Welkom  

   

Mijn Menu  

   

What's Up  

Geen evenementen
   

Wedstrijd  

Geen evenementen
   
   
   
   
   
   
   
   
   
   
   
   
   
   

Vakantieperikelen van Marjanne en Albert, deel 12

River Deben – Walton on the Naze.

Op een mooring (boeitje) liggen is ideaal, bij aankomst geen gedoe met fenders voorgaats halen en buitenboord hangen, ook de trossen blijven weggeborgen.
Je vaart langzaam tegenstroom naar de mooring, pikt het stropje op, legt dit om de voorbolder, de machinekamer wordt bedankt en rust in de tent.
Je hebt niet het gedonder dat je midden in de nacht je vlooienbunker uitmoet om tegen laagwater de trossen nog wat op te slacken.
Ook krijg je geen “buren” langszij, laat staan dat ze midden in de nacht met hun bezopen kop via jouw schip weer aanboord komen stampen.
En ga je met je bijbootje de wal op, dan weet je dat een ander niet zomaar even bij jou aanboord stapt.
Wel je bijboot hoog tegen de oever optrekken en met een kettinkje en hangslot vastzetten.
Een bijkomend voordeel van een mooring is, er komt zelden of nooit iemand langs voor havengeld.

Do. 14-06-,07
We hadden gisteravond niet de behoefte om de wal op te gaan.
We hebben met een glaasje wijn en wat te kanen, lekker ontspannen in het zonnetje gezeten.
Toen het donker werd en de sterren verschenen hebben we nóg een flesje opengetrokken en zaten tot ver na middernacht te genieten van de rust, het enige wat we hoorden was het zachte vriendelijk kabbelen van de stroom langs de boot.

Het is 06:20 uur en de zon voelt al lekker aan op mijn blote rug.
Onze Bukh diesel laat zijn eenentwintig paarden warmlopen.
Marjanne geeft even een paar klapjes vooruit, de spanning is van het stropje, ik laat het overboord glijden en los zijn we.
Terwijl Marjanne, vakkundig rekening houdend met de stroom, ons tussen alle moorings door naar de vaargeul brengt, sta ik nog even op het voordek te genieten van de mooie omgeving.
We gaan weer naar zee en zo hoort dat ook.
We komen buiten er staat wel deining, maar golven zijn er amper.
De wind is E.S.E. 1-2 , het zicht is redelijk, maar de zon laat het nu een beetje afweten.
We zeilen niet hard maar komen wel vooruit, gelukkig hoeven we niet ver.
Vandaag laten we Felixstowe en Harwich links eh, ik bedoel aan stuurboord liggen, want we gaan naar Tich Marsh, een groot getijden moeras achter Walton on the Naze.
We hebben Felixstowe dwars, hier aan de zeekant lijkt het, met zijn Victoriaanse hotels en pensions, in niets op een zeehaven maar als je wat verder om de zuid kijkt, steken de containerkranen boven alles uit.
Daar ver vooruit, bij Harwich, zien we schepen in en uit varen.
Kijk, een passagiersgebakkie, een beetje ver weg, even volledig inzoomen en maar hopen dat het plaatje niet al te vaag wordt.


We steken de aanloop naar Harwich, precies bij de verplichte crossing, haaks over.
Er is hier al eens een Hollandse plezierschipper door de rechter veroordeeld tot een gigantisch hoge boete, de loods van een groot schip had gemeld dat hij de geul schuin overstak en die containerbak in de weg zat.

Voorbij Harwich gaan we SB uit, de ondieptes beginnen al een paar mijl uit de kust maar met dit rustige zeetje zijn de boeitjes al van ver te zien.
We varen nu, op de motor, tussen de zandbanken door en volgen de kronkelende geul om het schiereiland heen.
Nu komen we in het moerasgebied met allerlei kreekjes terecht, erg mooi en met veel vogels die hier naar voedsel zoeken.

Ik hou angstvallig de hoofdgeul aan met een kielschip moet je geen rare dingen doen en zeker niet verdwalen in een getijden moeras.
We naderen de moorings in Twizzel Creek.


Aan BB zien we The Naze Lt. ho. aan de andere kant van het schiereiland aan zee staan.


Het doet een beetje vreemd aan, midden in een natuurgebied, een behoorlijk pikheetje weg van de bewoonde wereld, ligt, eenzaam en verlaten, een hele rits boten op de moorings.
Toch, misschien wel omdat er nergens een mens aanboord is, verstoren ze het beeld niet.

Tussen al het “Tupperware” liggen ook heel wat klassieke scheepjes, daar hebben die Limey’s toch wat meer gevoel voor dan Jan Kaas.


Om eerlijk te zijn, ook ik kíjk liever naar een houten klassieker, dan dat ik er aan werk.


09:40 We draaien de kop in de stroom en pikken het stropje van een mooring op.
Ik hang de twee pk. geweldenaar aan de rubberboot en breng Marjanne nog een paar mijl verder naar een steiger, van daaruit is het nog maar drie kwartier lopen naar Walton on the Naze.
Ik kan helaas niet met haar mee, want er ligt nog belangrijk werk op me te wachten.
De twee pk. duwt me dapper tegen de stroom in terug.
Wat ligt ons “Zeebeest” daar mooi op de mooring, dat moet op de kiek.


Ik klim aanboord en maak de vanglijn goed vast, want als je hier in de rimboe je bijbootje kwijt raakt, ben je goed genaa…eh, gemanicuurd.
Marjanne zal bellen als ze het dorpje weer uitwandelt, dan kunnen we ongeveer om dezelfde tijd bij de steiger zijn..
Plichtsgetrouw, leg ik mijn telefoontje naast mijn kussen, want ik moet hoognodig een uurtje naar het lek luisteren.


Naar de markt.

Waar ben ik en wat is dat voor een kolere herrie?
Verdomme het is mijn mobieltje.
‘Ja hallo, wie is dat en wat mot je?’
‘Hoi schat, kom je me halen?’
‘He halen wat bedoel je? O ja, ik kom eraan.’
‘Je lag weer te slapen hè?’
‘Helemaal niet, ik lag naar het lek te luisteren. Slapen, poeh, hoe kom je erbij?’
‘Oké, als jij het zegt en hoe is het met het lek gesteld?’
‘Ja hoe kan ik daar nu achter komen als jij me steeds wak.. eh stoort?
Maar ik kom eraan, tot zo.’

Stram kom ik aan dek, wrijf mijn ogen uit en kijk om me heen.
We liggen nog steeds keurig op de mooring en de rubberboot, 2.30 m. lang, hangt netjes achter de kont van het “Zeebeest”.
Alleen is het tij gekenterd en liggen we nu met de neus op de ebstroom.
Ik trek het bootje langszij en stap in.
Benzine kraantje open, beluchting open, half gas met een beetje choke, één ruk en lopen.


Met een gangetje van wel drie en een halve knoop door het water, stuif ik de kreek op.
Het is mooi hier, ik geniet van het uitzicht én van het varen want ook nu weer blijkt; hoe kleiner de boot, hoe groter de lol.
Daar is de steiger en daar kom Marjanne ook al aan, ze heeft een volle rugzak en twee zware tassen bij zich, die ze een kilometer of vier door de hitte heeft moeten zeulen.
‘Hallo zeg moet dat allemaal mee? Dit is geen Spliethof boot.’
Ze kijkt me vragend aan, dus ik leg uit:’Bij rederij Spliethof zat het Plimsollmerk in de schoorsteen.’
Nog steeds die blik van, ja en?
‘Nou, dat Plimsollmerk geeft aan tot hoe diep je veilig mag afladen aan en hoort op de romp te zitten en natuurlijk niet in de schoorst.., ach laat maar, als je een geintje moet gaan uitleggen, is het al niet leuk meer.’
We varen terug naar het “Zeebeest”, bij het aanboord zetten van de inkopen zeg ik:’Dat is zeker genoeg voor een week, voorlopig hoeven we de wal niet meer op.’
Oei, dat zie ik toch verkeerd!
We gaan éérst een boterhammetje eten met allerlei lekkere dingen die ze heeft meegebracht en dán moet ze de wal weer op, want het is marktdag in Walton on the Naze.
‘En jij gaat ook mee, want als het aan jou ligt ga je nergens de wal op en groei je dicht van het eten en nietsdoen.’
Ik zeg maar niets en duik in de kaart van dit getijdenmoeras.
Na de afwas zeg ik:’Kom op schat ik kan haast niet wachten om de wal op te gaan.’
Ze kijkt me ietwat argwanend aan en stapt in het bootje.
We varen, gezellig babbelend, weg van het “Zeebeest”.
Marjanne, die ziet dat ik zoekend rond tuur, kijkt nu ook om zich heen en zegt:’Waar ga je eigenlijk heen, zo kom je toch niet bij de steiger?’
Ha, daar is wat ik zoek, de ingang naar een klein kronkelend kreekje dat zowat tot aan het dorp loopt en waar met laagwater, volgens de kaart, nog net een paar decimeter water blijft staan.
Met een vette knipoog naar Marjanne, draai ik het kreekje in.
‘Waar gaan we heen?’
‘Dat weet je toch, naar de markt. En werp me niet zulke scherpe blikken toe, voor je het weet zit er een lek in de boot.’
We varen tot het end, stappen uit en trekken de rubberboot omhoog.
We zijn vlak achter de eerste huizen belandt en lopen binnen tien minuten op de markt.
Zelf vindt ik er geen moer aan maar Marjanne geniet, dus is het goed.
Eén stalletje verkoopt Cd’s, de man erachter prijst met een onvervalst Iers accent zijn koopwaar aan.
Zijn afdeling Ierse muziek is even groot als zijn accent, daar moet ik even in rondneuzen en vindt zowaar een Ierse zanger die ik nog niet ken.
Ha, die is voor mij, ben ik toch niet voor niets de wal opgegaan.
Na een paar uurtjes op de markt en in de winkeltjes te hebben doorgebracht vindt ook Marjanne het genoeg.
Terug bij de rubberboot zien we dat het water al een behoorlijk stuk gezakt is, van het kreekje is alleen nog maar een ondiep slootje over.
We dragen het bootje naar het water en Marjanne stapt met haar tassen in.
Ik trek mijn schoenen uit en sleur de boot naar iets dieper water en stap ook in.
De eerste dertig meter moet ik roeien, dan klap ik de motor neer en varen we heel langzaam naar de grote kreek.

’s Avonds, na een heerlijk maal van meloen in grove ham, verse groente, nieuwe aardappeltjes en vis, zitten we tot ver na zonsondergang, met een glas wijn, in de kuip te genieten van de stilte.
Een stilte die wordt onderbroken door Marjanne, die niet wil geloven dat ik ’s morgens nog niet wist dat er ook een sluiproute naar het dorp was.
Deze avond is mooi, te mooi voor gebabbel.
Met een kus leg ik haar het zwijgen op en hef ik mijn glas.
'Op jou, mij en Zeebeest.'

   
   
   
   
© Zeilersforum.nl