Zaterdag morgen. Het zonnetje schijnt. Zodra we aan boord komen maken we gauw schoon schip en laden de spullen voor een lang weekend in.
We gaan een rondje buitenom doen. Er staat een mooi windje, noordoost. Rond de 10 a 12 knopen. Ideaal.
De varen richting de Volkeraksluis. Vanwege onze hoogte moeten we door de beroeps. We kijken elkaar aan en gniffelen wat. Zouden ze ons weer langs de meetpaal leggen?
Een mijl voor de sluis roept de beroeps, die naast ons vaart, de sluis op. Als hij instructies heeft gehad, roep ik de sluis.
"Meert u maar af aan het remmingwerk bij de meetpaal" zegt de sluismeester. We kijken elkaar lachend aan. Zouden ze hier geen database aan leggen van ATIS codes en hun hoogte, vragen we ons af.
Het is druk, dus we meren af en lunchen alvast. Net als we klaar zijn krijgen we instructies. Er zijn 4 beroeps voor ons waaronder een dubbele duwbak, en wij moeten achterin bakboord afmeren.
We wachten totdat alle beroeps "los" zijn, sluiten aan en varen de sluis in. De beroeps voor ons zet netjes zijn schroef achter uit zodat we op het gemakje kunnen aanlegen.
Maar zodra we liggen gaat de schroef weer volle patat aan. We liggen goed vast en hebben er weinig last van dus we laten het zo. Leven en laten leven.
Als we de sluis uitvaren kijk ik op de klok. Het is nog een klein kwartiertje varen naar de Haringvlietbrug. Brugopening gaan we niet halen, meen ik. Zullen we weer aan het ondiepte paaltje voor de brug gaan liggen, oppert mijn ega.
Het paaltje is er vast niet voor gemaakt, maar we liggen prima. Ik doe in de kuip een tukje, in het zonnetje.
Ruim op tijd zet de brugwachter het licht rood/groen. De horde voor de brug stoomt op. Wij wachten nog even.
Pas als we de bomen op de weg dicht zien gaan maken we los. Direct na de brug zetten we zeil en zeilen richting Stellendam.
Na een heerlijke tocht, die helemaal bezeild is, gaan we aan de noordkant van de Haringvlietdam voor anker. We genieten van de zonsondergang en de opkomende maan.
Na een rustige nacht varen we richting Goereese sluis. Bij boei DG4 hoor ik de sluismeester een jacht manen om snel de sluis in te varen. Ik roep de sluis en vraag of we ook nog mee kunnen.
Dat kan, maar dan moeten we wel opschieten. Zo gevraagd, zo gedaan. Als we de sluis invaren liggen er 2 jachten voorin.
"Zullen we in de zon gaan liggen?" zeg ik. Ik wil halverwege de sluis aan stuurboord gaan afmeren. Uit de speakers galmt het dat ik verder naar voren moet.
We kijken elkaar aan. Hij zal wel de kleine sluis willen draaien, zeg ik. Dus meren we helemaal voorin af, naast een wat kleiner jacht.
Net als we liggen gaan de achterste sluisdeuren dicht. Stomverbaasd kijken we elkaar aan. Waar was dit nu voor nodig? Drie jachten voorin op een kluitje en de rest van de sluis leeg.
Zal wel. We zeilen door het slijkgat over de Bollen van het Witte zand naar de Roompot. Tegen 15:30 uur leggen we aan bij de wachtsteiger.
Ik roep de sluis, vraag wanneer we erdoor kunnen i.v.m. onze hoogte. Ik moet om 18:00 uur nog maar een een roepje doen, meent hij.
Komt mooi uit. We halen de Genua eraf en zetten de High Aspect erop. Het stuk terug zal aan de wind zijn.
Om 17:30 halen we een frietje bij "de Helling". Om 18:00 liggen we met 3 jachten te wachten op voldoende hoogte.
Nog voor ik de sluis kan roepen worden we zelf geroepen. De sluis is defect, en de monteur is gebeld.
We kijken elkaar aan. Tot 22:00 kunnen we erdoor, dus ik vraag eens heel voorzichtig hoe lang het gaat duren. Nou, de monteur is onderweg, meent de sluismeester.
Onze achterburen worden wat nerveus. Ze moeten morgen werken, en willen nog graag voor het donker naar Colijnsplaat.
Om 19:00 is het dan zover, we mogen naar de sluis komen. De jachten achter ons gooien meteen los, maar wij wachten nog even.
Net als ze voor de sluis zijn, roept de sluismeester. De sluis doet het nog steeds niet, maar de monteur is ter plaatse.
De jachten komen terug. We stappen van boord om de lijnen aan te nemen. Half uurtje later, de sluismeester. Nou doet ie het echt, meent hij.
En verhip, we kunnen erin. Alleen jammer dat die "snelle" jongen die net nog binnenliep meent dat ie alleen in de sluis ligt.
Daardoor komen we met de mast onder de brug te liggen. Ik roep de sluis nog maar eens om te vragen naar de hoogte, en hoeveel we omhoog zullen gaan.
Zou net moeten kunnen. Het is al donker als we het anker in de betonhaven laten vallen. We zijn moe. Bij laagwater tussen de onverlichte boeitjes was ook nog best inspannend. Morgen aan de wind terug.
Na een wat onrustige nacht gaan we ankerop. Bij oostenwind lagen we toch niet zo beschut in de betonhaven. Met name bij hoog water klotste het behoorlijk.
We zeilen naar Colijnsplaat, en dan voor de zeelandbrug langs richting Zierikzee. We hebben geen haast, en vinden het ook niet erg dat de brug zo ongeveer voor onze neus weer dicht gaat.
Tijd voor een warme kop soep. Na de brug zeilen we naar het Keeten richting het Zijpe.
De Krammersluis ligt pal in de wind, en we hebben geen zin om op het Zijpe op te kruisen, dus zetten we de motor aan.
De Krammer is de laatste sluis van ons tripje. We kijken elkaar aan, het zal toch niet?
We roepen de sluis. Er zijn 4 beroeps voor ons, waarvan 1 kegelschip en een tweemaster. We leggen aan achter het remmingwerk bij de wachtplaats.
Als de deuren open gaan roept de sluismeester iedereen om de beurt op en deelt vlotjes de sluis in. Wij gaan als laatste bakboord achterin.
Probleemloos schutten we naar het Volkerak. We kunnen nog naar de ingang van het Rijn-Schelde kanaal zeilen en het laatste stuk zetten we de motor aan.
Rondje van 3 dagen buitenom. Geeft weer zat stof om bij de haard van de winter op terug te kijken.