groom schreef :
Als eerste ik wordt van een ieder steeds weer een stukje wijzer
Overigens wordt jouw inbreng evenals die van andren zeer gewaardeerd. Ik heb uit dit draadje al meer info gekregen dan ik had verwacht dus nu niet stoppen met jullie discussies.
Mooi.
Dit soort gedachtenwisselingen verzuipen al snel in de details. Misschien met als gevolg dat mensen een tikkeltje kopschuw worden van varen op het Wad.
Varen op getijdewater is wat mij betreft het mooiste varen. Je moet een beetje met de informatie leren spelen. Niks is zwart of wit. Getijdeboekjes geven aan hoe laat het hoog- of laagwater is en hoe hoog het water komt met een precisie die doet vermoeden dat varen op het getij per seconde zou kunnen worden gepland. De werkelijkheid is altijd nèt even anders. Wie de invloeden kent die spelen begrijpt dat ook en neemt één en ander mee in z'n overwegingen.
Als ik vroeger voor anker ging in de Krabbekreek (inmiddels is m'n vaste ankerplekje een mosselperceel geworden), dan checkte ik tien keer de getij-stand tegen de tijd, de te verwachten getij-omvang (waar zitten we tussen springtij en doodtij?) en de tijd van LW voordat ik durfde te gaan slapen. Ik wilde er namelijk zeker van zijn dat ik ook bij LW bleef drijven. Ik heb er ooit nog eens een ouderwets dieplood voor aangeschaft (een rond blokje lood, met een gat onderin, aan een lijn) zodat ik exact kon meten wat de diepte op zeker moment was.
Na een paar jaar overzie je alle factoren en weet je na een paar minuten wel of je goed ligt of niet. Gebeurt er nog wel eens iets onverwachts, of vergis je jezelf, maar meestal blijf je binnen de bandbreedte waarin het te overleven is.
Wat ik nog wel doe als ik ergens op stroom anker is de wekker zetten op de tijd van de kentering. M'n anker is nog nooit uitgebroken bij het omdraaien van de stroomrichting, maar het moment van de kentering (kan wel een half uurtje duren, overigens), gecombineerd met de sfeer van roepende steltlopers, soms een paar vuurtorens aan de horizon en de vaak bladstille omstandigheden, vind ik nog altijd magisch.
Dat beleef je alléén op getijdewater.
Gewoon blijven varen en ervaring op blijven doen binnen de scope waarin je weet waarmee je bezig bent is het beste advies dat te geven valt. Er zijn geen buitengewone vaardigheden voor nodig. Gewoon doen en leren van wat je doet. Een goede, niet te oude kaart is van belang. Een laptopje met een recent tonnenbestand mooi meegenomen. Maar de belangrijkste navigatiecomputer zijn je eigen brein en je eigen zintuigen. Vooral blijven kijken.
De inmiddels bijna vergeten W.P. Coolhaas (schrijver van het boek 'Zeezeilen', dat vooral gaat over zeilen op ruim water; er staat maar één tochtje op de Noordzee in; van die naamgeving en opbouw kun je wat leren) was een oud-Marineofficier. Ergens in het boek vertelt hij een anecdote over hoe hij eens op de brug van een torpedojager stond en vanuit zijn ooghoek een lege mand voorbij zag drijven. Een paar seconden later zei hij tegen de jonge onervaren officier van de wacht, die ook op de brug stond: "zag je die drenkeling voorbijdrijven, even geleden, aan stuurboord?" De officier van de wacht verschoot van kleur en bekende dat hij niks had gezien. "Dan heb je geluk", vervolgde Coolhaas, "het was een mand, maar als het drenkeling was geweest, was het jouw schuld geweest als ie was verzopen".
Een nogal dramatisch voorbeeld, maar
die manier van kijken bedoel ik, zal ik maar zeggen.
Nou ja; ik liet me even gaan, sorry. Dit soort gedachten komen altijd bij me op als we weer eens oeverloos zitten te dreutelen over actuele kaarten, kaartplotters en al het andere dat ons het leven moet redden.
--
stegman