakt. Als de boot stil ligt, de ankerlijn of ketting gecontroleerd te vieren, totdat duidelijk is dat het anker de bodem heeft bereikt (er staat even geen spanning meet op lijn of ketting). Dus niet het anker overboord zetten en daar, bijvoorbeeld in 4 m. diep water, meteen 20 m. ketting achteraan gooien. Dat geeft het risico dat lijn of ketting verward raakt met de vloeien of de stok van het anker, waar het anker niet goed kan ingraven. Op het moment dat de boot, met het anker beneden, onder invloed van stroom en/of wind achteruit begint te bewegen ('deinzen') in vlot tempo meer lijn of ketting uit laten lopen, totdat er een lengte uit staat die ongeveer gelijk is aan 4 tot 5 keer de waterdiepte.
Als het de bedoeling is om achter het anker te overnachten, dan even de motor starten, de keerkoppeling in de achteruit zetten en een beetje gas geven. Ondertussen kijken of vaste punten op de wal (bomen, hoogspanningsmasten, gebouwen etc.) voor het oog ten opzichte van elkaar verschuiven. Als er niks meer verschuift, zit het anker goed ingegraven. Als er een beetje wind staat of wind en stroom in dezelfde richting graaft het anker ook vaak goed in zonder motorkracht te gebruiken. Voldoende voor een korte stop, waarbij steeds in de gaten kan worden gehouden of de boot op zijn plaats blijft.
Bij ankeren op getijdenwater is van belang dat het effect van de getijslag (verschil tussen hoog- en laagwater) wordt verwerkt in de hoeveelheid lijn of ketting die wordt uitgezet. De verhouding waterdiepte/lengte ankerketting c.q. ankerlijn moet nooit ver onder 1:4 komen. Wordt bij laag water geankerd in water van 3 m. diep en bedraagt de getijslag 2,5 m, dan is een lijn- of kettinglengte van 15 m. (die bij LW genoeg is) bij HW te weinig. Er is dan, om de hoek waaronder aan het anker wordt getrokken niet te ongunstig te maken ongeveer 25 m. nodig.
Na een langere tijd ankeren, tijdens welke stevig aan het anker is getrokken, kan het anker diep zijn ingegraven en kan het moeilijk, tot bijna onmogelijk zijn om het met handkracht los te krijgen ('uit te breken'). Een ankerlier kan dan goede diensten bijwijzen. Bij afwezigheid daarvan kan de ankerlijn ook naar een van de schootlieren worden gevoerd om daarmee de nodige kracht te zetten. Is er in het ankerbeslag een stevige kettingstopper opgenomen of bevindt zich op de boeg een kikker die wat kan hebben, dan kan de ketting of de lijn daarmee worden vastgezet en kan men, door op de motor over het anker heen te varen, dit vrijwel altijd uitbreken.