De afgelopen jaren maken we, met onze opeenvolgende boten (Leisure 22, Wibo 930 en momenteel een Mascot 28 motorsailer), vaak een tocht van Limburg, door Brabant naar Zeeland. De afgelopen 3 jaar heeft dit een extra dimensie gekregen doordat onze zoon Jona ons met zijn eigen boot (een Felucca Kornati) vergezelde. Ook ons bijbootje / boodschappenbootje (Zodiac met flinke buitenboordmotor) gaat mee.
Op deze tochten maken we natuurlijk van alles mee, waarvan hier een aantal belevenissen van dit Corona jaar. Van Corona was overigens niet heel veel te merken op het water gelukkig, buiten het feit dat het wat drukker was dan andere jaren.
Onze tocht vangt aan met Stefan, echtgenote Eelke, zoon Jona, dochter Yara en hond Bobbie. Onderweg zijn er altijd wel een aantal opstappers, meestal vrienden of vriendinnen van de kinderen. Dat is dit jaar zeer beperkt helaas.
We starten met de tocht door het kanaal Wessem Nederweert. Het is (alweer) een droge zomer dus we houden rekening met wachttijden bij de sluizen. In de praktijk viel dit op de heen- en terugweg erg mee, behalve sluis Panheel, deze leidt naar het hoogste stukje kanaal van Nederland. Daar is dus eigenlijk altijd wel water tekort in de zomer.
Na Panheel varen we in 1 keer door naar Aarle Rixtel, op de kruising van de Zuid-Willemsvaart en het Wilhelminakanaal. Daar kun je in het doodlopende stukje vaarwater meestal goed overnachten in een klein passanten haventje, nog gratis ook. De afgelopen jaren is daar alleen steeds zoveel fonteinkruid onder water dat wij al eens 1,5 uur bezig zijn geweest om er weer uit te komen! We varen dus maar een heel klein stukje naar binnen.
De volgende dag stomen we via de Zuid Willemsvaart in 1 keer door naar de Maas. Sinds de invoering van de centrale bediening van deze Brabantse vaarwegen werken de sluizen zo efficiënt, zeker als het niet druk is en je jezelf goed meldt met de marifoon, dat soms het traject Panheel-Maas in 1 dag te doen is!
In de een na laatste sluis van het Maxima kanaal is het druk, we moeten invaren na een aantal binnenvaartschepen en vastmaken naast een groot wit motorjacht (een Super Van Craft voor de kenners). De aanwezige echtgenote van de schipper maant ons ergens anders te gaan liggen (wat niet kan, want het is druk) omdat zij geen boot naast zich wil in de sluis. Anders zal haar man ons wel even losgooien!
Een stel Brabanders in een klein motorbootje, dat weer tegen ons aan ligt, luisteren mee en vragen hardop of ze ‘die koekwaus even moeten helpen met vasthouden’. De echtgenote zagen we daarna niet meer totdat het witte jacht volgas de sluis uit voer (en een uitbrander kreeg van de sluismeester )
In vroeger tijden overnachtten we vaker in Den Bosch. Nu deze route door sluis 0 grotendeels gesloten is varen we vaker binnen bij WSV Neptunus, 1 km stroomopwaarts na de uitgang van het Maximakanaal. Hartelijke mensen en prima voorzieningen, niet druk.
Na deze overnachting gaat het gas er weer op (en de oordoppen voor Jona, aangezien die met de buitenboordmotor op en neer naar Zeeland vaart) om het laatste lange motor stuk naar Strijensas te varen.
Soms overnachten we nog tussendoor in Heusden, nu tanken we er alleen. De buitenboordmotor van het kleine zeilbootje verbruikt een veelvoud aan benzine in vergelijking met onze scheepsdiesel.
Ook overnachten in de Biesbosch is op zich prachtig, maar dan wel in het voor- of naseizoen. In de zomer is dit gebied overbevolkt door mensen uit Rotterdam en omstreken, liefst met speedboten en veel bier.
Aan het einde van een lange dag varen (met name voor de bemanning van het kleine bootje, ik zet vanaf de Maas gewoon de stuur automaat erop) varen we de Moerdijk bruggen onderdoor, de laatste lage bruggen! en komen we aan in Strijensas. Daar beginnen de voorbereidingen om de mast rechtop te zetten.
Deze paal van 12,50 meter kan ik zelf omhoog plaatsen met een flinke bokkenpoot en stevige takel. Blij als het weer achter de rug is. Het is veel werk en ook steeds spannend of het toch weer allemaal goed gaat. In Strijensas is er ook een mastenkraantje dat je tegen vergoeding kunt gebruiken. In het hoogseizoen is het alleen soms zo druk dat je een halve dag aan het wachten bent.
De mast van de Felucca is alleen of met 2 personen als een fluitje van een cent opgezet. We zijn er klaar voor!
In de volgende dagen varen we via het Hollands Diep en het Volkerak naar de Grevelingen. We stoppen nog in Willemstad en Oude Tonge. Dit laatste plaatsje ontdekten we dit jaar. Aan het einde van een nauw en ondiep haven kanaaltje ligt dit kleine gezellige dorpje, met lekkere frietjes en een Albert Heijn naast de haven.
De Krammersluizen waren dit jaar als enige sluizen een drama. Het was er op de heen- en terugweg zo druk dat veel mensen gingen voordringen, een hele meute schepen op de geopende kleine en supersmalle sluiskolken af dook met de wind in de rug zodat er allerlei vervelende situaties ontstonden, tot aanvaringen aan toe. Zeker op de heenweg waar je van zoet naar zout water gaat (van zoet naar zout gaat het fout…) en daardoor dus ook nog extra stroming mee hebt.
Nadat we door de (ook drukke) Grevelingensluis zijn geschut varen we bijna twee weken rond op de Grevelingen. We overnachten bij de verschillende eilanden, waar bijna altijd wel een plekje voor ons is, liggen voor anker en spotten avonden lang met het bijbootje zeehonden bij de Brouwersdam. Die komen daar jagen als het op zee vloed wordt waardoor er vers water met voedsel door de doorlaat stroomt. Vanaf het eiland Dwars in de Weg doen we met het bijbootje boodschappen in Brouwershaven of halen daar een ijsje. Boodschappen doen vanaf het haventje van Ouddorp is minder een succes, dat bleek een lange wandeling in de zomerhitte naar een overbevolkt dorpje.
Na de Grevelingen maken we een lange zeiltocht de Oosterschelde op. Prachtig met getij, de Zeelandbrug en zeehonden en bruinvissen om de boot. Ons doel is Burgsluis, wat ons betreft het mooiste haventje van Zeeland, met op de dijk een prima vis restaurant: Het Oliegeultje. Daar pal voor de deur zijn bijna iedere avond spelende bruinvissen te zien in de stroming van het getij.
Burgsluis is het verste punt van onze zomertocht. Van hier uit gaan we weer langzaamaan terug richting Limburg. We doen sint Annaland nog aan, overnachten op het Volkerak in Ooltgensplaat en zeilen op een hete dag met veel wind het zeer hobbelige Hollands Diep weer over naar Strijensas.
Daar net voor de haven weigert de buitenboordmotor van de Felucca te starten waardoor we die net voor de vaargeul tussen de tonnen uitplukken en op sleeptouw nemen de haven in. Eenmaal aangelegd spreken we de motor streng toe en dreigen het gereedschap uit te pakken waarna de motor zich gewonnen geeft en weer aanslaat.
Op dit moment begint de terugreis dan echt met het neerlaten van de mast waarna deze vastgesjord kan worden voor de lange weg de Maas op en de kanalen door.
Nu, bijna 4 weken later dan de heenreis, is er echt sprake van droogte en watertekort. Teletekst pagina 721 spreekt over wachttijden bij de sluizen in Limburg voor recreatievaart van max 4 uur!
Bij de ingang van het Maximakanaal treffen we een Kempenaar (binnenvaartschip) met vriendelijke schipper. Hiermee varen we een heel aantal sluizen op tot aan Veghel. Daar vragen we per marifoon even hoe lang hij doorvaart deze dag, hij adviseert ons om vooral met hem mee te blijven varen tot aan Helmond omdat sluizen wel steeds direct draaien voor binnenvaart, en wij al de hele dag hetzelfde tempo varen. Zo gezegd zo gedaan, wij koken onderweg en geven eten door aan de bemanning van de Felucca. We varen door totdat het bijna donker wordt.
We overnachten bovenaan sluis Helmond en varen de dag erna in 1 keer door naar Thorn. Door dit zo te doen hebben we een dag gewonnen waardoor we op onze eigen plas nog een dagje kunnen zwemmen en uitrusten van de lange reis. Aantal gevaren kilometers: bijna 800.