SOLAS

Uit ZeilersWiki
Versie door Goforith (Overleg | bijdragen) op 19 jan 2015 om 15:48 (Hoofdstuk XII - Aanvullende maatregelen voor de veiligheid van bulkschepen)

(wijz) ← Oudere versie | Huidige versie (wijz) | Nieuwere versie → (wijz)
Ga naar: navigatie, zoeken

SOLAS staat voor "Safety of life at sea". Het SOLAS-verdrag wordt algemeen beschouwd als de belangrijkste van alle internationale verdragen inzake de veiligheid van koopvaardijschepen.

Hoewel veel delen van de wet vooral van toepassing zijn op de professionele vaart, gelden verschillende bepalingen ook voor de zeegaande pleziervaart. Met name hoofdstuk V geeft regels voor zeegaande pleziervaartuigen.

De eerste versie werd in 1914 goedgekeurd, in reactie op de Titanic ramp, de tweede in 1929, de derde in 1948, en de vierde in 1960. De 1974-versie bevat de stilzwijgende goedkeuringsprocedure - dat bepaalt dat een wijziging in werking zal treden op een bepaalde datum, tenzij vóór die datum bezwaren tegen deze wijziging worden ontvangen van een overeengekomen aantal partijen.

Als gevolg van de verdrag van 1974 is het SOLAS verdrag dan ook bijgewerkt en gewijzigd bij tal van gelegenheden.

De belangrijkste doelstelling van het SOLAS-verdrag is om de minimumnormen voor de bouw, de uitrusting en de exploitatie van schepen, te geven zodat hun veiligheid niet in gevaar komt.

Landen die bij SOLAS zijn aangesloten zijn verantwoordelijk ervoor te zorgen dat schepen die onder hun vlag varen voldoen aan de eisen, en dat vastleggen in certificaten als bewijs dat dit is gebeurd. Controle bepalingen bepalen dat staten die bij het verdrag zijn aangesloten ook schepen van de andere verdrags-staten mogen inspecteren indien er gegronde redenen zijn om aan te nemen dat het schip en de uitrusting ervan niet in geheel voldoet aan de eisen van het Verdrag. Het huidige SOLAS-verdrag omvat de artikelen waarin algemene verplichtingen staan, de wijzigingsprocedure en ga zo maar door, gevolgd door een bijlage verdeeld in 12 hoofdstukken.

Hoofdstuk I - Algemene bepalingen

Bevat voorschriften met betrekking tot het onderzoek van de verschillende soorten schepen en de afgifte van documenten dat het schip voldoet aan de eisen van het verdrag. Het hoofdstuk bevat ook bepalingen voor de controle van schepen in de havens van andere aangesloten staten.


Hoofdstuk II-1 - Bouw - indeling en stabiliteit, machines en elektrische installaties

De onderverdeling van passagiersschepen in waterdichte afdelingen moet zodanig zijn dat na veronderstelde schade aan de romp van het schip het schip zal blijven drijven en stabiel zal blijven. Eisen voor de waterdichtheid en de lenspomp inrichting voor passagiersschepen zijn deel van de stabiliteitseisen voor zowel passagiers- als vrachtschepen.

De mate van onderverdeling - gemeten door de maximaal toelaatbare afstand tussen twee aangrenzende schotten - zijn afhankelijk van de lengte schip en het doel van het schip. De hoogste graad van waterdichte indeling zijn van toepassing op passagiersschepen.

Eisen met betrekking tot machines en elektrische installaties zijn ontworpen om ervoor te zorgen dat de diensten die essentieel zijn voor de veiligheid van het schip, de passagiers en de bemanning worden gehandhaafd onder verschillende noodtoestanden.

"Doelgerichte normen" voor olietankers en bulkschepen werden in 2010 aangenomen, waarbij nieuwe schepen worden ontworpen en gebouwd veilig en milieuvriendelijk zijn en blijven gedurende de gehele levenscyclus. Op grond van de verordening, moeten schepen voldoende sterkte, samenhang en stabiliteit hebben om het risico van verlies van het schip of de verontreiniging van het mariene milieu te minimaliseren.

Hoofdstuk II-2 - Brandbeveiliging, branddetectie en brandbestrijding

Bevat gedetailleerde bepalingen voor de brandveiligheid voor alle schepen en specifieke maatregelen voor passagiersschepen, vrachtschepen en tankers.

Zij omvatten de volgende principes: verdeling van het schip in verticale zones door mechanische en thermische weerstand; scheiding van de ruimten voor accommodatie van de rest van het schip; beperkt gebruik van brandbare materialen; opsporing van elke brand bij de bron; insluiting en blussing van elke brand binnen de ruimte van oorsprong; bescherming van de vlucht voorzieningen of de toegang voor brandbestrijding; onmiddellijke beschikbaarheid van brandblusmiddelen; minimalisering van de mogelijkheid van ontsteking van ontvlambare lading en/of damp.

Hoofdstuk III - Reddingsmiddelen en procedures

Dit hoofdstuk bevat eisen voor reddingsmiddelen en procedures, waaronder de vereisten voor reddingsboten en zwemvesten. De International Life-Saving Appliance (LSA) code geeft specifieke technische eisen voor LSAs en is verplicht op grond van Verordening 34, waarin staat dat alle reddingsmiddelen en regelingen moeten voldoen aan de geldende eisen van de LSA-code.

Hoofdstuk IV - Radiocommunicatie

Het hoofdstuk bevat het GMDSS (GMDSS). Alle passagiersschepen en alle vrachtschepen van 300 brutoton en meer in internationale wateren zijn verplicht om apparatuur te hebben die is ontworpen om de kans op redding te verbeteren na een ongeval, zoals bijvoorbeeld satelliet nood positie radiobakens (satellite emergency position indicating radio beacons, EPIRB) en search and rescue transponders (Sarts).

Voorschriften in hoofdstuk IV omvatten bepalingen voor overheden om radiocommunicatiediensten te leveren evenals eisen voro het schip voor het aan boord hebben van radiocommunicatie apparatuur. Het hoofdstuk is nauw verbonden met het Radioreglement van de Internationale Telecommunicatie Unie.

Hoofdstuk V - Veiligheid van navigatie

Hoofdstuk V benoemd de veiligheid van de scheepvaart diensten die moeten worden verstrekt door de aangesloten regeringen en stelt bepalingen van operationele aard die in het algemeen van toepassing zijn op alle schepen op alle reizen. Dit is in tegenstelling tot het Verdrag als geheel, dat alleen geldt voor bepaalde klassen van schepen in internationale wateren.

Het betreft onder meer het onderhoud van maritieme meteorologische diensten; de ijs patrouille dienst; routering van schepen; en het onderhoud van de opsporings- en reddingsdiensten.

Dit hoofdstuk bevat ook een algemene verplichting voor de aangesloten landen om ervoor te zorgen dat alle schepen uit een oogpunt van veiligheid voldoende en doeltreffend worden bemand.

Het hoofdstuk stelt het vervoer van voyage data recorders (VDR) en automatic ship identification systems (AIS)verplicht.


Voor zeegaande pleziervaartuigen gelden de volgende regels voor reisplanning, Radarreflectors, Noodsignalen, hulpverlening aan andere vaartuigen en Misbruik van noodsignalen Bron: Inspectie Verkeer en waterstaat:


Reisplanning

Bepaling V/34 van het SOLAS-verdrag, getiteld “Veilig varen en het vermijden van gevaarlijke situaties”, is een nieuwe verordening over het van tevoren uitstippelen van uw boottocht, ook wel reisplanning genoemd. Reisplanning is vooral een kwestie van gezond verstand. Als eigenaar van een pleziervaartuig moet u bij de voorbereiding van een boottocht (naar zee) met name rekening houden met het volgende:

  • weersomstandigheden: stel u vóór vertrek op de hoogte van de weersvoorspelling en zorg ervoor dat u regelmatig nieuwe weersinformatie krijgt als u van plan bent langere tijd weg te blijven.
  • getijden: stel u vóór vertrek op de hoogte van actuele informatie over de getijdenbewegingen en pas uw plannen zonodig aan.
  • beperkingen van uw vaartuig: ga na of uw vaartuig geschikt is voor de geplande tocht en of u voldoende veiligheidsuitrusting en voorraad aan boord heeft.
  • bemanning: houd rekening met de ervaring en de fysieke capaciteiten van uw bemanning. Bemanningsleden die het koud hebben en vermoeid en zeeziek zijn kunnen hun taken niet goed uitvoeren. Dit kan ervoor zorgen dat de kapitein overbelast raakt.
  • navigatierisico’s: zorg ervoor dat u goed op de hoogte bent van eventuele navigatierisico’s waarmee u tijdens de boottocht te maken kunt krijgen. Over het algemeen betekent dit dat u een recente kaart en een recente pilot of almanak moet raadplegen.
  • noodplan: zorg ervoor dat u altijd een noodplan achter de hand heeft voor als er iets misgaat. Stel u vóór vertrek op de hoogte van toevluchtsoorden en andere plaatsen waar u kunt schuilen als de weersomstandigheden verslechteren, er een ongeluk plaatsvindt of als er iemand gewond raakt. Houd er rekening mee dat uw GPS-systeem kwetsbaar is en op de meest ongelegen momenten defect kan raken. Het is verstandig om ervoor te zorgen dat u niet te afhankelijk bent van uw GPS-systeem en dat u in staat bent om uzelf in veiligheid te brengen als het defect raakt.
  • informatie aan land: zorg ervoor dat er iemand aan land op de hoogte is van uw plannen en dat deze persoon weet wat hij moet doen als hij zich zorgen maakt over uw welzijn.


Radarreflectors

Veel grote schepen gebruiken radar om te navigeren en om andere vaartuigen in de omgeving te lokaliseren. Ongeacht de afmetingen van uw jacht is het dus belangrijk om ervoor te zorgen dat u door een radarsysteem kunt worden waargenomen. Bepaling V/19 schrijft voor dat alle kleinere vaartuigen (kleiner dan 150 ton bruto tonnage) moeten worden voorzien van een radarreflector ‘indien dit praktisch mogelijk is’. De International Maritime Organisation (IMO) vereist een reflecterend oppervlak van minimaal 10 m2. Als dit op uw jacht praktisch niet uitvoerbaar is dient u een zo groot mogelijke radarreflector te bevestigen. Volg bij het aanbrengen altijd de aanwijzingen van de fabrikant, ongeacht de afmetingen van uw jacht, en bevestig de reflector zo hoog mogelijk, zodat de effectiviteit maximaal is.


Noodsignalen

Op grond van bepaling V/29 bent u verplicht om een geïllustreerde kaart van alle officiële noodsignalen aan boord te hebben, zodat u contact kunt maken met de opsporings- en reddingsdienst of met andere schepen indien u in moeilijkheden raakt. U kunt deze kaart vinden in verschillende nautische publicaties. Als u de kaart niet aan boord kan meenemen (omdat uw boot te klein of te open is), moet u deze bestuderen vóór vertrek. Grotere schepen moeten de kaart altijd aan boord hebben.


Hulp verlenen aan andere vaartuigen

Op grond van de bepalingen V/31, V/32 en V/33 bent u verplicht om:

  • de kustwacht en eventuele andere vaartuigen

in de omgeving op de hoogte te stellen als u iets opmerkt dat een ernstig gevaar kan opleveren voor de scheepvaart, voorzover dit gevaar nog niet is gemeld. Als u de benodigde apparatuur aan boord heeft, kunt u via VHF contact opnemen met de kustwacht. U kunt ook bij de eerste mogelijkheid telefonisch contact opnemen. De kustwacht zal vervolgens andere schepen in de omgeving waarschuwen.

  • te reageren op elk noodsignaal dat u ziet

of hoort en iedereen die in nood verkeert en elk schip dat in problemen is geraakt, zo goed mogelijk te helpen.


Misbruik van noodsignalen

Op grond van bepaling V/35 is het verboden om misbruik te maken van noodsignalen. Noodsignalen zijn essentieel voor de veiligheid op zee en misbruik kan zowel uw eigen leven als dat van een ander in gevaar brengen.

Hoofdstuk VI - Vervoer van ladingen

Dit hoofdstuk omvat alle soorten lading (behalve vloeistoffen en gassen in bulk) "die vanwege hun specifieke gevaren voor schepen of personen aan boord, speciale voorzorgsmaatregelen noodzakelijk maken". De verordeningen zijn eisen voor stuwage en vastzetten van de lading en de eenheden (zoals containers). Het hoofdstuk vereist cargo schepen die graan vervoeren om te voldoen aan de International Grain Code.

Hoofdstuk VII - Vervoer van gevaarlijke stoffen

De voorschriften zijn opgenomen in drie delen:

Deel A - Vervoer van gevaarlijke stoffen in verpakte vorm - bevat bepalingen voor de indeling, verpakking, markering, etikettering en grote etiketten, documentatie en stuwage van gevaarlijke goederen. Aangesloten regeringen zijn verplicht om instructies op nationaal niveau uit te geven en het hoofdstuk stelt de International Maritime Dangerous Goods (IMDG-code) verplicht.

Deel A-1 - Vervoer van gevaarlijke stoffen in vaste vorm in bulk - heeft betrekking op de documentatie, stuwen en gescheiden eisen voor deze goederen en vereist de rapportage van incidenten met dergelijke goederen.

Deel B heeft betrekking op de bouw en uitrusting van schepen die gevaarlijke vloeibare chemicaliën in bulk en vereist chemicaliëntankers om te voldoen aan de International Bulk Chemical Code (IBC-code).

Deel C omvat de bouw en uitrusting van schepen die vloeibaar gemaakte gassen in bulk en gas carriers om te voldoen aan de vereisten van de International Gas Carrier Code (IGC-code).

Deel D bevat speciale voorschriften voor het vervoer van verpakte bestraalde splijtstoffen, plutonium en hoogradioactieve afval aan boord van schepen en vereist schepen die dergelijke producten vervoeren om te voldoen aan de internationale code voor het veilig vervoer van verpakte bestraalde splijtstoffen, plutonium en High radioactief afval aan boord van schepen (INF-code).

Het hoofdstuk vereist dat vervoer van gevaarlijke goederen in overeenstemming is met de relevante bepalingen van de International Maritime Dangerous Goods Code (IMDG-code).

Hoofdstuk VIII - Nucleaire schepen

Geeft basisvereisten voor nucleair aangedreven schepen en is vooral bezig met stralingsrisico's. Het verwijst naar gedetailleerde en uitgebreide Code voor de veiligheid van nucleaire Merchant Schepen die in 1981 door de IMO is aangenomen.

Hoofdstuk IX - voor de veilige exploitatie van schepen

Dit hoofdstuk stelt de International Safety Management (ISM-code) verplicht, waardoor een veiligheidsmanagementsysteem moet worden vastgesteld door de reder of een persoon die de verantwoordelijkheid voor het schip (de "Vennootschap") heeft aangenomen.

Hoofdstuk X - Veiligheidsmaatregelen voor hogesnelheidsvaartuigen

Dit hoofdstuk stelt de Internationale Code voor de veiligheid voor High-Speed Craft (HSC Code) verplicht.

Hoofdstuk XI-1 - Bijzondere maatregelen om de maritieme veiligheid te verbeteren

Dit hoofdstuk verduidelijkt eisen met betrekking tot machtiging van erkende organisaties (verantwoordelijk voor het uitvoeren van onderzoeken en inspecties namens de regeringen'); verbeterde enquêtes; scheepsidentificatienummer regeling; en controle op operationele eisen door de landen obnder wiens vlag het schip vaart.

Hoofdstuk XI-2 - Bijzondere maatregelen om de maritieme veiligheid te verbeteren

Voorschrift XI-2/3 van het hoofdstuk vindt het International Ship and Port Facilities Security Code (ISPS-code). Deel A van de Code is verplicht en deel B bevat aanwijzingen over de beste manier om te voldoen aan de verplichte vereisten. Voorschrift XI-2/8 bevestigt de rol van de kapitein in de uitoefening van zijn professionele oordeel over besluiten die nodig zijn om de veiligheid van het schip te behouden. Het zegt hij zal niet worden beperkt door de Vennootschap, de verlader of enige andere persoon in dit opzicht.

Voorschrift XI-2/5 dienen alle schepen worden uitgerust met een scheepsveiligheidsalarmsysteem.

Voorschrift XI-2/6 bevat vereisten voor de havenfaciliteiten voor de aangesloten staten dat zij ervoor zorgen dat op de beveiliging van havenfaciliteiten evaluaties worden uitgevoerd en dat voor de havenfaciliteiten plannen worden ontwikkeld, geïmplementeerd en beoordeeld in overeenstemming met de ISPS Code. Andere voorschriften in dit hoofdstuk hebben betrekking op de verstrekking van informatie aan de IMO, de controle van schepen in de haven, (met inbegrip van maatregelen zoals de vertraging, detentie, beperking van de bedrijfsvoering, waaronder verkeer binnen de haven, of de uitzetting van een schip uit de haven), en de specifieke verantwoordelijkheid van de maatschappijen.

Hoofdstuk XII - Aanvullende maatregelen voor de veiligheid van bulkschepen

Het hoofdstuk bevat de structurele vereisten voor bulkcarriers meer dan 150 meter in lengte.

Originele tekst SOLAS