Leuk dat dit onderwerp hier ter sprake komt.
Heb hier een stukje uit mijn dagboek, uit 1997.
Nu zou ik anders handelen, toen...
Oosterschelde, Brabants vaarwater, Oktober 1997
We waren op de terugweg van de Grevelingen naar Kortgene, er stond Oost 6
á 7 Bf. Ik had de Zuidkant van de Keeten aangehouden om minder golven te hebben, maar we
hadden tij en wind mee, dus niks aan de hand. We draaiden via de Witte tonnen Vlije het Brabants vaarwater binnen en kregen naarmate we verder Zuid kwamen de wind steeds scherper. ( Meer van voor ) Als jacht moet je de groene tonnen aanhouden dat wil zeggen rechts varen. Dat deed ik niet. Reeds een paar meter buiten de tonnenlijn heb je de Galgenplaat. Erg hard zand als je daar bij slecht weer opdondert.
Ik heb altijd geleerd dat je in een smal vaarwater aan de hoge kant vaart. In Oktober
zie je geen jachten meer, zeker niet bij deze wind. Ik besloot dan ook aan de verkeerde kant te
zeilen. Gebeurt er dan iets, je weet maar nooit, heb je nog de hele breedte van het vaarwater, zeg
maar 2 à 300 meter lij, voor je op het zand zit. We zeilden prima, èèn rif in het grootzeil, liepen
beslist 5 knopen, in buien meer. Vier zeilen, de boot prima uitgebalanceerd. Bij de Scorp hoef je
slechts naar de helmstok te kijken om te weten of je zeilen goed staan. Helmstok precies
midscheeps, net achter de bezaansmast. De stuurautomaat corrigeert wel constant, maar dat is
hooguit 2 à 3 graad roeruitslag, meer niet.
We passeerden twee Rijnaken, ik voer net buiten het vaarwater aan de verkeerde kant. Zelfs al raak je even het zand, je word er weer vanaf geblazen.
Zeker honderd meter tussen ons en die beroepsschepen. Twee mosselkotters kwamen ons tegemoet,
alweer geen probleem, het is er breed genoeg en het zijn profies, die schrikken niet van een
spookzeiler. Dan zag ik onze volgende tegenligger aankomen. De waterpolitie.
Ik merkte gelijk dat ze ons een lesje wilden leren want ze draaiden af van midden
vaarwater naar de boeienlijn. Het zweet brak me ondanks de ijzige wind reeds uit, ik heb een
gloeiende hekel aan alles wat autoriteit is. Als schipper heeft niemand je iets te bevelen behalve
uniformpies.
Nu komt het mooie, op ongeveer 60 meter voor ons gingen ze plots dwars op de
vaarrichting liggen, precies voor de boegspriet. Of wilden ze me dwingen te stoppen, of ze hadden
een andere politionele maatregel in gedachten. Iets uit een film of zo.
Zoals de meeste mensen wel weten heeft een boot geen rem. De enige manier de
boot te stoppen is de zeilen te bergen en te ankeren. Zelfs al start je de motor, een viercilinder
Perkins, en draait volgas achteruit is het enige wat je bereikt dat de boot niet meer naar het roer
luistert. Hij blijft gewoon doorgaan. Die zeilen moeten er af. De Scorp vertraagt wel langzaam ,
maar draait daarbij door het schroefeffect ook af, kortom, zoiets moet je vooral niet doen, ik weet
waarover ik praat.
Je kunt in de wind draaien zodat de boot stilvalt, maar daar was die harde zandbank,
direct achter de boeienlijn en er stonden golven. Sowieso, heb je om de vier zeilen van de Scorp te
laten vallen wel even tijd nodig, Dat is allemaal nog handwerk op het voordek en die acht ton dendert door. Met windkracht zes blijft dat ding varen, ook zonder zeilen.
Dan blijft nog afvallen, of met de wind mee afdraaien. Daar zit hem nu de adder onder het water, dat lukt met een modern jacht wel, met de Scorp niet.
Verklaring : Je ziet de noodsituatie, schakelt bliksemsnel van autopiloot op wielbesturing over, en draait af. Afvallen heet dat onder zeilers. Prima, doet de Scorp ook, door dat grote roer luistert hij perfect.
Omdat je afvalt krijg je meer zijwind dan voorheen, de boot helt verder over, het
zeilpunt verlegt zich naar achteren en de boot gaat weer oploeven ofte draait weer daarheen waar hij
eerst was. Bij windkracht zes gaat dat allemaal veel vlugger dan men het kan vertellen en je kunt
dan sturen wat je wil, hij loeft op. Zelfs al zou je het roer dwars zetten, niks helpt meer.
Gewoonweg omdat boten vroeger zo geconstrueerd werden. Komt plots erg sterke
wind van opzij waardoor de boot plat gaat, dan draait hij vanzelf de neus in de wind waardoor hij
weer recht komt. Dat was voor de niet zeilers.
Nog een keer voor mijn oma, ook al ben je binnen net een tukje aan het doen, de boot
kan niet omkiepen bij een harde bui, want hij draait tegenwind en komt weer recht. Vanzelf,
automatisch. Omdat je dat natuurlijk niet altijd wil, kun je er wel iets tegen doen, namelijk de
schoot van het grootzeil en dan die van het bezaanzeil vieren. Daarna die van de kluiver en dan de
fok. Dat is allemaal snel gezegd, in praktijk wist ik onmiddellijk dat het fout ging. Dat kloteschip
lag pal voor me en ik moest veel dingen tegelijkertijd doen en dat gaat bij mij niet.
Ik schreeuwde I. toe dat ze zich moest vasthouden en ging zelf op het achterdekje achter de
bezaansmast staan.
Met nog ongeveer 25 meter tussen de boegspriet en de politieboot merkten ze ook
dat ze daar niet gunstig lagen. De boegspriet is 8 centimeter dik, solide bankirai, dus dat gaat nog
wel door een stenen muur met die acht ton er achteraan. Het stuurpolitiemannetje gaf volgas, alles
werd zwart van de rook. Ze maakten een twee meter diepe put in het water, en daar dook de Scorp
door. Meer dan een meter of vijf waren we niet uit mekaar. Door de zwarte rookwolk zag je geen
fluit meer. Je kon die fluit ook niet meer horen door de herrie. Toen we uit de rookwolk stoven zag ik achter ons dat ze minstens drie meter de zandbank op gevaren waren. Politieboot stond bijna
verticaal. Ik moest er wel mee lachen ook al was het een beetje groen en nogal bibberig. I. kon
al helemaal niet lachen, die huilde.
Omdat ik wel snapte dat het verhaaltje niet afgelopen was ben ik dan maar aan de goede ( de groene ) kant gaan varen. M`n knieën knikten gewoon. Het duurde dan ook niet lang
voor ze achter ons aan kwamen. Hoogstwaarschijnlijk konden zij er al helemaal niet mee lachen.
Hun motor bleef zwart roken, blijkbaar hadden ze bij het van de plaat varen de motor eens
schoongeblazen.
We waren nu het smalste deel van de geul voorbij, daar draait het vaarwater een
beetje zuidoost. Omdat ik kruisen vanzelfsprekend kon vergeten heb ik toen de motor bijgezet.
Motorzeilen. Ze kwamen naast ons varen en twee pliesies ( Zonder pet want het waaide wel erg
hard ) stonden te schreeuwen dat het niet meer leuk was. Er was echter teveel herrie. Twee
draaiende motoren en die huilende wind. Ik kon niet verstaan wat ze wilden. Stoppen
waarschijnlijk, maar ze konden me. Ik was ondertussen over m`n schrik heen en begon woedend te
worden. Beetje meer razend. Ik heb lang geleden ook enkele jaren een uniform gedragen ( Militaire politie ) en ben niet snel beindrukt door een pet. We schreeuwden dus over en weer, I. ging steeds harder huilen.
Waar ik in mijn woede niet op lette is dat omdat die grote boot zo dicht kwam en er
blijkbaar nogal veel ijzer onder het aluminium zit, onze stuurautomaat, ( kompas weet je wel )
begon af te draaien en wel in hun richting. De chauffeur, ( Gas geven en aan stuurke draaien ) die
lekker binnen in een autobusstoel zat merkte het gelukkig wel en draaide steeds verder mee. Tot
onze kluiver bak sloeg en ik als de weerlicht moest handelen wilde ik geen ongelukken maken. De
boegspriet wees alweer op de zijkant van die politieboot. En dat is een heel erg dreigend zicht.
Enfin, ik moeide me om mijn zeilen en ging afvallen richting Zandkreek. De
politieboot droop af, de andere kant op. Zelfs voor de boze petten was het duidelijk dat hun actie in
dit weer ondergeschikt was aan het goed zeemanschap. Eenmaal aangemeerd in de marina ben
ik gelijk een telefoontoestel wezen opzoeken en heb tevergeefs geprobeerd telefonisch mijn gal te spuwen aan het adres der waterpolitie. Blijkbaar hadden de petten mekaar reeds gewaarschuwd en ik kon nergens de verantwoordelijke te spreken krijgen. Het was me ondertussen duidelijk geworden dat niet een der politiemannen wist wat het is om met harde wind op een zeilboot te staan. Ok, de reglementen kenden ze wel ( behalve als ze een kruiwagen hadden ) en met een motorboot rondbrommen ging ook wel. Van zeilen wisten ze niks. Hoe gek moet je zijn om vlak voor een zeilboot dwars te gaan liggen. Eén vent had wel een goede raad voor me: als het echt zo hard waait moest ik maar thuis blijven. Wist hij veel dat de Scorp mijn huis is.