Tijdens de behandeling van de Binnenvaartwet in de Eerste Kamer is door het Eerste Kamerlid Cees van den Oosten VVD de geldigheidsduur van de vaarbewijzen 1 en 2 voor de pleziervaart aan de orde gesteld.
Hij vroeg aandacht voor de wonderlijke situatie dat de geldigheidsduur van deze vaarbewijzen eindigt op 65-jarige leeftijd en vervolgens om de drie jaar moet worden verlengd.
In vergelijking met het rijbewijs voor personenauto’s, dat zoals bekend, een geldigheidsduur tot 70-jarige leeftijd kent met een verlengingsmogelijkheid van telkens 5 jaar, is dit een vreemde situatie. “Het behoeft geen betoog dat het risico van het rijden op de weg vele malen groter is dan het varen met een pleziervaartuig, mede lettend op de relatief korte periode waarin in Nederland wordt gevaren,” aldus Van den Oosten.
Hij wil graag van de staatssecretaris mevrouw T. Huizinga-Heringa vernemen, of zij bereid is het zo in te richten dat de geldigheidsduur en de verlengingsduur van vaarbewijzen ten minste vergelijkbaar is met die van het rijbewijs. Het betreft duizenden vaarbewijzen.
Zo’n maatregel zou uitstekend passen in het kader van deze nieuwe binnenvaartwet, waarmee terecht deregulering en administratieve lastenverlichting van de binnenvaart c.q. pleziervaart wordt bereikt. Bovendien wordt het voor de betrokkenen goedkoper.
Het Watersportverbond is blij met deze ontwikkeling en heeft de afgelopen jaren dit onderwerp ook aangekaart bij de overheid. Vaak in samenspraak met andere ‘waterorganisaties’ onder meer bij het Platform Waterrecreatie. Het Watersportverbond hoopt op een positief resultaat en zal via andere kanalen de druk blijven opvoeren om de geldigheidsduur te verlengen.