Deel 5 - De eindstreep komt in beeld
Daar lag ik dus in de baai van Douarnenez te wachten op een geschikt weergat om verder te varen. Ondertussen genoot ik van de positieve reacties op mijn verhaal en van de meelevende reacties op mijn blunders. Eens kijken of dat zo blijft als ik een blunder beschrijf die ik helemaal vergeten was te vermelden.
Op de reis naar het zuiden was ik in de Ria van Vigo achtergebleven toen Heleen al weer naar huis was, onder andere om wat te klussen aan de boot. Ik lag voor anker bij Moaña en ging regelmatig met het bijbootje naar de kant. Het bijbootje werd aangedreven door een tweedehands buitenboordmotor, een Honda 2pk. Ik had al niet zulke goede ervaringen met een voorganger van dit machientje en ik was dan ook niet verbaasd toen dit ding kuren kreeg. Op half gas liep hij normaal en op vol gas speerde hij er vandoor tot na een paar honderd meter de puf er uit was en het toerental dramatisch terugliep. Dat klinkt als een probleem met de brandstoftoevoer, maar hoe ik de carburateur ook inspecteerde, ik zag geen oorzaak en gewoon schoonmaken hielp niet. Dat brak me op toen ik enig moment tegen een flink opgestoken wind en korte golfslag in, terug moest naar de boot. Dat ging alleen met flink vermogen en dat trok hij niet en sloeg zelfs af. Opnieuw starten was geen probleem, maar vermogen leveren, ho maar. Roeiend lukte het me al helemaal niet om tegen wind en golven in te komen. Ik mocht blij zijn als ik niet verder afdreef. Gelukkig kreeg ik een sleepje van een motorbootje, zodat ik -inmiddels zeiknat- weer terug kon komen op de Arcadia.
Het was duidelijk dat er echt een oplossing moest komen. Ik probeerde vanalles waarbij ik de buitenboordmotor van het bijbootje af moest halen, aan boord tillen, prutsen aan het ding en terughangen op het bijbootje om het resultaat te testen. Dat ging zo een aantal keren achter elkaar tot ik toe was aan een nieuwe test, gas gaf en het motortje met een wulps sprongetje van de spiegel van het bijbootje afsprong en naar de bodem zonk op 6 meter diepte. Shit, was ik dit keer vergeten de bevestiging op de spiegel vast te schroeven...
Ik schrik er niet voor terug om te duiken dus na een paar minuten had ik het ding weer boven water en kon ik met ontzilten beginnen. Alles grondig spoelen met zoet water en olie verversen. Goed gedaan, want daarna liep hij met één startpoging weer. Maar nu bleek er een probleem bijgekomen te zijn: de centrifugaalkoppeling slipte en het lukte nu helemaal niet meer om vermogen op de schoef over te brengen. Laat ik het verhaal niet langer maken dan nodig. Een monteur heeft er naar gekeken en geconstateerd dat reparatie duurder is dan wat ik voor het ding betaald heb, dus voor mij heeft hij afgedaan. De verdere reis heb ik mij roeiend kunnen behelpen.
Terug naar Douarnenez. De Fransen wilden graag dagelijks van mijn doen en laten op de hoogte blijven en ik heb ze daarom mijn telefoonnummer gegeven, zodat ik de marifoon uit kon doen - ‘s nachts wel zo fijn. Na twee dagen nam de wind af, maar woei nog steeds met een windkracht 5 uit de verkeerde, noordoostelijke richting. Nog iets langer wachten en een dag later zou de wind verder afnemen en via oost naar zuid-oost draaien. Dat was mijn moment om te vertrekken. Dat moest om 4 uur ‘s ochtends als ik nog met de stroom mee door het Chenal du Four wilde varen, om de punt van Bretagne heen. Zo gezegd, zo gedaan en de Fransen van La Chêvre Signal Post gaven me na een paar minuten ruggespraak zowaar toestemming om die route dicht langs de kust te varen. Mijn plan was om vanwege het later terugdraaien van de wind naar oost, pas bij Alderney de scheepvaartroute over te steken naar Engeland en vanwege de verwachting van opnieuw harde noordoostenwind beschutting te zoeken in de Solent, tussen het eiland Wight en het Engelse vasteland. Daar moest ik in krap drie dagen kunnen komen.
De eerste dag was het heerlijk varen. De wind gedroeg zich zoals afgesproken en terwijl ik de punt van Bretagne rondde, draaide de wind met mij mee en nam zelfs weer toe vanuit gunstige hoek toen ik op koers lag naar Alderney. Met stroom mee liepen we soms 9 knopen. ‘s Avonds kwam daar plotseling verandering in toen de wind voortijdig terugdraaide naar het noordoosten en afnam tot zwak. De vaart was er helemaal uit. Met zwakke wind kruisen op een klotsende zee levert een slechte kruishoek en dus slechte voortgang. Afwisselend met motoren ging het traag verder. Later nam de wind weer toe en kon ik weer redelijk snelheid maken, zij het nog steeds aan de wind. Comfortabel was dat niet bepaald, tegen de korte golfslag in. Er kwam weer veel water over, maar gelukkig bleek de extra rubber strook die ik in Douarnenez onder de sluitrubbers van de dekluiken had geplakt de lekkage tot een minimum te beperken. Dat was fijn, want de wind nam steeds verder toe. Op een gegeven moment was ik ter hoogte van Guernsey met drie reven tegen 25 knopen wind in aan het boksen in de regen.
De kustwacht van Guernsey wilde ondertussen precies weten wat ik aan het doen was en waarom, met hoeveel personen ik aan boord was, hoe mijn gezondheid was, waar ik vandaan kwam, waar ik heen ging en hoe laat ik daar precies zou aankomen. Die laatste vraag vond ik de moeilijkste, want ja, het is een zeilboot. Tot slot wensten ze me goede vaart, wat toch prettiger klonk dan de argwaan van de Fransen, met het verzoek om me bij de Solent weer te melden.
Het plan was dus om verder te varen in de richting van Alderney, maar toen de wind toenam tot boven de 30 knopen had ik er al snel geen zin meer in om daar tegenin te kruisen. Ik wil graag alles heel houden en mezelf als het kan ook een beetje ontzien. Snel werd het plan gewijzigd en besloot ik om eerst ruime wind en later halve wind weg te lopen en in vliegende vaart de scheepvaartroute dwars over te steken, gebruikmakend van een gaatje in de eindeloze rij vrachtschepen. Dat plan lukte perfect en toen ik eenmaal de scheepvaartroute over was gestoken minderde de wind ook weer wat en kon ik mijn route naar de Solent hervatten. Nog iets later was de wind bijna helemaal weg en en dag later dan gepland en in nagenoeg windstilte liep ik de Solent binnen. Te laat op de dag, vond ik, om geld aan een dure jachthaven te verspillen en ik liet het anker vallen in Alum Bay, met uitzicht op de Needles. Eindelijk weer een nachtje doorslapen, want in de drukte van het Kanaal lukt het maar zelden om slaapjes van meer dan een kwartier te maken. Korte slaapjes van 10 à 15 minuten maakte ik zoveel mogelijk, maar daarmee liep ik toch een slaapachterstand op.
In Alum Bay beviel het me zo goed dat ik nog maar een dagje bleef liggen. Het was zondag en ik overwoog dat ik op maandag waarschijnlijk meer kon regelen in dorp en jachthaven dan in het weekend.
De maandag was de dag van de volgende harde wind. Dat merkte ik al toen ik vroeg in de ochtend Yarmouth naderde. Op de website van Yarmouth had ik gevonden dat de jachthaven weliswaar gesloten was, maar dat er voor “vessels in transit” nog wel wat mogelijk was. Op telefoon of marifoon reageerden ze echter niet zodat ik solo met flinke aflandige zijwind aan de brandstofsteiger moest aanleggen. Na drie pogingen lukte dat via de achtertros om vervolgens met het gas er op de boot tegen de steiger te dwingen.
Al snel kwam een havenmeester mij opzoeken die zich verontschuldigde dat ze vanwege een “skeleton crew” pas om 9 uur begonnen en daarom niet op mijn oproepen hadden gereageerd. Diesel tanken was geen enkel probleem, behalve dat ze de pomp, die uitgeschakeld was, pas na een kwartier en het inroepen van hulp weer in bedrijf kregen.
Ik kreeg een mooi plekje in de haven, moest 47 pond aftikken voor de overnachting en was vrij om te gaan en staan waar ik wilde. Wat een luxe! Ik wist niet wat me overkwam en was zowaar een beetje gedesoriënteerd. Ik heb niet alleen de supermarkt bezocht, maar ook een flinke wandeling door de natuur gemaakt. En de volgende dag weer. Wat was alles groen na drie weken alleen grijs en blauw gezien te hebben!
De wind bleef in de verkeerde noordoosthoek staan, maar qua windkracht stelde het niet meer zoveel voor, zodat ik op de derde dag besloot om de laatste etappe naar Nederland te beginnen. In de Solent kreeg ik al stroom tegen, doordat ik me een uur vergist had in de stroming, aangezien mijn tablet nog op Franse tijd stond. Langzaam voer ik naar de zee, toen er een politieboot langszij kwam, die weer het hele verhaal wilde horen, waarom ik aan het varen was terwijl de jachthavens gesloten zijn. Ook nu werd mij, na de toch wat barse ondervraging, een goede vaart gewenst.
Eenmaal op zee was de wind zwak, maar met een volle dieseltank kon ik met een gerust hart motoren en na enige tijd kon ik zeilend lange slagen maken langs de kust. Voordat ik bij Brighton was, was de wind nog wat verder naar het noorden gedraaid en kon ik in één streep door naar Dover. Niet gepland en met gewoon mazzel, kwam ik daar op het maximum van de vloedstroom aan en werd meteen meegenomen in de ebstroom de noordzee op.
Ik had er op zitten puzzelen welke route ik verder zou varen. De Belgische kustwateren waren gesloten voor de pleziervaart. Bovendien hebben de Belgen een enorm windmolenpark wat zich uitstrekt van de scheepvaartroute tot bij de zandbanken voor de kust en is de doorvaart daarvan streng verboden. Die route leek me niet raadzaam omdat ik alleen hetzij via een scheepvaartroute, hetzij heel dicht onder de kust daar langs kon. De alternatieve route was rechtdoor aan de noordwestzijde van de grote scheepvaartroute tot de ‘rotonde’ halverwege de Maasmond en Harwich om daarvandaan koers te zetten naar IJmuiden. Die route leverde weinig moeilijkheden op. Veel wind stond er niet maar wel flink wat getijdenstroom, waardoor je genietend met de stroom meespoelt en 6 uur later geërgerd tegen de stroom in kruipt, maar dat hoort er nou eenmaal bij.
Op de derde dag na vertrek uit Yarmouth kreeg een vliegtuigje van de Nederlandse kustwacht mij in beeld en kon ik mij onderwerpen aan weer een ondervraging, maar ditmaal in mijn eigen taal. Ook nu werd de ondervraging besloten met wensen voor een goede vaart. Dichter bij de kust werd ik weer opgeroepen door de kustwacht voor aanvullende informatie over waar ik wilde overnachten en mijn ETA. Kortom, alle landen waar ik langs kwam hielden mij nauwlettend in de gaten, maar zonder mij feitelijk te hinderen in mijn plan.
Mooi is het dan als je tenslotte de hoogovens in beeld krijgt. Witte rook! De reis is over een paar uur ten einde en de missie is geslaagd. Eenmaal in Nederland blijkt mij als watersporter geen strobreed in de weg gelegd te worden op mijn route en wordt de bediening normaal uitgevoerd op de sluizen IJmuiden, Oranjesluizen, Schellingwouderbrug, Houtribsluizen en Ketelbrug. Zondagochtend 25 april om 11 uur voer ik mijn eigen box weer in in Ketelhaven, ongeveer vier weken na vertrek uit La Gomera. Met een heel voldaan gevoel.