Gisteren noteerden we, net op de Saône aangekomen en afgemeerd bij Port Royal in Auxonne: 238. Sluizen wel te verstaan. In alle soorten en maten zijn we ze gepasseerd. In België nog vaak samen met een vrachtschip, op de Franse kanalen altijd alleen. Wat een rust, wat een vrijheid. Er waren vele dagen bij dat we geen enkel ander schip hebben gezien. Uitsluitend wandelaars, fietsers en vissers die we steevast begroeten met een zo Frans mogelijk 'bonjóur!'.
De meest spectaculaire sluis was toch wel die van Strépy-Thieu in het Canal du Centre in België. Die lag niet op onze oorspronkelijke route. Maar vanwege stremmingen bij sluizen op het Canal de la Meuse hebben we voor een alternatieve route gekozen. Weliswaar ruim 150 kilometer 'om', maar op deze manier konden we in ieder geval blijven varen i.p.v. stil te moeten liggen tot half november.
Het Canal du Centre is saai, recht, het water is vies en er is weinig te beleven. Totdat we via een aquaduct bij de ascenseur Strépy-Thieu aankomen… een Efteling-attractie is er niets bij! Al de hele dag heb ik kriebels in m'n buik omdat ik weet dat deze enorme schepenlift vandaag op ons pad komt. We varen met ons schip een grote bak met water in. Het takketakketakketak-geluid van een achtbaan klinkt en de badkuip met water wordt rimpelloos in nog geen 10 minuten zo’n 70 meter naar beneden gelaten. Wat een belevenis! Ik weet niet goed hoe ik het moet fotograferen en filmen om het realistisch te laten zien aan het thuisfront. En ondertussen wil ik ook nog genieten van het gebeuren. Beneden aangekomen lijken we in Teletubbieland te zijn beland. Het decor van die serie moet als voorbeeld hebben gediend voor de perfect gecreëerde groene glooiende heuvels met gerangschikte boompjes welke rondom het sluizencomplex zijn aangelegd.
Natuurlijk bezoeken we ook het historische kanaal Du Centre met de oude schepenliften. In vervlogen tijden werd je namelijk via 4 liften met ieder ongeveer 17 meter verval naar beneden gebracht. We hebben geluk, er vaart juist een rondvaartboot door het oude kanaal en we zien één van de historische liften dus ook nog in werking. Het gevoel van het saaie kanaal is in één klap verdwenen, het is een topdag!
Wij Nedelanders zijn trots op onze water-kunstwerken. En terecht! Maar de Belgen en Fransen kunnen er ook wat van. Alle denkbare manieren van het openen en sluiten van sluisdeuren zijn de revue gepasseerd: zoals normaal een deur opent en sluit, opzij schuivend, omhoog liftend, voorover in het water zakkend, noem het maar op en het is er. De ontwerpers hebben blijkbaar de vrije hand gehad op het gebied van creativiteit.
Op de l'Escaut (het Franse deel van de Schelde) en vervolgens de Franse kanalen worden de sluizen steeds kleiner tot de maat van een spits (de enige vrachtschepen dit hier kunnen varen). De spitsen zijn 38 bij 5 meter, de sluizen 39 bij 5,5 meter. Mijn bewondering voor de stuurmannen (en -vrouwen) van deze schepen is groot! Langzaam en beheerst varen zij, zonder iets te raken in en uit de vele sluisjes. Op de tussenliggende trajecten ligt hun snelheid niet boven de 3,5 knoop. Op de kanalen mag niet hard gevaren worden om te voorkomen dat de oevers beschadigen. In Chalon-en-Champagne spreken we een uiterst relaxte Nederlandse kapitein van een spits, compleet met geruite blouse, geloof, hoop en liefde in zijn oor, gebreid mutsje en de meest felblauwe ogen die ik ooit gezien heb. Hij houdt ervan om op de kanalen in Frankrijk te varen, er wordt niet gehaast, neem de tijd is het motto, je kunt overal aanleggen en niemand die daar moeilijk over doet. Afgelopen jaar was hij in totaal slechts twee maanden in Nederland. Hij vaart morgenochtend naar de silo iets verderop om brouwersgerst te laden. Dat vervoert hij dan naar Lieshout. Wij denken nog een keer aan hem als we één van de laatste blikjes Bavaria open trekken en ons afvragen of wij al onthaast zijn. We menen van wel, maar als we iets langer dan gewoonlijk moeten wachten tot een sluisdeur op gaat kijken we elkaar toch weer vol ongeduld aan...
Bij de l’Escaut denk je aan een brede, druk bevaren rivier. Als we deze 'rivier' opvaren lopen we echter gelijk vast. Oh nee toch! We zullen toch niet nog meer moeten ‘om varen’?! Please, laat de l’Escaut diep genoeg zijn. Motor in de achteruit, vooruit, achteruit, en ja we zijn weer los. Een paar meter verder naar bakboord lukt het wel. Met 20 centimeter onder de kiel blijft het echter spannend. Ik zie een vertwijfelde blik achter het roer, een gespannen snoet. Mijn opgewekte stemming is omgeslagen in een soort examenstress. We zullen toch geen dagen, laat staan weken, in (te) ondiep water hoeven te varen? Wat voor vertrek nog zo heerlijk avontuurlijk leek, de romantische smalle en ondiepe kanalen, voelt nu meer als een vervelende droom. De omgeving is prachtig, we varen door met herfstkleuren getooide bossen, pittoreske dorpjes, maar we kunnen er niet van harte van genieten. ‘Laten we aanleggen bij de eerstvolgende Halte Nautique die in de Vaarwijzer is vermeld.’ Direct na een laag houten bruggetje buigen we af. BAM! Weer vast. Weer heen en weer, heen en weer. Nogmaals heen en weer, en nogmaals. Yes! Los! ‘Zullen we maar een ander plekje zoeken?’ ‘Goed plan!’ Het duurt niet lang voordat we bij de volgende uitdaging zijn aangekomen: Het eerste sluisje dat we zelf moeten bedienen. Met een afstandsbediening om de deuren te openen en het schutten in gang te zetten wel te verstaan. Via een intercom melden we ons bij een sluiswachter en via een luikje in het onbewoonde sluiswachtershuisje krijgen we de afstandsbediening aangereikt. Hihi. Grappige combi, zo’n lekker kneuterig huisje en zo’n hippe techniek.
We zijn een topteam. Helemaal gewend aan de smalle, ondiepe kanalen, aan een dieptemeter die 0,0 meter water onder de kiel aangeeft. De bodem is modderig, echt vastlopen doen we niet. Zelfs niet als we spitsen tegenkomen en zeer dicht langs de spits en de oever moeten varen. Het ene na het andere sluisje wordt op afstand geopend, landvasten om de bolders geworpen (we trainen voor de kampioenschappen lasso werpen), knop voor het schutten indrukken, de HM borrelt en bubbelt omhoog. En weer verder! De omgeving is prachtig, na elke bocht weer andere mooie bossen en vergezichten. Voor ons geen rimpeltje op het water. IJsvogeltjes op de stenen rand van het kanaal, kwetterende vogels, heel veel reigers, eenden, ganzen en watervogels die we niet kennen. En een dikke rat die snel een holletje in glipt.
Na de 13e sluis vinden we het bijna welletjes voor vandaag. Maar als we er nog 8 doen dan kunnen we morgenochtend om 9.00 uur door de 5,5 kilometer lange tunnel van Riqueval gesleept worden. We zitten in de juiste flow, dus doen!
De volgende ochtend varen w in een dromerige ochtendmist naar het begin van de tunnel. Alsof een rookmachine lieflijke wolkjes boven het spiegelachtige water heeft geproduceerd. Alles kleurt pastel en ademt frisheid. We worden aangehaakt achter een sleepboot die op elektriciteit en via een ontzettend dikke ketting in het water voortbewogen wordt. De HM wordt een donkere buis van 3,5 meter hoog en 5,5 meter breed ingetrokken. We hebben de bovenkant van de achterbrug, naast de zonnepanelen, beschermd met fenders. Voor het geval dat… het blijkt niet nodig. Voldoende hoogte, maar vooral een goede kapitein zorgen ervoor dat we er veilig doorheen komen. Het is koud en donker in de tunnel. En de ketting van de sleepboot maakt een hels kabaal. Ik ga maar een warm bakje koffie zetten. Na zo’n anderhalf uur zien we licht en ruiken we buitenlucht. Het lichte ovaal wordt steeds groter en feller. Langzamerhand verschijnt er wat kleur in. Smaragdgroen, goudgeel, diepblauw. Als we buiten komen zijn we beland in Droomvlucht, of in het sprookjesbos? Ik verwacht elk ogenblik een elfje te spotten of Hans en Grietje te zien. Wauw! Wat is het hier oogverblindend mooi. Bijna (of helemaal?) perfect. Ben ik hier echt? Jaaaaa! Het Canal de Saint Quentin kronkelt en kabbelt als een smalle kreek door een sprookjesland, niet alleen het water schittert hier.
De Franse kanalen zijn prachtig. De ongerepte natuur, de roofvogels die boven ons zweven, de rust, het zijn ideale reisgenoten. Zo ook de medewerkers van de VNF (de Franse Rijkswaterstaat). De VNF-mannetjes rijden de hele dag in hun witte autootjes langs de kanalen. Zijn vliegensvlug ter plekke als een sluisje stuk is en zeer behulpzaam. Ook de Haltes Picnique en Haltes Nautique (gratis overnachtingsplaatsen in of bij een dorp of gehucht, vaak met water, electriciteit en wifi) maken een hele strakke planning niet nodig. Alleen boodschappen slaan we telkens voor een aantal dagen in.
Boulangeriën en kruideniers hebben het in de kleine en soms vrij verlaten dorpen niet overleefd.
Tegen de tijd dat we bij de handbediende sluisjes in Midden-Frankrijk, op het Canal entre Champagne et Bourgogne (de huidige meer romantische naam voor het Canal de la Marne a la Saône) zijn aangekomen is het weer omgeslagen. Het is fris en grijs. Door mee te helpen met het opendraaien van de sluisdeuren blijf ik lekker warm. Elke dag, zodra we aangemeerd zijn, maakt Koen de wierpot leeg en blaast hij de koelwaterleiding door. Door de vele herfstbladeren en waterplanten raakt deze namelijk snel verstopt. Op dagen dat het erg hard waait en/of regent varen we niet of hele korte trajecten. Dan wandelen we of fietsen in de omgeving. Zo komen we de herfst wel door.
Foto’s: VNF-man + halte nautique + herfstongemak + Joinville
Een VNF man repareert een sluisdeur
Een Halte Nautique in Riaucourt
Veel waterplanten en herfstbladeren
Joinville aan de Marne
En nu zijn we dus op de Saône. Nog zo'n 550 kilometer en 19 sluizen te gaan. Vanochtend ijskristallen op de luiken en het teakdek. Het kacheltje maakt overuren. De hemel is strakblauw, maar de thermometer geeft winterse temperaturen aan. Ondanks veel stoken en goed ventileren ontstaat veel vocht in de boot. We verwachten over een dikke week in Lyon te zijn en hopen op wat meer Mediterraans weer. De Saône, maar vooral straks vanaf Lyon de Rhône brengen weer nieuwe uitdagingen met zich mee. Zin in!
Meer foto's en reisverhalen kun je vinden op www.deheavymetal.nl.