Welkom,
Gasten
|
Onderwerp: Over het Oostfriese Wad (1)
Over het Oostfriese Wad (1) 30 juli 2014 12:11 #536379
|
Over het Oostfriese Wad; wat beleving en informatie
Onze vakantietrip naar de Oostfriese waddeneilanden begonnen mijn vrouw en ik op 30 juni ’s middags met een rondje over het Lauwersmeer. Op noordwesten wind zeilde de vakantie-beladen Snapdragon 24 het Oude Robbengat in en na ronding van Schoenerbult en Stropersplaat ging het op Oostmahorn aan. Toen het tegen zessen liep, moest de Solé aan het werk om ons in de het Noordergat op Lauwersoog een box voor de nacht te bezorgen. Op het eind van steiger A konden we langszij liggen en dat spaarde het gebruikelijke klimwerk in deze haven over de boeg uit. Het gemak dient de mens en het was vakantie, nietwaar? Het liggeld à 10,55 inclusief 2,30 toeristenbelasting, exclusief douches brengt z’n ’rendement’ hier altijd wel op en dat nog afgezien van gratis wifi, als je tenminste niet op het eind van de steiger ligt. In de vissershaven anneks buiten-jachthaven vinden wij het lekkerste vismenu’tje bij Visser; Lauwersoog is al jaren onze poort naar weidser water en ongemerkt doe je zo ook nog consumentenonderzoek. Geen dag zeilen, zonder een wandeling. In de museumhaven liggen nogal wat scheepjes die weliswaar oud zijn maar naar mijn mening onvoldoende gekwalificeerd voor een museum-plek; maar ja de schoorsteen moet uiteraard wel roken. Het wandelpad over de camping met het zicht over het water op recreatiepark Suyderoogh loopt niet meer geheel langs het water. Ter plekke zijn opgewaardeerde stacaravans, uuh…. chalets, geplaatst en wandelaars zouden het uitzocht van de bewoners maar bederven. Maar iets verder komt de weidse blik terug en zien we dat de strekdam met dwarssteiger aan de overkant verdwenen is. Onderzoek wees uit, dat Staatsbosbeheer eigenaar was sinds begin 70’er jaren en zodoende weer wist hoe rijk het was. Maar nu vervanging aan de orde was, was het geld op. Meer oostelijk, voor het restaurant Suyderoog, zijn nieuwe ligplekken gekomen, maar als locatie is het bepaald geen verbetering voor de liefhebber van natuur en rust; wel voor de brenger, danwel haler van het liggeld naar, respectievelijk van, het restaurant. De tocht naar Borkum over Hornhuizerwad, Pieterburen Wad en het Eemswadje / de Ra de volgende dag maakte na zovele jaren en keren toch weer lyrisch. Alles bezeild, ruim 4 Beaufort, mooi binnen het getijdegat, een lekker zonnetje, zeehondjes die gedag komen zeggen; het kon niet op. Nooit zoek ik de weersvoorspellingen van de Friese Nationale weerman Piet Paulusma op, maar iemands radio klonk door de haven: wind ruimend van noordwest met kracht 4 tot maximaal 5. Toen we westelijk van de Möwensteert op de Ems waren, hadden we de beruchte combinatie van NNW-wind pal tegen, die de draak stak met het ruimen en het maximum van Paulusma, en een flink toenemende ebstroom. De duvel stond in de soep te roeren; we streken. Daarna bij de oversteek onder Borkum stroom tegen en wind mee. De ervaring leert dat ons bootje er uitstekend tegen kan, maar de schipper zoekt deze omstandigheden nog steeds bij voorkeur niet op. Bijlage 1.borkumvk.jpg niet gevondenFoto 1. Droogvallen in de sportbootshafen van Borkum De toenemend droogvallende ‘Sportbootshafen’ onder de windmolens bood een zee van lege ligplaatsen, maar we namen een van de eerste plekken in de hoop meer water te houden. De westelijke van de twee zeer lange steigers was in de oktoberstorm kapotgeslagen en definitief verwijderd. Onderzoek had aangetoond dat de terugloop van watersporters in Duitsland door zou zetten; binnen tien jaar zou het huidige aantal nog eens halveren. Aldus de havenmeester voorzover ik het goed begrepen heb. Een basis voor (her-) investeringen is er niet; wel wordt de haven doorgezet. Overigens heb ik ze hier nog nooit op enige investering kunnen betrappen. Het is en blijft een heerlijke ouwe zooi; wel is het sanitair voldoende en dat alles voor 11 euro exclusief douchemunt. Ik trof hier een solozeiler die na grote zeilschepen gevaren te hebben nu in een Drascombe Coaster het wad bevoer in gezelschap van z’n hondje. Hij had de oversteek vanuit de Ra / Alte Ems gemaakt tussen de twee droogvallende platen van de Möwensteert door over het Randzelgat. Dat was een stuk comfortabeler en bezeild geweest. Op onze terugreis zag ik zeiljacht Jan Rap uit Utrecht vanuit Borkum het zelfde doen met ZO-wind en opkomend water. Maar ik heb me tot nu toe ingehouden vanwege nadrukkelijke waarschuwingen uit Duitse zeilerskring. Zie ook mijn draadje ’Oversteek Wester-Ems tussen Ra en Fischerbalje.’ De tocht van Borkum naar Norderney over Borkumer Wattfahrwasser, Memmert Wattfahrwasser (MWFW) en Osterems op 2 juli was ruim bezeild. Met fantastische omstandigheden, één waypoint in de gps, in de zon schitterende platen zoals Memmert, wederom een groot vakantiegenoegen. Verrassing was veerboot Frisia-II die we op het wantij van MWFW dachten tegen te komen; dat bleek al gauw verkeerd gezien, want hij stak het prikkengeultje doodleuk dwars over regelrecht aan op de havengeul voor het eiland Juist. Op de terugweg op 17 juli voer hij ons achterop. Wij staken bij hoogwater met onze 80 à 90 cm diepgang toen ook af, maar lang niet die mate als de Frisia. Ik weet niet wat ik me voor moet stellen van de stabiliteit van deze stalen kolossen met een hoogte boven water van naar schatting een meter of 5, 6. Maar ja, in de praktijk blijven ze rechtop. De zee- en wadhaven van Norderney is altijd druk. Seglerverein Norderney e.V. heeft de zaken dan ook goed voor elkaar. Rijk worden ze niet aldus de vriendelijke havenmeester Stefan Visser, want er wordt zwaar dóór-geïnvesteerd en alles wordt duurder. Dat is wel te zien. Met 14,70 was het genoegen betaald inclusief de beste douches van alle Ostfriesische wadhavens. In een halfuurtje loop je naar het centrum van het ‘Kur-Ort’. De wandeling over de boulevard is voor een keer een toeristische ervaring, maar maakte me voor het overige weer heel gelukkig met het recente besluit van de gemeenteraad op Schiermonnikoog om het plan voor zo’n geval te torpederen. Toen we later op onze terugreis rond zessen onze hap bij Pizza Donia in de Jann-Berghausstrasze verorberd hadden, ontstond een flinke rij wachtenden in en buiten het zaakje. We begrepen waarom die rij ontstond; aanrader dus. In de haven is de betonnen waterkering op de kade fraai beschilderd met zeetaferelen uit het Friese vaargebied; die krikt het bedrijfsterrein-karakter wat op. Daar zit ook de bekende aluminium jachtbouwer Dübbel und Jesse. Norderney is voor ons een noodzakelijke stop maar heeft niet het havenpubliek en entourage passend bij de waddensfeer zoals wij die waarderen op het Nederlandse en Duitse oostelijke wad. Omdat we Baltrum op de heenreis wilden overslaan, vertrokken we de derde juli al 2 uur na laagwater. Dat was te vroeg; de afstanden zijn klein als je wind en tij mee hebt. Op het Nordeneyer Wattfahrwasser dwong de bodem even te pauzeren, evenals bij het afsteken van de betonde geul naar de Baltrumer Balje. Dat laatste mag ik van m’n vrouw niet weer doen…. Langeoog heeft een goede haven, maar (de buitenkant van) de buitenste dwarssteiger is niet aan te bevelen. Niet alleen zuidelijke winden, maar ook de hekgolven van de veerboten laten aangelegde schepen danig steigeren en in de lijnen klappen. Die veerboten stomen daar op vol vermogen de haven in. Het was pijnlijk om te zien. Een avondwandeling om de west was een fijne afsluiting van weer een prachtige zeildag: geweldige zichten naar de kimmen, over het wad, de zee, ‘Naturschutz’-weiden, mooie flora. Overigens liepen we een stuk terug over enorme lappen beton die gedeeltelijk door de natuur waren ingepalmd en ook worden benut als weg naar de veerhaven; dat zullen wel oorlogsrestanten zijn. Oh, ja, ze vragen op Langeoog per september een nieuwe ’Stegwart’. Het schuift €450, maar er stond niet bij hoe vaak dat per jaar wordt uitbetaald... De tocht naar Wangerooge werd een uitzondering in de reeks. Bij uitvaren van Langeoog stond ik nog in twijfel of ik de fok of de genua zou hijsen; beide staan aangeslagen op hun eigen voorstag. Het was eigenlijk over het randje, maar het werd toch de genua gezien de ruime wind die we na de Baltrumer Balje mee hadden. Nog voor het Baltrumer Wattfahrwasser viel de wind en draaide tegen. De Solé bracht ons naar het doel. Motorvaren is veel minder leuk, maar deze éénpitter à 12 pk voel je niet en draait als een naaimachientje; in de gegeven omstandigheden ben je daar dan weer blij mee. Genieten was het op deze watervlakte desondanks, totdat we door het zeegat, de Dove Harle, de armada koopvaardijschepen zagen liggen of varen van en naar overwegend Bremerhaven. Thuis las ik later dat deze schepen een van de grootste vervuilingsbronnen ter wereld vormen. Na het zien van die horizonbrede bruine deken in de lucht boven zee en de pluimen op die schepen wil ik het geloven. De weinige wind was gelukkig af. In de haven schoten we de eerste de beste box aan de westelijke steiger in, vooraan in de havenmond. Naast ons deed een Zwitser dat ook, eveneens met een 24-voeter. Maar hij verliet de box en raadde ons aan het zelfde te doen. Dankzij een stickje had hij even op Windfinder gekeken; de wind zou zuid worden. Dat had hij hier eerder meegemaakt. We zochten de oostkant van de oostelijke steiger op; weg van de havenmond, achter een dijkje van keien, alsof het Schermonnikoog was. En wat waren we de Zwitser twee dagen later dankbaar….. Dat advies bespaarde ons ellende en naar later bleek ook nog eurootjes. De duurdere westelijke steiger was n.l. van de vereniging en de goedkopere oostelijke van ‘Niedersachsen Ports GmbH & Co KG’. Maar voor de 7 euro hadden we natuurlijk geen stroom en water op de steiger. Geen punt; gebruiken we nooit en resp. heel soms. Minder was de wat povere sanitaire voorziening; gelukkig deed de douche het – voor een 0,50 muntje. De wandeling naar het dorp is een uurtje; langs de overal zichtbare Westturm en over de dijk die beschermt tegen het water van het wad. Door het wadje van de Salinenbucht loopt het treintje dat aansluit op de veerboot. Een mooi gezicht en anders dan de treintjes op Langeoog, Borkum en de paardentram op Spiekeroog, die meer vaste grond onder de wielen hebben. Voor het overige biedt Wangerooge weinig wat andere eilanden niet hebben. Een pracht van een zeiltocht voerde ons van Wangerooge naar Bensersiel aan de vaste wal. Een fraaie zuidooster stuwde ons over de wantijen van Alte Harle en Baklegde. Ook de geul naar de haven van ruim een mijl was, aan de wind, mooi bezeild; we streken in de haven. Bensersiel was ons aangeraden. De haven had inderdaad goede voorzieningen en dat voor €7 en een aardige havenmeester die zonder blikken, blozen of borg de sleutel van het clubgebouw gaf: -‘doe hem bij vertrek maar in de brievenbus’-. Je kunt er in het dorpje dichtbij de boot ruimer boodschappen doen. Maar het was er druk. Alleen al de uitgestrekte buitendijkse velden volgepropt met campers en caravans, met daarin 5 sanitaire gebouwen op een rij, waren voldoende om weer te verlangen naar ons bootje op het wad. Ook door een enorm windmolenpark voelt het daar niet meer ’heimisch’ aan. De hele kust is volgestampt met die dingen. Ze hebben de kim onrustig gemaakt en het waddenlandschap gekabouteriseerd. Ook onze Eemshaven heeft daar een flink aandeel in. Deze haven heeft de meeste molens aan de Groningerkust geclusterd, maar z’n stempel drukt zwaar op het waddenlandschap tot voorbij Norderney. Het wad is van z’n kroon beroofd. Heel verrassend kwamen we hier in Bensersiel het eerste en laatste rudiment van de Friese taal tegen: de naam van een garnalenkotter uit Hooksiel: Royal Frysk. Bijlage 2.royalfryskvk.jpg niet gevondenFoto 2. Frysk Op 8 juli hadden we de wind mee richting Spiekeroog; maar het was te weinig om enthousisast te worden. Spiekeroog heeft een nieuw havengebouw en daar is het van opgeknapt; voor 2 euro pppd ’Servicegebühr’ boven op 1,40 pppd ’Kurbeitrag’ en 11.00 Liegegebühr’, heb je daar plezier van. Opgeteld blijft Spiekeroog met 17,80 onder de prijs van Juist, waar we later 20,50 betaalden. Evenals op Baltrum hebben ze hier in de haven een soort bok met dwarsbalken waar de bootjes met hoogwater in worden gevaren en vastgelegd. Ze vallen dan droog op de dwarsbalken; hoge-druk-spuiten en ander gereedschap komen voor het licht en het onderwaterschip wordt aangepakt. Bijlage 3.droogvalbokvk.jpg niet gevondenFoto 3. ’droogval bok’ op Baltrum Spiekeroog is eigenlijk het enige Oostfriese eiland met enige bebouwing die herinnert aan een verleden. Het is ook het eiland met de meeste bomen; het heeft een groene uitstraling en samen met diverse witte huisgevels heeft dat wel wat. De paardentram naar de west loopt langs het vroegere gebouwtje voor de reddingsboot; hoe dat op die plek heeft gefunctioneerd heb ik me nog niet kunnen voorstellen, -lees- heb ik me nog niet in verdiept. Nu is het een mooi onderkomen voor (overwegend IJslandse-) pony’s en hun paardenmeisjes. Bij het eindstation van de trambaan steek je de duinen door naar het strand. Bijlage 4.strandspiekeroogvk.jpg niet gevondenFoto 4. Strand met lagune op Spiekeroog Op een of de andere manier vind ik dit een van de mooiste stukjes strand op het oostelijk wad. Waarschijnlijk heeft dat ook te maken met de daar gevormde lagune, de plotselinge confrontatie bij de doorsteek door de duinen, de blik op Langeoog en de zee en het feit dat we altijd stralend weer troffen. Bijlage 5.havenbaltrumvk.jpg niet gevondenFoto 5. Haven Baltrum De opmerkelijkste aankomst beleefden we op 11 juli op Baltrum. Een stel op leeftijd met een Sadler 26 – kimkieler van 1985 - wenkte ons met ondersteuning van de havenmeester, om naast hen te komen liggen. We passeerden een boei met het opschrift ’Durchgang ferboten’ en ik vroeg voor het invaren van de box aan de havenmeester wat ik met het bordje ’Besetzt’ aan moest. Zijn antwoord was: Das stimmt; es ist jetzt besetzt durch euch.’ Een sportieve jonge vent die ook het boekingskantoor van het nabijliggende vliegveldje runt en in de vrije uren kleine tripjes maakt met z’n zeiljacht als er genoeg water is. Na vier dagen rekende ik 44 euro met hem af, waarbij we de douches met 50 eurocent 2 (!) minuten aan de praat hielden. Twee muntjes meenemen is comfortabeler. In de haven liggen veel motorjachtjes van bewoners die hoofdzakelijk op en neer naar Neszmersiel aan de vaste wal tuffen, -wat zeg ik-, scheuren. Beide havenclubs hebben een regeling; leden mogen over en weer gratis 3 aaneengesloten nachten liggen. Bijlage 6.havenbaltrum2vk.jpg niet gevondenFoto 6. Haven Baltrum Tijdens de reis had een Duitse ons over Baltrum gezegd dat er niets aan was, want er was niks. Voor ons is dat net de reden om er graag te zijn. Het is klein, je loopt in een middag het hele eiland om, en je komt alle landschappelijke varianten die de eilanden zo kenmerken, tegen. Het zeegat is niet betond. West- en noordkant worden met beton en steen zwaar verdedigd tegen het watergeweld. De noordkant heeft nu een massieve langestrekte muur bij het dorp; noodzakelijk zal hij zijn geweest en over smaak valt niet te twisten, maar op de een of andere manier roept hij bij mij verzet op. Bijlage 7.muurbaltrum2vk.jpg niet gevondenFoto 7. Muur op Baltrum Er is ook een kunstwerk aan gewijd; figuren en teksten uitgehouwen in zandsteen: ’Zegen en bewaar ons Eiland met Strand en Duinen, Amen.‘ Bijlage 8.kunstwerkbaltrumvk.jpg niet gevondenFoto 8. Nederlands – Kunstwerk Baltrum De teksten vormen tot op de letter correct Nederlands; van Fries of Duits is nergens iets te bekennen of het moeten de hoofdletters zijn van de zelfstandige naamwoorden. Met water- en polderwerken is er heel wat Hollands geëxporteerd naar de Frieslanden, maar als iemand hier wat meer van begrijpt dan hoor ik het graag. Op Juist troffen we later het zelfde taalverschijnsel aan bij de deur van de woning van de pastoor: ’God is mijn Leidsman.’ De bebouwing op de Ostfriesische Inseln bestaat zo goed als geheel uit pensions en heeft overwegend een monotone over-massieve architectuur. Hier is wat mij betreft niks aan. In Nederland ziet dat er een stuk beter uit en ik mag hopen dat de gemeenteraadsleden op onze eilanden daar zuinig op blijven. Baltrum heeft nog een paar panden met historie. Het oude Evangelisch-Lutherse kerkje is er daar één van; Die "Puppenstube des lieben Gottes". De Katholieke Kerk maakt ook veel indruk, is nog jong, maar m.i. wel het resultaat van hier goed passende architectuur. De ronde voorste ruimte is het open-lucht gedeelte. Je zit daar droog onder de rieten kap, maar het midden ervan is open, zodat het gras daar van licht en water wordt voorzien. Een ‘lekker’ plekje is wat ons betreft de ’Teestube’ zo’n beetje tussen het westelijke en oostelijke dorp. Thee hebben we er nooit gedronken, maar wel weer uitstekend gegeten. Het uitzicht over wad en kwelder draagt bij aan een fijne en lange zit. Overigens moesten we nu op tijd de zaak uit. Ze gingen dicht, want de ‘Mannschaft’ speelde in Brazilië. In andere horeca plaatsten ze schermen en lokten zo juist klanten. Vervolg in draadje 2 |
Laatst bewerkt: 30 juli 2014 12:39 door JoSam. Reden: spelfout
Alleen ingelogde leden kunnen reageren.
|
Tijd voor maken pagina: 0.099 seconden