Roer
Het roer is een plaat (van staal, hout of polyester) die verticaal in het water hangt, achter de mast en onder het schip. Met het roer bepaal je de koers die de boot vaart. Het roer wordt bediend door de helmstok of het stuurwiel.
Er zijn verschillende soorten roeren:
- Aangehangen roer
Dit is de simpelste vorm van een roer: het blad hangt met wat oogjes en pennetjes (vingerlingen) aan het achtersteven van de boot. Hierdoor is het gemakkelijk te verwijderen voor bijvoorbeeld onderhoud. Vaak zijn deze roerbladen ook opklapbaar zodat je in ondiep water kan varen.
- Doorgestoken roer
Een doorgestoken roer hangt niet aan het achtersteven maar is via een buis (de hennegatskoker) in het achterdek via de roerkoning verbonden met de helmstok. Omdat het roer onder de boot zit, is dit type roer niet op te hijsen. Om het roer te beschermen tegen obstakels onder water en de stroomlijn te verbeteren is soms een scheg gemonteerd vlak voor het roer. Omdat een scheg het natte oppervlak vergroot en het toepassen van een balansdeel verhinderd, wordt deze bij modernere ontwerpen niet meer toegepast. Het roer wordt dan alleen door de kiel beschermd tegen obstakels en schade door aan de grond lopen. Om deze reden wordt de (vin)kiel ook altijd iets dieper uitgevoerd dan het roerblad. Een dergelijk vrijhangend roer wordt ook wel aangeduid met de term 'spaderoer'.
- Balansroer
Een balansroer is een verbijzondering van een aangehangen- of doorgestoken roer. Het kenmerk van een balansroer is dat het roerblad een zogenaamd balansdeel heeft. Dit is een deel van het roerblad wat zich vóór de rotatieas (= de roerkoning of de lijn door de vingerlingen) bevindt. Hierdoor oefent het langsstromende water kracht uit op zowel het deel van het roerblad vóór als achter de as, waardoor er voor het draaien van et roer aanzienlijk minder stuurkracht nodig is.
Het balansdeel van het roer is altijd kleiner dan het oppervlakte achter de as, omdat de stuurman/vrouw anders geen 'stuurgevoel' meer heeft. Een te groot balansdeel kan ook tot gevolg hebben dat het roer onverwacht dwars slaat. Uit de ontwerpliteratuur en de praktijk blijkt dat een balansdeel van circa 17 à 18% optimaal is.