Omdat ik zelf altijd erg geniet van de verhalen van Albert en Berghout-2 en omdat er in deze tijden van dreigende isolatie (gaat u de deur nog uit, vandaag?) misschien behoefte is aan leesvoer om de tijd te doden, exclusief voor ZF (niet te vinden op mijn blog) nog een zeilverhaaltje:
In één van mijn
eerste blogs heb ik hem al eens genoemd: de man van wie ik min of meer zeilen leerde: R. van der H. uit Papendrecht. Dat zeilen leren vond plaats aan het eind van de jaren '70. De boot was een Draaijer; een kajuitzeilbootje van 5,70 m. Voor zijn tijd een redelijk snel en fel ding, dat eigenlijk zeilde als een open boot met een ballastkiel.
In 1984 schafte R. zich een andere boot aan.
Volgens hem was het een
Dutchy. Wie in de Zeilsport van Loeff (8e druk, 1977) op bladzijden 254 en 255 kijkt, ziet de
Duchesse, een ontwerp van W. de Vries Lentsch. Op een paar details na is dat de boot die R. kocht. Een langkieler; niet bepaald snel (ook in die tijd al niet), maar vergeleken met de Draaijer had ie een tamelijk goeiig karakter, en was daardoor redelijk comfortabel.
R. investeerde ook direct flink in nieuwe uitrusting.
Naast een nagelnieuwe, zeegroene Sailor-marifoon kocht hij één van de eerste Decca's voor jachtgebruik, een Philips AP-navigator. Een soort voorloper van de hudige GPS-en. Het ding vertelde je, in graden, minuten en seconden noorderbreedte en oosterlengte, waar je zat en bovendien kon je er te varen routes, op basis van zelf-ingevoerde zogenaamde waypoints, in opslaan. Theoretisch kon je zo dus, zonder verder een blik op de kaart te werpen, van A naar B varen.
Dat gegeven wekte bij R. kennelijk grote ambities, want vrij kort na deze aankopen meldde hij dat hij met de Dutchy naar Denemarken wilde. Zeker toen vond de gemiddelde zeiler dat nog een hele onderneming. Hoewel R. in aanzienlijke mate een
loner was die de meeste uren op zijn boten alleen doorbracht, wilde hij in dit geval toch wel met bemanning varen. Ik en zijn jongere broer kregen dus de vraag of we mee wilden. Dat wilden we wel.
Het volledige verhaal van de reis heeft te veel regels nodig. Om het kort te houden: wij werden min of meer die jongens die naar Parijs gingen. We gingen wel, maar we kwamen niet aan.
We hadden pakweg vier weken voor de reis uitgetrokken, maar na twee weken waren we niet verder gekomen dan Borkum, na kort zeereisje om Schiermonnikoog heen. Eerder waren we van Terschelling, bovenlangs naar Lauwersoog gezeild. Dat was, voor een relatief onervaren zeiler als ik toen was, al een hele belevenis, trouwens.
Borkum werd het keerpunt van de reis. Het was duidelijk dat, gegeven de weersomstandigheden en de resterende tijd, Denemarken te hoog gegrepen was. Besloten werd om gedeeltelijk door Nederland en gedeeltelijk langs de Nederlandse kust, weer af te zakken naar het zuiden.
Om te beginnen zouden we van Borkum over de Eems naar Delfzijl varen en vandaar via het Eemskanaal de staande mastroute door het noorden oppakken.
De avond voor het vertrek uit Borkum brachten we, heel ontspannen, door met het nodige bier en andere versnaperingen, terwijl de broer van R. een aantal waypoints in de AP-navigator zette, die samen de route naar Delfzijl vormden. Nodig was dat natuurlijk niet, want het was een tochtje waarbij gewoon op de tonnen kon worden gevaren. Slecht zicht zat niet in de verwachtingen. Maar soms doet men dingen omdat het kan; niet omdat het nodig is.
De volgende morgen bleek het inderdaad glashelder. Alle tonnen die we nodig hadden waren te zien. Desondanks werd gevaren op de door broer Van der H. ingevoerde waypoints. De route was ruim bezeild, er was weinig meer te doen dan rondkijken en genieten. De stuurman, echter, keek vooral op het display van de Decca, dat aangaf of we op, of (net) naast de ingevoerde route voeren.
Op zeker moment viel me op dat we langzaam maar zeker naar stuurboord door de tonnenlijn schoven. Ik maakte R. daarop attent, maar die zei: “ja, maar de Decca geeft aan dat..”
Er volgde een discussie die misschien een halve minuut duurde, maar ruw werd onderbroken door een luid, hoorbaar en voelbaar gebonk. Het was R. in één seconde duidelijk dat ook een Decca ons niet over deze ondiepte heen kon tillen.
Of het opkomend of afgaand water was, kan ik me niet meer herinneren, maar gelukkig kwam de boot niet echt vast te zitten. De motor (een ééncilinder SABB) werd gestart en aldoor bonkend over de harde plaat, draaiden we 180 graden en voeren we terug naar de betonde geul. Bij scrutineus onderzoek van de ingevoerde waypoints, later die dag in Groningen-stad, bleek er bij één waypoint een foutje te zijn gemaakt.
Er zijn nog meer anekdotes te vertellen over dit reisje, misschien daarover later nog een keer. Maar nog voor ik zelf, in 1996, mijn eerste gps aanschafte, was mijn wantrouwen tegen het varen op waypoints al een feit. Op waypoints varen heb ik zelf sindsdien nooit meer gedaan..