Paar dingen die ik mij nog van onze schakel (30 jaar terug zei de oude man) herinner.
De zelflozers.
Wij hadden in de spiegel, net boven de waterlijn, twee rechthoekige gaten gemaakt van ± 25 x 10 cm.
Dat werd van buiten afgesloten door een iets overmaats plaatje triplex met daarop gelijmt een iets kleiner stuk dat precies in het gat paste en het geheel mooi afsloot.
Met een stuk trapeze elastiek werd het zaakje op zijn plaats gehouden en onder normale omstandigheden was dit waterdicht.
Als je water wilde lozen dan draaide je het stuk triplex een “kwartier” de boot liep dan behoorlijk snel leeg, beetje afhankelijk van de snelheid natuurlijk.
Wanneer de boot bijna leeg was en dus steeds meer snelheid kreeg begon het afdek plaatje “te klepperen” het stak namelijk net een beetje onder het vlak uit en door het langs stromende water begon het te bewegen. Zodoende vergat je het ook niet weer dicht te doen, het laatste restje water verdween wel door de normale zelf lozers.
De zwaardkast.
Wij hadden wel een soort afsluiting onder de boot waar het zwaard uit de zwaardkast kwam.
Dit leek op een soort tocht strip van dikke stugge stof, volgens mij geen rubber.
Als je dat niet had dan had je bij het planeren een complete fontein in je boot.
De vlonders.
Over de vlonders hadden wij gewoon een paar oude veiligheids riemen gespannen. Kon je ook nog prima als hangbanden gebruiken.
Als laatste een tip voor Fliere Fluiter, als je een Friese spreuk in je onderschrift neer zet doe het dan wel in “geef Frysk”.