Als je net hebt lopen hakken en zagen op een kruisrak met 20 knopen ware wind, alles nat is en de billen stijf met de voeten buitenboord wordt ik ook altijd voorzichtig om terug de spi erop te gooien. Eenmaal vol echter en met 8+ knopen snelheid lijkt het allemaal niets meer. Van die 20 knopen blijft op een diepe run nog maar een dikke 3 Bft over. Wel de zaak volhouden 8)
en het moment dat dat 'volhouden' van de spi mislukt ben je eeuwig dankbaar voor een neerhouder.
stel: je vaart lekker, zeer ruim rakje, spi er op. Alles onder controle. bootsnelheid 6.5 kn wind over dek is 15 kn Dan voel je dus windkracht drie.
Kom dat vrachtschip met het draaien van de bocht toch net iets dichterbij dan je dacht waardoor je een beetje moet oploeven. Nu komt de wind niet meer van pal achter maar van 110 graden. De wind die je voelt, schijnbare wind, neemt toe van 15 tot ca 20 kn Dat is ineens een hele volle vier! Met een klein bootje is dan een lapje van 30 m2 een hele hoop. Nu heb je twee scenario's:
1; je hebt geen neerhouder. Door het loeven krijg je meer kracht in je zeil, dit gaat meer bollen, kracht richt zich meer naar boven, boom beweegt zich omhoog, doordat de boom zich omhoog beweegt gaat je zeildrukpunt van de spi ook omhoog, kracht richt zich meer omhoog , boom beweegt zich omhoog..... etc. De verstoring versterkt zichzelf en houdt nooit meer op; Resultaat: boom tegen voorstag, spi trekt nog an schoot, boom buigt of barst. En al die tijd komt die binnenvaarder er aan en jij hebt helemaal niets te vertellen over je roer.
2. je hebt een neerhouder: Door het loeven krijg je meer kracht in het zeil. Dit gaat meer bollen, kracht richt zich meer naar boven. Neerhouder vangt kracht op. Kan iemand de koffie even doorgeven?
En dat voor de kosten van een lijntje , sluiting, blokje en klem.
Het hangt er een beetje van af welke thrills je zoekt bij het zeilen.
ik vaar altijd mét een neerhouder.
Groeten, Rob