We varen de haven van Breskens uit richting Vlissingen. We willen op tijd bij de Keersluisbrug zijn voor de blauwe golf (
www.zeeland.nl/sluizen-en-bruggen/blauwe-golf. De wind zit helemaal verkeerd en dus laten we de zeilen voor wat ze zijn en gaat de motor aan. Anders halen we de eerste brugopening niet.
Een eindje achter ons zien we een zeiljacht dat ons achterna komt. Het grootzeil is gehesen maar we zien geen zwarte kegel. Foei!
De schipper vaart schuin aan stuurboord achter ons aan, in de sector van ons heklicht, en zit op aanvaringskoers. Wijken en voorrang geven is niet nodig, wij worden immers opgelopen.
Wanneer de boot bijna dwarsscheeps is, geeft de schipper nog extra gas en stuurt hij voor onze boeg langs. Om een aanvaring te vermijden moeten we vaart minderen en onze koers naar bakboord verleggen.
Natuurlijk roepen we hem ‘iets’ toe. Zijn antwoord: “Ik heb voorrang. Ik kom van rechts.”
Ja, zo wordt oplopen natuurlijk een rekbaar begrip. Je loopt een schip op, en als je uit de sector van het heklicht bent stuur je voor de boeg langs. Je komt dan van rechts.
Ik ben geen wedstrijdzeiler. Ik kan me voorstellen dat bij zeilwedstrijden soms wat assertiever met de voorrangsregels wordt omgegaan. Maar twee zeiljachten op motor hoeven het elkaar midden op de wijde Westerschelde toch niet zo moeilijk te maken?
Waar is de hoffelijkheid en de collegialiteit onder watersporters gebleven?