Saeftinghe schreef :
Een serie motor heeft stator en rotor wikkeling in serie.
Wanneer daar de plus en min worden gewisseld wisselt ook de draairichting.
Wanneer de belasting wijzigt, wijzigen rotor en stator stroom evenveel.
.
Mispoes: zowel veld als ankerstroom keren om: draairichting blijft hetzelfde. Kijk maar naar een stofzuigermotor: dat is ook een seriemotor, en die draait op wisselstroom.
Koppel van een gelijkstroommotor is motorconstante x veldsterkte x ankerstroom: een shuntmotor heeft dus een koppel evenredig aan de ankerstroom (bij een min of meer constant toerental, uiteraard binnen het bereik van de motor). Een seriemotor heeft echter een koppel wat kwadratisch toeneemt met de ankerstroom: twee keer zoveel stroom is dubbele ankerstroom plus dubbele veldstroom: 4 x zoveel koppel. Heerlijk voor trams en locomotieven, daar zaten ze dan ook in. Nadeel: theoretisch onbeperkt toerental: wanneer onder stroom de belasting wegvalt pleegt de motor acuut zelfmoord door toeren te meerderen tot de wikkelingen van het anker vliegen.
In de praktijk waren de meeste gelijkstroommotoren dus compoundmotoren: serie met hulpshunt wikkeling of shunt met hulpseriewikkeling, al naargelang het gewenste motorgedrag. Een ankerliermotor is in de regel geen permanent magneetmotor ("shunt"gedrag), maar een seriemotor met hulpshuntwikkeling: deze houdt het onbelaste toerental begrensd, terwijl het seriegedrag zorgt dat de liet snel loopt bij lage kettingkracht, met flinke koppeltoename bij toenemende belasting. Draairichting omkeren geschiedt door het anker OF de beide velden om te polen.
NB: deze motoren worden zeer veel gebruikt op wisselstroom: synchrone en asynchrone motoren hebben op 50 Hz een toerentalbeperking van max. 3000/min, terwijl stofzuigers en gereedschapmachientjes al snel dik boven de 20.000/min zitten.