15 november, 15°C. Vandaag zetten we voor het eerst onze verwarming een keertje aan. Al na 10 minuten is het 23°; werkt dus prima in ons geïsoleerde bootje. We liggen in een kleine haven voor Rome dat we besluiten niet aan te doen: deze miljoenenstad is niet op een dagje te bezoeken. Daar zullen we later wel eens een midweek aan besteden, zover van huis ligt dat nu ook niet.
Met uiterst rustig weer tuffen we over een oliegladde zee richting Anzio. De boot is opnieuw afgeladen vol eten en ander lekkers, de watertank klotst tevreden met zijn bolle buik en de motor gromt opgewekt met nieuwe diesel door zijn leidingen. Het laatste weerbericht voorspelt alleen maar mooi weer, geen wind en volop zon! Het wordt een luie dag zoals een vakantiedag bedoeld is: onderuit gezakt boekje lezen, languit in het gangboord een uiltje knappen en veel eten. Bladerend door de pilot lonken de Pontine-eilanden en met het voorspelde mooie weer erbij kunnen we niet aan de lokroep weerstaan: morgen gaan we naar Ponza, het grootste eiland van de kleine archipel met enkele ankermogelijkheden en een haven waar het nog onduidelijk is of er geankerd mag worden of niet. In de zomermaanden is het een populaire bestemming vanuit Rome; dan wordt de haven overspoeld met ankeraars waardoor de ferry’s niet meer kunnen passeren. Nu zou zo goed als heel de baai verboden terrein zijn.
Wat een heerlijke dag! We ankeren uiteindelijk naast de haven van Anzio, voldoende beschut door de pier en de vorm van de kaap. Mijn vrouw kookt weer een heerlijk menu, overladen met de meest fantastische champignons die in Italië werkelijk heel goedkoop zijn. Er blijft geen stukje over, de borden worden net niet uitgelikt, maar wel grondig uitgeveegd met van dat lekkere Italiaanse brood! Nog meer onderuit gezakt dan we al de hele dag gedaan hebben, besluiten we vroeg te gaan slapen: Ponza ligt een goede 40 mijl verder, de kust is omgeven door scherpe onder water stekende rotsen en is volgens de pilot best bij daglicht aan te lopen. Dat wordt wekker zetten, pakt om 5 uur ’s morgens. Met het oog op een vroeg vertrek leggen we de zesjarige dochter op de langsscheepse bank, veilig achter haar slingerzeil. Zo kan ze lekker blijven liggen als we uitvaren.
Van slapen komt niks in huis: de wind is nog vollediger gaan liggen dan ze al deed en we rollen verschrikkelijk op de deining. Rol. Rol terug. Rol. Rol terug. Rol. Om middernacht zegt mijn vrouw de intussen legendarische woorden: “Ik heb het hier gehad! We zijn weg!”.
We dromen al lang van een nachtzeiltje, ons eerste!, en gezien het weer en de staat van de zee lijkt het een uitgelezen kans: aankomst voor de middag, we winnen zo een halve dag! Er staan miljoenen sterren en een halve maan beschijnt de zachte zee. Doen we het? We doen het! We halen vlug het anker op en hijsen alle zeilen, optimistisch als we zijn. En kijk, na een half uurtje staat er een zuchtje van 8 knopen. De motor gaat uit, zintuigen op scherp. Zachtjes glijden we door het water, nauwelijks helling. We laten enkele kleine vissersboten achter ons, zien langzaam de lichtjes op de kant verdwijnen en zijn dan volstrekt alleen. De wind neemt een tikje toe naar 10 – 12 knopen en met een comfortabele 6,5 knopen door het water genieten we volop van deze prachtige nacht! We gluren even naar binnen en zien onze kroost zachtjes wiegen en lekker slapen. Het volgende uur zien we de wind verder toenemen, eerst 14 knopen, dan 18. We steken een rif in het grootzeil. Dochterlief steekt even haar kopje buiten en kruipt dan weer lekker achter haar slingerzeil onder de dekens.
Het gaat enkele uren lekker. Dan gebeurt er iets wat we niet voorzien hadden: de wind blijft toenemen, 24 knopen, 26 knopen…, de golven stapelen zich op. Jitse, de scheepshond, ligt er wat slapjes bij: zeeziek. Mijn vrouw haalt haar naar boven, in de kuip. Nauwelijks zit ze terug neer of het klinkt van beneden: “Mama, ik voel mij niet lekker!”. Opnieuw naar beneden om onze dochter een poepsnoepje te geven tegen zeeziekte (ze heeft al overgegeven in de lavabo), haar aan te kleden en te helpen zodat ze in de kuip kan komen zitten. Ondertussen wordt ook mijn vrouw zeeziek… Ikzelf ben ook niet meer de fitste.
We lijken meer en meer op een hoopje ellende. De rukwinden zwepen het water op, de golven beuken schuin in en ik moet gaan liggen om niet ziek te worden. We nemen een pilletje, maar eigenlijk is het al te laat. Telkens als ik mij wat rechtzet om rond te kijken voel ik een wee gevoel in mijn maag en moet ik snel terug gaan liggen, hoofd naar het roer gaat het beste. De automatische piloot is de enige die onverstoorbaar zijn werk doet. Gelukkig maar. De wind zit nu boven de 30 knopen met zeer hevige rukwinden tussenin. Op fok en een rif in grootzeil hebben we veel te veel zeil staan. Reven zit er niet in, daarvoor acht ik mij nu niet in staat en de bemanning geeft ook niet de indruk te kunnen helpen. Ik loos de schoten maximaal, de achterlijken klapperen, het kan me niets schelen. Liggen. Wat stond er alweer in de pilot? “In winter close to the coast there can be vicious squalls, especially near Ponza”.
Met moeite denk ik aan een alternatieve route, een andere haven richting vaste land. Voor zover ik me kan herinneren is er niks; Circeo was moeilijk aan te lopen wegens een grote ondiepe zandbank voor de ingang, Sperlonga was maar 1 meter diep en Gaeta… wat was daar alweer mee? Te ver. Liggen. Nog eventjes, dan zal het over zijn.
Langzaam begint het aan de horizon licht te worden. We hebben nu zicht op wat er rondom gebeurt. Niet opbeurend, maar het helpt wel wat om de bewegingen van de boot te voorspellen. We worden grondig door elkaar geschut. Dochter en vrouw geven om beurten over in het gangboord. Of waar ze geraken. In het begin deed ik nog moeite om het weg te spoelen met de puts. Nu niet meer. Gelaten, onverschillig: wat maakt het uit? Het weeë in mijn maag neemt wat af. Nog eventjes. De hond ligt plat op de buik, vier poten opengespreid, van links naar rechts te schuiven, te trillen en te jammeren en doet pipi van de schrik. Als mijn vrouw en dochter voor de zoveelste keer samen overgeven en daarbij een golf in hun gezicht krijgen, maken ze een grapje over hoe lekker dat kan opluchten. Wat een bemanning!
We worden murw gebeukt. Er is iets veranderd. Wat is het? Opzij. Van opzij deze keer. De golven spatten met geweld tegen de rand en vliegen razend over het dek, tot hoog in het grootzeil, schuimend alsof een groot bruistablet onder en over de boot aan het oplossen is. Vanaf de giek krijgen we een hevige douche. Ik hef mijn hoofd op vanuit mijn ligpositie. Schuin. We gaan te schuin. De boot herstelt zich en enkele minuten blijft het relatief rustig. Wat een goede boot. Golven komen terug schuin van voor. Ik kan gaan liggen, het is ok. De zon komt langzaam op, in de verte zien we Ponza liggen. De zee weet van geen ophouden en de wind moedigt haar aan. Dan een enorme golf… Alweer van opzij. Beuk! De boot wordt meters verplaatst, water loopt van voor naar achter door de gangboorden. Deze was anders dan de vorige. Ik zet mij met moeite in beweging, trek me recht en kijk over de reling. Voor mij doemen twee kanjers van golven op, heel kort na elkaar. Niet goed! De eerste komt ruisend aan en tilt ons op. De boot begint veel helling te maken, we zitten gevangen in de reuzenlift. Borrelend vervolgt de golf zijn weg en breekt net nadat ons bootje uit mocht stappen. De boot herstelt zich snel. Veel tijd om te bekomen hebben we niet, want dadelijk daarna wordt alles herhaald bij de tweede golf. We zitten blijkbaar aan de goede kant: ook deze borrelt en gorgelt verder zonder ons om te gooien. Dit is een gevaarlijke situatie; we kunnen omver gekieperd worden.
Mijn zeeziekte is op slag verdwenen. Ik sta stevig achter het roer, doe de stuurautomaat weg en bekijk de omgeving op een andere manier. We zullen hier eens tegen vechten! De koers wordt verlegd om de golven op te vangen. Een zeil wordt anders getrimd. Het is zonnig en blauwe lucht. Ik kan terug helder denken. De kaart van Ponza zit in mijn hoofd: de haven ligt aan de oostkant, open naar het noordoosten. Daar komen ook de wind en de golven vandaan, dus die optie valt af. Aan de westkant zouden we beschutting moeten krijgen tegen de golven en hopelijk ook de wind. Er zijn twee ankerplaatsen: Cala dell’ Acqua en Cala di Feola, allebei kleine baaitjes met middelmatige ankergrond en rondgestrooide rotsen onder water. Dat belooft.
Het zelf beginnen sturen heeft ook iets aan de zeeziekte van mijn vrouw gedaan. Ze toont opnieuw interesse in wat er om ons heen gebeurt. Rond 8u30, na 42 vermoeiende mijlen, varen we in de luwte van het eiland. De golven vallen volledig weg. Dat kan niet gezegd worden van de wind: die zit constant rond de 30 knopen met vooral erg krachtige rukwinden als tussendoortje. Van zodra we uit de golven zijn, neemt mijn vrouw het roer over, doe ik de fok weg en steek een extra rif. De rust keert weer. We varen even wat rondjes om te overleggen wat we gaan doen. Cala dell’Acqua valt af: er ligt een groot vrachtschip voor anker. Is het een bevoorradingschip of is het ook op zoek gegaan naar beschutting?
We genieten terug van de omgeving en uiten beiden onze bewondering voor de mooie witte rotsen van het eiland. Voorzichtig varen we de kleine baai in en laten ons zo weinig mogelijk verrassen door de rukwinden. De beste plek achter een pier wordt ingenomen door tientallen meerboeien en kleine vissersbootjes. Er ligt zelfs een andere zeilboot. Die ligt wel aan vier ankers vast! Het blijkt iemand te zijn die de boot aan het opmaken is.
“With gales from almost any direction there is a heavy scend into here, making it unsafe. A yacht should leave at the merest hint of bad weather”
Ongeveer in het midden vinden we een grote zandplaat, daar rond zijn rotsen en snel oplopende kliffen. De eerste ankerpoging brengt ons vlak voor de gemeerde zeilboot en laat ons geen ruimte om extra ketting te steken. Opnieuw dan maar. Zo ver als we durven varen we naar de rand van de zandplaat en laten het anker vallen in 11m diep water. Ik steek 50m ketting, alles wat we hebben, en ook al waait het nog steeds 26 knopen, toch trekken we tot maximum motortoerental het anker in. Dat zit, leve Rocna! Het is prachtig weer, warm en heel zonnig. We laten onze vermoeide botten een beetje opwarmen, geven de kuip en gangboorden een emmerdouche en samen met de stukjes heerlijke Italiaanse champignons die op de meest onmogelijke plaatsen zijn terecht gekomen, verdwijnen ook de laatste restjes zeeziekte overboord. Rond de middag gaat de wind volledig liggen… Mijn vrouw en dochter kruipen even samen in bed, ik nestel mij naast de hond heerlijk in de kuip.
Als we voldoende bekomen zijn brengen we een achteranker uit. We liggen zo krap naast rotsen dat veel draaien er niet inzit. De kleine Fortress FX11 wordt met tien meter kettingvoorloop overboord gezet. Het anker is normaal voor boten rond de 30 voet. Als achteranker heeft het tot nu bijzonder goed zijn best gedaan. Daarna roeien we naar de kant om op ontdekking te gaan. De omgeving is adembenemend mooi met steile rotswanden in lichte tinten en vele sculpturen uitgesleten door jaren van geselen met wind en water. Er zijn zelfs zeegrotten en natuurlijke tunnels uitgesleten waar je met de bijboot doorkan. Een leuke verrassing daarbij is dat je uitkomt op een minihaventje, volledig afgesloten van de grotere baai.
Het is er slechts een halve meter diep zodat er enkel kleine motorbootjes liggen van lokale vissers. De baai heeft meerdere geultjes van maar net een boot breed. Het lijkt erop dat die dienen om de bootjes af en toe op de kant te krijgen voor onderhoud. In de steile rotswanden zijn grotten uitgekapt die nu dienst doen als opbergplaatsen. Binnenglurend ontwaren we stapels parasols en bedjes om de zomergasten op en onder te leggen. Nu is alles leeg en verlaten en kunnen we ongestoord rondklauteren.
Het restje dag dat nog overschiet is snel voorbij. De dagen zijn kort, de nachten lang. Als we al hadden gehoopt om deze nacht eens lekker bij te slapen, dan blijkt dat nu een zinloze verwachting geweest te zijn: de wind is terug. En hoe! Het zijn ware valwinden die van de steile, loodrechte wand naar beneden razen. We zitten constant rond de 30 knopen, maar de aanhoudende valwinden zijn fenomenaal harder. En plots! Alsof je een onverwachte harde duw in je rug krijgt; zo voorbij maar wel hevig. De windmeter heeft een vertraagde weergave en kan niet volgen, tracht bij te benen tot 45 knopen en is dan te laat: het waait al terug 30 knopen. Een aanhoudende fluittoon door het want maakt het spektakel compleet. De boeg wijst gelukkig in de goede richting, alhoewel de wind soms schuiner invalt. We gieren een heel eind en dan komt het achteranker in werking. Als de valwinden op hun hevigst zijn staat het ankerlint snaarstrak en maakt dan een zingend geluid, poiiing! Ik voel aan het lint, het is zo hard als staal door de kracht die er op staat. Eén scherp randje aan de boog van het zonnepaneel en het lint zou zo doorgesneden worden. Bezorgd voel ik eens rond. Er valt gelukkig niets te ontdekken.
Hoeveel kracht kan het kleine aluminium ankertje hebben? Ik schat het gieren in en geef daarna meer ankerlint. Het gieren kan dan wel verder doorgaan, maar ik hoop zo de krachten op het achteranker wat in te perken. We komen dicht in de buurt van de rotsen; meer speling mag echt niet! Hoe zit het vooraan? Ik kruip over het gangboord naar voor. Geen risico’s nemen: als ik nu rechtsta vlieg ik gegarandeerd met de volgende valwind overboord. Daar is er een! Het pakt op mijn adem en ik moet mijn hoofd wegdraaien om te kunnen ademen. De ankerketting trekt zich strak, schuimstrepen vliegen voorbij. De extra lijn die aangebracht is om de ankerlier te ontlasten rekt uit. Voor de zekerheid breng ik nog een tweede lijn aan en verdeel de krachten over de twee bolders. De scoop is slechts 1:4 maar het lijkt erop dat het anker een goede houvast heeft. Terug naar de kuip. Daar blijkt de extra speling in het ankerlint niet de beste keuze: tijdens een windstoot komt er zoveel speling in dat het lint zinkt. Als nadien het gewicht van de ankerketting de boot terug naar voor trek, draait het lint zich rond het roer! Alle krachten komen nu op het roer terecht! Poiiing! Weer trekt het zich snaarstrak, de helmstok vliegt naar de andere kant. Dit moet anders. Van zodra de spanning eraf is, maak ik de boel los met een pikhaak. Het lint is zwart van de antifouling. De overtollige speling neem ik weer weg: het achteranker zal wel langzaam krabben als de krachten te groot worden. Hoop ik.
Het wordt een roerig nachtje. Machtig, die wind, dat wel. Ook een constante ongerustheid als er weer een hevige valwind naar beneden komt razen. We zijn echter perfect blijven liggen. De ochtend brengt alweer een blauwe hemel en zon: om 9u is het al 22°! De wind is een beetje gaan liggen, rond de 21 knopen, en we ontbijten in de kuip. Tegen de middag wordt het rustig en gaan we met de bijboot naar de kant om een grote wandeling over het eiland te maken.
Het dorpje is verlaten. De kubistische huisjes hebben zachte blauwe, gele en roze tinten. De straatjes zijn smal en kronkelen tegen de heuvel op. Het ziet er allemaal lief uit, maar heeft niet de verwachte charme die wij bijvoorbeeld wel op Elba hebben ervaren. Terug aan het water varen we nog eens door de tunnels, meren aan in de afgesloten kom en vieruren op de rotsen. Lekker in de zon, ontspannen en genietend. De wind is volledig weg, het zal een rustige nacht worden. Al durven we dat niet luidop te zeggen.
Het blijkt gelukkig te kloppen deze keer. Danig onder de indruk van de vorige nachten besluiten we terug naar het vaste land te varen. Wat een foute weerberichten waren dat? Als de wind de baai indraait zitten we hier letterlijk gevangen in een gevaarlijk gat! Meer dan een uur worstelen we om het achteranker los te krijgen. Ik denk dat het meters de grond ingetrokken is! Met de ankerlijn vastgebonden aan de bijboot geef ik volgas en beetje bij beetje komt het anker naar boven. We kunnen weg. Het waait ondertussen terug 15 knopen en een pittig zeetje verwelkomt ons rond de kaap met de wind pal tegen.
Amper 3 mijl na het laatste eiland van de archipel is het bladstil, olieglad en snikheet. Het blijft zo de hele week. Zoals van in het begin voorspeld. Het is duidelijk dat een lokaal weerbeeld ons een wijze les heeft willen leren: eilanden die meer dan 10 mijl uit de kust liggen kunnen totaal ander weer hebben. Sindsdien bekijken wij de weerberichten dan ook op een andere manier, hechten vooral belang aan de verwachte golfhoogte en -richting en veel minder aan de voorspelde windkracht.
Sindsdien spreken wij van “Ponza-weer” als het nog eens begint te spoken op zee…. En als mijn vrouw nog eens zegt: “Ik heb het hier gehad! We zijn weg!”, dan denken we nog eens twee keer na!