Enige maanden geleden vroeg de schipper of we een Bavaria 36 naar Kiel wilde brengen omdat zijn vrouw niet van de open zee hield. Vrijwel meteen stemde we toe, maar de volgende dag moesten we toe even gaan uitzoeken waar we nu precies ja opgezegd hadden. Na het bestuderen van pilots en kaarten hadden we er wel vertrouwen in en vrijdag 15 juli was het zover.
Rond 8 uur in avond vetrokken we met 3 man op de Bavaria richting Enkhuizen vanuit de Gouwzee. We maakten een maaltijd klaar, er stond geen wind zodat we rustig op de motor voeren. Rond 11 uur gooiden we het anker uit in de kom bij de compagnieshaven voor een paar uurtjes slaap.
Om 6 uur haalde ik het anker binnen en zette vast koers richting Kornwerderzand. Op de motor en autopilot maakte ik koffie en ontbijt voor andere bemanningsleden die al gewekt waren door het 29 pk dieseltje. Na het ontbijt begon er een straf zuiden windje te waaien van een knoop of 20. We boomde de genua uit op de spiboom en zeilde met 6 knopen naar de afsluitdijk. Om 10 uur werden we geschut met nog 10 andere wadvaarders. Omdat het om 10:45 hoog water zou zijn kozen we voor het Verversgat. Met meer dat een meter water onder de kiel op het ondiepste stuk zou dat geen probleem moeten zijn. Er waren nog 3 jachten die met ons mee gingen over het wantij. Bij de Richel sloeg iedereen rechts af naar Terschelling en zeilde wij alleen door naar het zeegat van Terschelling. We zeilde zover mogelijk de betonde route uit tot de ZS 2 boei omdat we de vorige keer bij het net iets te veel afsnijden nog maar 20 cm water onder kiel hadden op de Westergronden. Toen hadden we even samengeknepen billen. Vlakbij ZS 2 zagen we in het water een soort robot kop van 20 cm met een antenne en zwarte ronden doppen erop. De ding zat vast aan de bodem zag er vreemd uit. Het zal we een soort meetsensor geweest zijn.
Toen we rond 2 uur de ondieptes gepasseerd waren zetten we koers richten het oosten. Een bui met windsnelheden van 35 tot 40 knopen liet ons het 2e reef zetten en de genua gedeeltelijk inrollen. De regen en wind bleven staan. Het leek erop dat het een zware nacht zou worden. 4 mijl ten zuiden van Schiermonnikoog begonnen we met het avondeten. De nasi smaakten heerlijk en iedereen voelde zich goed. De wind en de zeegang begonnen al snel te wennen en omdat ik de eerste wacht van 11 uur zou hebben probeerde ik al vast wat te slapen na het eten.
Toen ik aan dek kwam rond half elf was het net donker geworden. We staken net de geul van de Eems over, waar vrijwel geen schip te zien was. Loste Marcel af en mijn wacht begon. Op een vissersbootje na ben ik niemand tegengekomen. Met een lekkere 6 knopen over de grond zeilden we tegen de stroom richting de Duitse wadden. Om 2 uur maakte ik Paul wakker met de mededeling dat hij aan de beurt was voor zijn wacht. Ik gaf Paul een update over de situatie en dook mijn kooi in. Ondanks de zeegang en de wind viel ik vrijwel meteen in slaap.
Om 7 uur werd ik wakker van de lier. Toen ik aan dek kwam, zag ik Marcel zitten die Paul om 5 uur had afgelost, de zeil op ruime wind zetten. De wind was na een bui gedraaid naar het zuidwesten en was in kracht afgenomen. Tijdens het maken de koffie en ontbijt werden we opgelopen door de ‘Kustewache’ die ons 360 graden om ons heen voer. Toen het schip stuurboord naast ons kwam varen werden we opgeroepen op de marifoon. Na de noodzakelijke informatie gegeven te hebben, kregen we een ‘goede reis’ van de man en waren we welkom in Duitsland.
Dwarsdoor een veld schepen die voor anker lagen op de rede van Bremerhaven, zeilde we richting de Elbe. We hadden al weer stroom mee en zouden tot aan Brunsbuttel stroom mee hebben. Samen met nog een Nederlands schip pakte we rond 12 uur de 1e paal op in de monding van de Elbe. Stroom mee hebben was geen overbodige luxe want hier stond meer dan 4 kts stroom. Het was best wel indrukwekkend om met grote containerschepen de smalle geul op te varen richting Cuxhaven.
Voorbij Cuxhaven wordt de Elbe smaller en begint meer op een rivier te lijken. De 4 knopen stroom bleef staan en brengt ons supersnel tot Brunsbuttel. We kunnen als laatste schip nog net mee in sluis 1.
Het is 3 uur als we de sluis uit komen en we besluiten om te overnachten in een klein haventje meteen links van de sluis. Aangezien we nu in Duitsland waren wilde we van de gelegenheid gebruik maken om een Jager schnitsel te eten. De constante stroom van zeeschepen zorgde voor een leuk decor tijdens het eten en boegschroeven van de coasters maken s'nachts een flink kabaal.
Maandagmorgen 6 uur, waterketel op het vuur voor de koffie en trossen los voor bestemming Kiel. Het Nord Ostseekanaal is 100 km lang en dat betekent 9 uur lang motoren. Gelukkig is het weer goed en de passerende zeeschepen zorgen voor een prettig schouwspel. Ontbijt en lunch vindt plaats in de kuip met de autopilot aan. Bemanningsleden van passerende zeeschepen wensen ons een ‘eetsmakelijk’ in hun taal toe van af de brug van een zeeschip dat meestal 30 meter hoogte of meer is.
Rond 3 uur arriveren we bij de sluizen van Kiel. Vanaf hier is het nog 1 mijl naar de Kieler Yacht Club. Hier dragen we het schip over. Een regenbui met windkracht 6 geeft ons nog een natpak op de laatste mijl, maar als we in de haven komen breekt het zonnetje door. Hier rest ons nog een rit met de auto van 550 km.