Verhaaltje.
Wij hebben een houtkacheltje aan boord, vinden het beiden leuk brandhoutjes te gaan “sprokkelen”
Je bent in de ongerepte natuur, hebt lichaamsbeweging (en hoe) en je vind wel eens iets.
We hebben geleerd welk hout dat in de “maquis” groeit het beste is. Insectenvrij en erg hoge calorische waarde. De struik is een soort brem, ontwikkelt takken tot max 4 cm diameter. Die struiken sterven af, drogen en dan zijn ze een gevaar voor de bos/ berg hellingen want dat spul brand als benzine. Ik breek het hout in handlange brokjes en draag die dan in een tas naar de waterrand. Alweer een week koken / verwarmen.
In Turkije leerden we te gaan sprokkelen waar men niet gezien word. Want, zelfs als wandel je in een staats natuurgebied, en zijn altijd wel locals die vinden dat wij als “yabanci” ofte buitenlanders eigenlijk zouden moeten betalen voor “hun” rotzooi.
Je leert, we wandelen vaak op plaatsen waar de laatste 30 jaar geen mens meer was. Je vind wel eens iets, meestal dode dieren, ik heb echter ook het skelet van een mens gevonden. En meerdere Lycische graven, allen geopend. Het gedeeltelijke skelet had geen kleding meer, er zit daar veel wild, ik heb behalve mijn vrouw niemand verteld van mijn vondst. Helpen kon je niet meer en een hoop gedoe met politie en zo wilde ik niet. Had wel een vermoeden wie het kon zijn. Begin 2000 winterde er in die streek een Zwitser. Hij had een ferrocement jacht en maakte zowat iedere dag lange wandelingen in de bossen en bergen van Kapidagi en omgeving. Onbewoond gebied, iedereen vermoedde dat hij op zoek was naar de Lycische goudschat waarover onder de locals gepraat werd.
Ik vermoed dat ik Gerard gevonden heb jaren nadat hij verdwenen was. Op een rotsrichel waar zelfs geiten het moeilijk hadden. Slechts enkele meter van een grot. Een slang? Hartaanval?
Ik denk er nog vaak aan als ik een helling opklim en mijn hart klopt als een voorhamer.