Het is elk jaar weer hetzelfde verhaal over die muggen.
Maar omdat geheugens kort zijn, kopieer ik elk jaar mijn uitleg over dit fenomeen.
Lees maar:
Muggenplagen en palingsound
Al een paar keer is de vraag gesteld waarom die muggenplagen optreden.
Nou, dat hangt allemaal samen met de Volendamse paling-sound.
-Huh??!!??-
Kom er even bijzitten, dan vertelt opa weer een verhaaltje.
Midden in het lage landje lag een prachtige zee-arm, de Zuiderzee. Deze ondiepe zee was onvoorstelbaar rijk aan vis: grote scholen haring en ansjovis zwommen af en aan; wijting, dikke bot, garnalen en allerlei andere creaturen waren door de twee Scheppers (de protestantse en de katholieke) zó rijk rondgestrooid in dit water dat de duizenden vissers hun netten goed konden vullen.
In de paaitijd was de Knar, een ondiepte voor Harderwijk, zó rijk aan viseitjes dat het water op gelei leek; boeren schepten hun bootjes vol om hun land ermee te bemesten. De zeehonden zwommen met open muil rond en vulden moeiteloos hun vette pensen.
Iedereen was gelukkig en deed waar-ie goed in was.
De Volendammers waren vooral goed in het vangen en verhandelen van garnalen. Rond 1860 brachten ze hun vangsten vooral naar Amsterdam, soms wel een paar honderd ton (!) per nacht.
Ze vingen ook wel wat paling, maar daar deden ze niks mee. Die leek immers op de slang uit het Paradijs, zo glibberig, zo duivels. De katholieke Schepper vond het niet goed als ze die paling op zouden eten, tenminste, dat zei Zijn aardse Volendamse boodschapper.
Helaas besloot een van de Scheppers (er wordt nog steeds gediscussieerd welke van de twee, de Katholieke of de Protestantse) dat de zaak eens goed opgeschud moest worden. Hij zorgde in 1916 voor een heftige noordwester, waarbij dijken braken, landerijen overstroomden, mensen en vee verdronken en botters werden versplinterd. Het was zo erg, dat het zelfs hare majesteit behaagde om de catastrofe in ogenschouw te nemen.
Meneer Lely (die man waar later een dorp naar vernoemd is dat hardnekkig “stad” wordt genoemd) was het niet eens met deze Schepper en besloot om zelf ook schepper te worden.
En zo schiep hij de Afsluitdijk, die met een beetje hulp van zijn vrienden in 1932 klaar was.
Het rijke zoute water veranderde al gauw in een brakke poel, waar vissen, garnalen, zeehonden en schelpdieren in stierven.
De vissers vingen bijna niks meer. Maar dit stilstaande, verzoete water vol met organisch materiaal bleek een waar paradijs te zijn voor muggen.
Het water was niet meer dik van de paaiende vissen, maar van de muggenlarven: er dreef regelmatig een dik tapijt van die larven op het stinkende water terwijl de hemel verduisterd werd door zwarte wolken insecten.
En zie: dankzij de nieuwe schepper profiteerde de duivel (die van de Volendamse Schepper): er ontstond een explosie van de palingstand. Die palingen konden zich onbeperkt volvreten met muggenlarven: voor hun was dit het paradijs.
De Volendammers krabden zich eens op het hoofd, want daar hadden ze nu alle tijd voor omdat er geen garnalen meer waren om te vangen.
Toen ze klaar waren met krabben kregen ze een visioen waarin ze die duivelse palingen vangen en voor veel geld verkopen aan heidense toeristen. Met al dat geld zouden ze hun eigen Schepper kunnen eren, en dan hielden ze nog genoeg over om er zelf rijk van te worden, grote lelijke huizen te bouwen en afschuwelijke nieuwe liedjes te zingen.
En zo geschiedde.
Dus dankzij meneer Lely zitten wij nu opgescheept met muggenwolken, wouden van waterplanten, een lelyk dorp (dat nog steeds stad genoemd wordt), en tot overmaat van ramp: de palingsound.
Naschrift: dit verhaal berust op feiten die heel erg vrij geïnterpreteerd en geromantiseerd zijn. Er kunnen geen rechten aan ontleend worden, ook niet door Volendammers en Urkers.