Welkom,
Gasten
|
Onderwerp: Het was me het nachtje wel ......
Het was me het nachtje wel ...... 04 apr 2009 17:38 #65615
|
Het was me het nachtje wel …….
Het is begin oktober als ik besluit nog een laatste nog een laatste tocht naar Terschelling te maken. Buurman Jan, die vrijwel klaar is met de afbouw van zijn 11 mtr Van de Stadt Seal, vraagt of hij mee kan omdat hij zoveel mogelijk zeilervaring op wil doen voordat hij definitief het anker licht en naar de VS gaat. Een andere afbouwer, Pieter, wil ook graag mee in zijn Victory, een Trintella IV waarvan de romp door hemzelf geïmporteerd is. Pieter heeft geen navigatieverlichting dus zal hij kort achter ons blijven want we gaan heen binnendoor en terug buitenom. Alleen de Hembrug is nog een te nemen obstakel. De auspiciën zijn ongunstig: in de Spaarndammersluis valt Jan overboord terwijl hij de boeglantaarn van een nieuwe lamp voorziet. Gelukkig heb ik nog rood boven groen in de mast, maar vervelend is het wel. Vriendin Lize komt hem nog snel een stapeltje droog goed nabrengen en zegt nogmaals het jammer te vinden dat ze niet mee kan, maar ze heeft diverse partijtjes in Amsterdam. Tenslotte varen we de sluis uit en het galjoen van Pieter volgt ons op de voet. Als ik een uur later de Hembrug oproep geeft deze geen kik, en na een half uur ook nog niet. Een calletje naar IJmuiden laat me weten dat er een zeeschip binnenkomt en dat de Hembrug alleen voor mij niet open gaat. “Ok, goede wacht, bedankt en uit.” Via 10 babbelen we nog wat met het galjoen achter ons. Via radio Scheveningen luisteren we naar het weerbericht. Niet goed. Zuidoost tot oost 7 tot 8. Wisselende bewolking. In de verte zien we de boordlichten van het zeeschip en de lichten van de Hembrug laten zien dat de machinist intussen ook wakker is geworden. Ik waarschuw Pieter dat het bijna zover is en dat hij het zwarte koor aan het werk kan zetten. De bulkcarrier komt op sluipvaart langs en wij volgen hem op gepaste afstand. Een vuil-zwarte schaduw geladen met cacao of soja. Toch loopt die bak nog een mijl of zes maar om hem te overlopen moet ik de kraan helemaal opendraaien en daar heb ik totaal geen zin in. Met een ome Freddie in onze handen kijken we naar de kerstboom voor ons en vergeten onze vriend in zijn Armada-schip. Het bulkschip met soja raken we vlak voor Amsterdam kwijt en dan komen we tot de conclusie dat we ook Pieter kwijt zijn. We roepen hem op, maar tevergeefs. Geen antwoord. Tant pis, wij gaan door. Passeren de Oranjesluizen en maken hurry-up om nog voor tienen bij de brug te zijn. Ruim voor sluitingstijd bereiken we de brug. Volgens de regels meld ik me maar geen antwoord. “Ben je al met je winterslaap begonnen,” tetter ik boos, maar ook dat helpt niet. Jan pakt de schijnwerper en richt die op het wachthuisje van de machinist. De rat! Hij staat buiten met de fiets in de hand en spoedt zich haastig weg! Tien minuten voor sluitingstijd. Jammer, morgenochtend 6 uur draait ‘ie weer. Wij doen dus een ‘boerenachie’. De volgende morgen draaien we door de Schellingwouderbrug en zetten doek. De wind is goed, zuidoost 6. We zetten de reacher in plaats van de genua #1 en we rammelen met 8 knopen richting de Houtrib. We geven het roer aan ‘ome kobus’ die piepend en knersend zijn werk doet, het is nèt aan en ik besluit ter plekke een professionele stuurautomaat te kopen en dat ding dat ik nu heb weg te doen. Amateurtroep. Een goeie hydraulische Neco, dat moet het worden. De duurste Brookes & Gatehouse en dan zo’n jammerlijk functionerende Autohelm. De windmeter loopt op richting 35 knopen en ome kobus geeft te kennen dat alleen sturen voor hem te zwaar wordt. We schakelen het rotding uit en Jan pakt het grote Whitlock stuurwiel. Ik doe een rondje zeiltrim en we lopen al tegen de 9 knopen. Na het aftrimmen van het achterlijk staat de lognaald tegen de 10. Radio Scheveningen geeft een storrmwaarschuwing af maar ik zie dat de wind toch iets aan het afnemen is. De golven van het Noordelijke IJsselmeer denderen tegenhet schip aan en af en toe komt er een enorme bak water over het dek. “Trek een rif,” roept Jan. Ik roep dat de boot juist voor dit weertype is gebouwd: hard zeilen met harde wind. Maar het gaat hard en we hebben er plezier in. We zijn al een tijd onderweg en gaandeweg neemt de wind af en wissel ik de reacher voor de genua #1. Dan zakt de wind nog verder weg en dan wordt het tijd voor de blister. Wisselvalliger kan het weer niet zijn. Tegen de avond lopen we Kornwerderzand binnen in een konvooi van een paar schepen. Net voor onze neus doet de sluisdienst de brug dicht, althans dat willen ze. Totdat ze plotseling wakker worden en net op tijd nog de boelopen zetten. Gelukkig had Jan al de vaart uit de boot gehaald maar toch had het een mast kunnen kosten. We besluiten onze sarcastische opmerkingen maar voor ons te houden. Gelukkig, iemand komt netjes excuses aanbieden, ze hadden ons te laat opgemerkt. Ok, no problem. Buiten de sluis meren we af en blijven liggen. Ik ga met donker de Waddenzee niet op. Lise had ons een macaroni-schotel meegegeven die we met een ferme Barbaresco wegspoelen. We babbelen een beetje over onze toekomstplannen en gaan dan naar kooi. Als ik wakker wordt is het al tegen tienen. Ik trek het luik open en een waterig zonnetje straalt me tegemoet. Een mistig waas hangt over de dijk en het zicht is niet meer dan een paar honderd meter. Rondom worden de andere yachties wakker en de een na de ander lodderig kijkende kop komt boven de garage uitsteken. Een vriendelijk toegeroepen goedemorgen verbeterd mijn stemming. Met mist de wadden op is zoiets als een abonnement op vastlopen. We drinken koffie, eten gebakken eieren met spek en aardappelen en verheugen ons op de nieuwe dag. Nadat het waas iets optrekt dieselen we langzaam naar buiten. Er staat wel iets wind maar weinig. Ik roep de boys van de sluis op en vraag of ze een idee hebben wat het weer wordt. “Zuidoost tot oost tien meneer,” klinkt het droog aan het andere eind van de marifoon. Ik kijk naar de mist en de flauwe zucht die nauwelijks merkbaar is. Het zal allemaal wel, ga maar weer slapen jongens! Ik zeg het dan wel niet maar denk het wel. We dieselen langzaam het Zuid-Oostrak in, iets voorbij de ZR 27 totdat ik de kiel op de bodem hoor stoten. Ok, hier anker uit en wachten op HW. Ik had tegen Jan gezegd op dood water weg te gaan en bij de ZR 27 te wachten totdat we de richel over konden. Geduldig zitten we aan dek nog te genieten van de omgeving totdat Jan in de verte een tuftuffer ziet. Zeilboot(je), man, pet en pijp. Het motorgeluid wordt wel sterker maar we slaan er geen acht op, we liggen op het dek en zuigen de laatste magere zonnestralen van het seizoen op. Het motorgeluid wordt nog luider, gevolgd door een doffe bons en een gerinkel van glazen en vallende borden. Het tuftuffende zeilbootje, man en pet waren boven op ons voor ankerliggende schip geknald. Zomaar. Ik zag de D vlag als een vaatdoek aan de spiegel hangen en m’n Duits was ik nog niet verleerd. Nadat we onze woede hadden gekoeld begon de man uit te leggen dat hij dacht dat we hulp nodig hadden. Tegen zoveel naïveteit waren we niet bestand. Zeker niet toen een knappe jonge vrouw met een lachend gezicht bovendeks kwam klaarblijkelijk wakker geschud door de lichte aanvaring. Nee, alles is goed. Prettige dag en liever niet tot ziens. Uiteraard werd dat laatste niet hardop uitgesproken. De ton verderop begon te draaien en er kwam leven in het schip. Ankerop, we gaan. Alleen op de blister bewogen we naar de 320° en zeilden voetje voor voetje richting het Inschot, daar zouden we het grootzeil zetten en dan via de Wolfshoek naar de Vliestroom. Iedere keer opnieuw beleefde ik zeilen op het wad als een groot avontuur. Met een extreem diepstekende kiel betekende de minste of geringste stuurfout een onzachte aanraking met een zandbank en gewapend met een kijker telden we de bakens af die op een mijl uit elkaar lagen. Die krasten we af op de handzame waddenkaart. Later zou ik de gegevens in de grote kaart zetten, maar op dek gebruikten we de kleine 1811.4 . Door onachtzaamheid pakte ik de verkeerde kant van de Wolfshoek, die ik aan BB had moeten houden,maar had die nu aan stuurboord en strak naar het kompas turend riep ik naar Jan om met de kijker naar de IN3 te speuren die ongeveer op 1 uur moest liggen. Angstvallig hield ik tegelijkertijd de dieptemeter in de gaten want de afstand van het verschil in diepte tussen 0 en 11 meter bedroeg nog geen twee meter. Links en rechts zag ik diverse teerkisten op het droge zand liggen en dus kreeg ik het Spaans benauwd. De verademing was dus groot toen we uiteindelijk de grote IN1 voor onze neus kregen en tenminste weer op verkenbaar water voeren. De dikke Vliestroom lag pal voor ons en met de welbekende zucht van verlichting tackelde ik het grootzeil omhoog nadat Jan het stuurwiel had overgenomen. Ome kobus was met vervroegd pensioen gestuurd. “We krijgen storm,” zei maat Jan. “Kijk”. Inderdaad. Sierlijke witte koppen bedekten de kammen van de kleine brekertjes die op ons afkwamen. Nu moesten we langs het Fransche Gaatje en vooral de tonnen van Vlieree goed aanhouden. Bij de VL3 zouden we hard stuurboord gaan en koersen op de draaiton VL2 die de ingang naar het Schuitengat aangaf. Maar zover waren we nu nog niet. Iedere keer opnieuw was het varen in dit gebied zoiets als paardrijden in de Llano Esrtacado, een grote woestijn tussen New Mexico en Texas waar de Indianen de begaanbare trajecten hadden afgezet met stokken. Een stok gemist en je was weg. Het liep al tegen vieren en de wind nam hand over hand toe. De blister moesten we vervangen voor de # 2 en kon er nog net zonder te reven gezeild worden. “Gaan we niet te hard?” vroeg maat Jan. “Ja.” Maar hier was ik op bekend terrein. De VL3 kwam in zicht en ik telde de meters. Ongeveer in het midden van de VL3 en VL1 maakte ik het afgesproken gebaar van hard stuurboord totdat ik de VL2 iets aan bakboord zag. Met een harde halve wind staken we de Vliestroom over die er dreigend uitzag. Dat zou straks nog erger worden als het tij zou wisselen want dan kwam wind tegen stroom en kon het hier een hel worden. Dan zouden wij goed en wel in de haven liggen. Zonder verdere evenementen kwamen we in de snoeiharde wind voor de SG1 waar ik hard BB uit ging en keurig in de havenmond van West Terschelling belandde, waarna we naar het achtereinde van de haven dieselden alvorens de boot met de kop naar de golfbreker te leggen wat op zich nog een heel gedoe was in de harde tot stormachtige wind. Noch Jan noch ik hadden zin om te koken en we besloten derhalve ergens wat te gaan eten. Dat het geen seizoen meer was bleek duidelijk maar toch kregen we in het nabij gelegen hotel een goede Hollandse warme hap waarna we de bekende kroeg bezochten met de duidelijke herinneringen aan de vele gestrande schepen en bijna evenzo vele reddingen. We waren de enige bezoekers totdat twee aantrekkelijke juffen het etablissement binnenhuppelden om onze avond goed te maken. Voordat we het wisten was het sluitingsuur daar en moesten we afrekenen en vertrekken. Na een kort onderling overleg besloten de dames ons te volgen naar het schip. Vergeten ben ik te melden dat op onze weg naar het havenrestaurant wij een boot zagen die tegen de steiger lag te raggen en dat konden we niet aanzien. De stuurboordzijde was al aardig geschavield en toen wij aanstalten maakten het bootje met de kop in de wind te leggen werd ons dat door omstanders onmogelijk gemaakt. “Het is er een van het vaste land, een Fries en doet het met een van “onze” meisjes. Laat die boot maar zitten.” Het zou niet verstandig zijn om ter plekke met die lui ruzie te zoeken maar zonder er woorden vuil aan te maken vervolgden we onze weg. Later zouden we die boot goed leggen, dan waren die lui al vertrokken. Bij het schaarse licht keken ze naar de muiters die over de strekdam sloegen wat een machtig gezicht was. Bij terugkomst met ons gevolg parkeerden we de dames in de salon met een uitstekende rode wijn en wij haastten ons naar de boot die inmiddels als behoorlijk was toegetakeld. Toen wij met dat karwei klaar waren konden we ons concentreren op de twee Amsterdamse schoonheden. Nadat een 2e en een 3e fles de gang van de 1e was opgegaan en het loeien van de storm nu wel echt hoorbaar werd, hadden de meisjes weinig zin om naar hun hotel te wandelen en uiteraard waren ze welkom op het schip. Naast elkaar liggen hoorden we het woedende getinkel van de stalen vallen tegen de mast en het windorgelvuurwerk van Aeolus door het lopende want, af en toe overstemd door de pauken van de Waddenzee. Luisterend naar dit nachtelijke concert lagen we met open ogen en af en toe fluisterend met elkaar totdat een doffe dreun ons uit onze mijmeringen opschrikte. Daarna nog een bons en toen besefte ik dat er iets aan de hand was. Jan was eerder bij het garageluik dan ik en terwijl ik de zalinglichten aan deed stond hij al buiten alleen gekleed in zijn onderbroekje. “Helpen, vlug,” zei hij, “Er is hier iets mis!” Buitengekomen zag ik twee witte handjes over de reling in het felwitte licht van de deklampen. Dat ellendige rotbootje dat ons eerder die dag had aangevaren lag hevig stampend naast ons. Jan zwaaide met een reuzesprong over de reling en ik smeet hem een van de losse schoten die op het dek lag achterna en belegde die om de dichtstbijzijnde lier. Tot overmaat van ramp begon het te regenen en hoorde ik Jan roepen dat het bootje halfvol met water stond en dat ik moest helpen met het aan boord brengen van de Duitse vrouw waar geen leven meer in zat. De meisjes kwamen intussen ook aan dek, half aangekleed en gezamenlijk wurmden we het loodzware lichaam van de half bewusteloze vrouw tussen de draden van de reling door waarna onze twee bezoeksters haar naar beneden brachten. “Waar is de man?” schreeuwde ik boven het tumult uit. “Is er niet,” riep Jan terug. Ik moest half overgeven van het teveel aan wijn, de plotselinge inspanning en het besef dat we in een regelrechte calamiteit beland waren. Na een aantal vruchteloze pogingen kwam de vrouw een beetje bij haar positieven en vertelde in paniek dat haar man nog op de strekdam zat. Daar waren ze met boot en al opgeslagen en was haar man overboord gestapt om de boot los te duwen. Via Scheveningen Radio meldde ik dit en niet zo heel erg veel later zag ik lichten in de haven opflitsen en maakte een boot zich los van de oostelijke havenkant waarvan het zoeklicht als een mes door het duister sneed. De meisjes hadden de vrouw ontdaan van haar drijfnatte kleding en in onze slaapzakken gehuld terwijl ze druk bezig waren met koffiezetten. Nog geen uur later kregen we het bericht dat de man uit zijn benarde positie was gehaald en dat er verder voor hem gezorgd zou worden. Ik meldde dat wij ons om de vrouw zouden bekommeren. Nadien dronken we nog enige mokken hete koffie met pure whisky. De vrouw waarvan de naam niet wisten lag languit op de bank en was in diepe slaap. “Kunnen we haar alleen laten?” vroeg ik aan Jan die een blauwe maandag medicijnen had gestudeerd. “Die meid is ok, we kunnen rustig gaan slapen.” “Welkom op de boot die avontuur heet,” fluisterde ik naar mijn vriendinnetje van een dag, waarop het meisje rillend in een hysterisch lachen uitbarstte. Had ik nu eindelijk mijn zeilmeid gevonden? Op die vraag zou nooit een antwoord komen. Eilanders kwamen de volgende dag en ontfermden zich over het Duitse meisje. Wij maakten het schip vast en pompten zo goed en kwaad als het ging het water eruit en liet ik mijn adres achter voor de verzekering. Mijn boot was behoorlijk geramponneerd maar eigenlijk kon het me weinig schelen. “Pfoe, dit was me het nachtje wel,” zei ik opgelucht tegen de dames. Ze moesten afscheid nemen, ze hadden die avond nog een partijtje, een verjaardagsfeest. Wij zouden pas de volgende dag vertrekken. Een dagje rust, waarvoor we gekomen waren, zou ons goed doen. We brachten de dames naar de boot. Hun auto stond in Harlingen. Een traantje, een snelle kus, was alles wat me restte. Plus een onvergetelijke nacht. Ook de Duitser en zijn vrouw zag ik niet meer terug. Jan werd verwelkomd door zijn vriendin met een snoeiharde oorvijg. Wat wilde het onzalige toeval? Op het partijtje waar Lize naar toe was gegaan waren tweemeisjes die in vuur en vlam over het hun overkomen avontuur verhaalden. Over de twee fantastische jongens op hun jacht die ze hadden ontmoet…….. de rest kun je wel raden. Het is inmiddels 25 jaar geleden dat dit gebeurde, maar ik zie het nog steeds voor me. Woedend had Lize de kaart verscheurd waarop het adres van de meisjes stond en was met niets te bewegen om te vertellen waar ze de twee had ontmoet. Niet alle verhalen hebben een goede afloop. |
Als je de horizon kunt aanraken is het einde van je reis nabij.
Alleen ingelogde leden kunnen reageren.
|
Re: Het was me het nachtje wel ...... 04 apr 2009 21:05 #65645
|
Mooi stukje proza !!
|
Alleen ingelogde leden kunnen reageren.
|
Re: Het was me het nachtje wel ...... 05 apr 2009 07:36 #65662
|
Mooie story Robert.
|
Alleen ingelogde leden kunnen reageren.
|
Re: Het was me het nachtje wel ...... 14 mei 2009 04:25 #71551
|
Schrijversforum.nl
Albert, bij deze zou ik gaarne je boek bestellen. Hoe werkt dat? Lannes: fantastisch, wat een verhaal! Als je boek uit is (andere topic) dan houd ik me aanbevolen! groet, Maarten |
Alleen ingelogde leden kunnen reageren.
|
Re: Het was me het nachtje wel ...... 14 mei 2009 08:26 #71596
|
Hallo Mick,
Mijn verhaal met foto's is door Dennis tot een boek verwerkt en is te bestellen bij LULU. Persoonlijk vindt ik de prijs -inclusief verzendkosten- een tikkie te hoog. Je kan het ook lezen op het forum. http://www.lulu.com/content/2894285 óf http://www.zeilersforum.nl/index.php?option=com_content&task=view&id=33&Itemid=61 Vr. gr. Albert |
Alleen ingelogde leden kunnen reageren.
|
Re: Het was me het nachtje wel ...... 14 mei 2009 11:16 #71619
|
He Albert, jouw verhaal is goud waard hoor!
Maar je hebt gelijk, de prijs is wat aan de hoge kant. Da's het risico van zeer kleine oplages, helaas. |
Alleen ingelogde leden kunnen reageren.
|
Tijd voor maken pagina: 0.122 seconden