Strijken

De term strijken heeft onder zeilers niets met het strijken van kleding te maken, maar wordt gebruikt als aanduiding voor het laten zakken van de zeilen: 'de zeilen strijken'. Andere bewoordingen hiervoor zijn opdoeken, ofwel het netjes opvouwen van de zeilen ('het zeil opdoeken') of de zeilen innemen. Deze laatste term wordt niet veel meer gebruikt en stamt nog af van de vierkant getuigde schepen uit vroeger eeuwen.

Bij het opdoeken van het zeil wordt het zeil zo veel mogelijk in een zig-zag patroon op de giek gelegd, waarbij de zeillatten in de lengterichting gelegd worden zodat ze niet in het doek steken. Het zeil wordt vervolgend vastgebonden op de giek met zeilbandjes, om te voorkomen dat het er af valt of de wind er onder kan slaan. Zeilbandjes kunnen van gewoon band, elastiek/shock cord of klitteband zijn.

Hoewel het strijken van de zeilen feitelijk alleen betrekking heeft op het laten zakken van de zeilen op de giek of op het dek, wordt de term tegenwoordig ook gebruikt voor het volledig oprollen van de voorzeilen (met een rolreefsysteem) en/of het grootzeil (met een in-mast rolreefsysteem). Daarom wordt het strijken van de zeilen ook wel aangeduid met het algemenere 'wegnemen' van de zeilen.

Varend strijken

Varend strijken is een manoeuvre waarbij je het zeil strijkt wanneer je nog op het open water bent, bij voorkeur op een aandewindse koers, waarbij verder opgeloeft kan worden om het zeil windvrij te maken.

• vaar scherp aan de wind
• start de motor
• neem voorzeil weg door op te rollen of de val te vieren.
• neem grootzeil weg door op te rollen of de val te vieren.