Hoe het zo gekomen was? Mijn oom was een beetje een idealist en had een garage. En had connectie met een collega met affiniteit met de zeilsport en die had een bootje en wat centen en een Pampus. En wat mijn vader zag met zijn ogen dat maakte hij met zijn handen, en zag overal wel creative oplossingen. Of het idee op een familieverjaardag bij zijn broer en mijn oom is geboren, het zou best kunnen, maar de drie, eind in de twintig, sloegen de handen ineen.
Van het zeilbootje en wat centen van de connectie werd in de garage van mijn oom met de handigheid van mijn vader een mal getrokken van het polyester zeilbootje. Aan de voorzijde was de steven met behulp van hout, gips en plamuur wat anders vorm gegeven, de achterzijde werd een halve meter verlengd en voorzien van een scheg, de kuipvloer werd voorzien van antislip, gebruikmakend van behang uit de schilderswinkel, de afmetingen van het houten steekzwaard, het klaproer, de dracon zeilen werden overgenomen, de mast werd samengesteld uit aluminium profielen uit een zonwering speciaalzaak, de zeilen kwamen tot stand onder moeders naaimachine. Een plastic roeidol fungeerde als lummelbeslag, maar om het klaproer te fixeren zat er op de helmstok een heuse ‘ClamCleat’.
Dit al speelde begin jaren zeventig, de Laser was het summum van sportief zeilen, het windsurfen stond in de kinderschoenen, polyester redelijk nieuw. Maar uiteindelijk zijn er twaalf sportieve zeilboten uit de glanzend zwarte mal van romp en dek getrokken: een proces van poetsen, losmiddel, gelcoat, glasmatten, polyesterhars en harder, de beide schalen werden aan de binnenzijde versterkt met houten latten waar ik als jongetje in de garage bij stond te kijken. Uiteindelijk werd de boel vol geschuimd. Allemaal in de garage van mijn oom op een aantal vrije zaterdagen. Prachtig, als de tuinslang geduwd werd tussen de mal en de romp of het dek, als het ware ‘de eerste tewaterlating’.
Hieraan moest ik vandaag denken bij een wandeling rond de Reeuwijkse Plassen, waar de connectie van mijn oom in een bungalow woonde en waar de eerste zeilervaringen werden opgedaan. Want nog mijn oom, nog mijn vader konden zeilen. Opmerkelijk, zonder kennis van zaken bouwden ze boten! De connectie van mijn oom met zijn Pampus kon dus wel zeilen, maar die had zich inmiddels teruggetrokken, want de bootjes waren niet geheel ‘vrij van plagiaat’. Toen mijn oom en vader spontaan wat ideeën koesterden om met de bootjes de markt op te gaan zal de connectie daar geheel terecht wat juridische haken en ogen in hebben gezien. Maar hoe dan ook, het zeilvirus was ontkiemt, niet gehinderd door enige voorkennis werd er zeilen geleerd in de zelfgebouwde bootjes. Waarbij de eerste slagen werden gemaakt op de Reeuwijkse Plassen. Ergens begin jaren zeventig, waar eerst mijn oom, daarna mijn vader, en daarna een neef van mij van wal staken. Het waren leuke tijden om aan terug te denken. En welk sportieve zeilbootje er aan ten grondslag heeft gelegen, en waar de mal van is getrokken? Zeg ik lekker niet.