Geen staal maar polyester.
Opgericht door Adolf "Dolf" LeComte, oorspronkelijk een exporteur van in Nederland gebouwde jachten voor een groeiende Amerikaanse markt.
Al snel opende hij zijn eigen werf in de stad Jutphaas, ten zuiden van Utrecht. Contracten met de jachtontwerpfirma van John Alden Co. volgden, resulterend in de houtconstructie van 33 'Malabar Senior sloepen en 42' Nordfarer yawls, evenals het afwerken van de Halmatic-gevormde 38 'Challenger yawls.
In 1961 ging LeComte-Holland exclusief over op glasvezelconstructie, te beginnen met de Medalist 33-sloep, gevolgd in 1962 met de North East 38 sloep / yawl. Kwaliteitsconstructie was de norm, met massief glazen rompen, Airex-kerndekken, jachtkwaliteit gelakte interieurs en aantrekkelijke ontwerpen gecombineerd in een concurrerend romp- en tuigontwerp. 1965 bracht de 52 'Ocean Racer met vlak dek en teakhouten dek, de laatste van de Tripp-ontwerpen met LeComte. Naast het voortdurend upgraden van de jachten, hield een volledig herontwerp van rompen, boorplatforms en interieurs in 1966 deze ontwerpen actueel en populair.
In 1968, kort na de opening van een moderne bouwfaciliteit in Vianen aan de rivier de Lek, (net ten zuiden van Jutphaas) werd de door Luders ontworpen Fastnet 45 sloep / jol lid van de LeComte-familie. 1970 bracht de geleidelijke afschaffing van de Medalist 33 ten gunste van de door LeComte ontworpen ALC-35-sloep en 1971 verving de North East 38 door de ALC-40-sloep. 1973 bracht het herontwerp van de Fastnet 45 als ALC-46 sloep / ketch.
Terwijl dit alles aan de gang was, voerde LeComte-Holland een actief programma uit voor de militaire / commerciële bouw van motorboten van glasvezel, zoals 20 meter lange loodsboten voor Hoek van Holland, landingsvaartuigen voor de Nederlandse mariniers en vissersboten. Deze contracten gaven het bedrijf ervaring in rompen met schuimkern, die als basis dienden voor de latere verhuizing naar opblaasbare boten met stijve romp (RHIB) en landingsvaartuigen met tunnelrompen en werkboten.
In 1963 kocht Dolf LeComte een stuk onroerend goed aan het water in de Lower Harbor van New Rochelle, schot, gebaggerd en weer gevuld, en bouwde een jachthaven met 32 slippen. Naast de verhuizing van het verkoopkantoor daar, ontwikkelde Dolf een kleine staf van geschoolde arbeiders om de nieuwe jachten die uit Nederland kwamen in bedrijf te stellen en te onderhouden. Opgenomen als Glen Island Yacht Club, profiteerden de sliphouders ervan dat deze vakmensen ook ter plaatse waren om hun jachten te onderhouden.
Dolf LeComte ging met pensioen in 1994, sloot LeComte-Holland en verkocht het pand in Vianen aan een niet-maritieme industriële gebruiker.