SCHIPPER VERSUS RIJKSWATERSTAAT
Gerechtshof: gebruik schroef in sluis mag met oog op veiligheid
Een schipper is op basis van goed zeemanschap terecht van de regels afgeweken door in een sluis zijn schroef te gebruiken, zo oordeelt het gerechtshof in Den Bosch. Volgens binnenvaartadvocaat Marius van Dam betekent dit dat Rijkswaterstaat het gebruik van de schroef in sluizen nu overal moet toestaan, maar daar denkt RWS zelf anders over.
Vincent Krabbendam
Den Bosch, 31 januari 2023, 07:36
Het sluizencomplex bij Maasbracht, waar het voorval plaatsvond. 2018, ANP, Paul van Baardwijk
De schipper werd beschuldigd van drie overtredingen in het najaar van 2017 in een Limburgse sluis. Hij zou de aanwijzing van een Rijkswaterstaat-operator om de scheepsschroef uit zijn werk te zetten niet hebben opgevolgd. Daarnaast zou hij de marifoon niet hebben uitgeluisterd op het kanaal van de sluis. En in diezelfde sluis, terwijl het schip afgemeerd lag te wachten om weer uit te mogen varen, zou hij meerdere malen de schroef hebben aangezet.
De kantonrechter sprak de schipper van het eerste en derde vrij en legde hem een boete van 200 euro op voor het niet uitluisteren van de marifoon. Daarop ging de advocaat-generaal namens het Openbaar Ministerie in hoger beroep om de schipper alsnog voor alle drie zaken veroordeeld te krijgen.
Instructie wel opgevolgd
Het niet uitluisteren van de marifoon acht het gerechtshof niet bewezen. Toen het schip was ingevaren en afgemeerd, sloot de operator de sluisdeuren. De schipper kreeg via de marifoon de instructie om de schroef af te zetten. De schipper reageerde niet, maar volgde de instructie in eerste instantie wel op. Daarna begon de operator het nivelleringsproces. Dat de schroef er daarna weer op en af is gezet, verandert daar volgens het hof niets aan.
Het opmerkelijke aan deze zaak is, dat het hof de andere twee punten wel bewezen vindt. Toch wordt de schipper daarvoor niet bestraft. Het Binnenvaartpolitiereglement (BPR) schrijft voor dat een schip, zolang het gemeerd ligt in een sluis, geen gebruik mag maken van ‘mechanische middelen tot voortbeweging’, zoals dus de schroef. Maar van datzelfde reglement mag worden afgeweken als de veiligheid en goede orde dat verlangen. Dat valt dan onder de noemer ‘goed zeemanschap’.
Controle over schip houden
In het hoger beroep betoogden de schipper en zijn advocaat dat het in dit geval volgens goed zeemanschap nodig was af te wijken van de voorschriften. De schipper zegt zijn schroef niet voortdurend in zijn werk te hebben gehad, maar deze wel meerdere keren te hebben aangezet om de trossen strak te houden en daarmee ook de controle over het schip. Door zo met de situatie om te gaan zou hij weliswaar hebben afgeweken van de regels, maar wel vanuit het idee om schip, bemanning en sluis heel te houden.
Op basis van onderzoek door twee deskundigen komt het gerechtshof tot het oordeel dat er, op basis van goed zeemanschap, terecht is afgeweken van de regels. In deze sluis en bij deze omstandigheden, met een ander schip er vlak voor, was sprake van een krappe schutting. Volgens de deskundigen is het meermaals (stationair) in werking hebben en aanzetten van de schroef in dit geval een voorbeeld van goed zeemanschap, want deze handelingen waren nodig om mogelijk gevaar af te wenden.
Weigeren te erkennen
Binnenvaartadvocaat Marius van Dam trad in deze zaak op als raadsman van de schipper. Hij geeft aan dat schippers de krachten die tijdens het schutten door de beweging van het water op de trossen en het schip zelf ontstaan onder controle moeten kunnen houden met behulp van de schroef. Dit moet vooral voorkomen dat trossen breken en gevaarlijke situaties ontstaan.
Volgens Van Dam is Rijkswaterstaat met name bij de sluizen in de Maas, na invoering van centrale bediening, principieel gaan handhaven op het BPR-voorschrift dat de schroef niet mag worden gebruikt. ‘Rijkswaterstaat weigerde te erkennen dat goed zeemanschap met zich kan meebrengen dat de schroef ook tijdens het schutproces wordt gebruikt. Maar deze schipper heeft eerst van de kantonrechter en nu van het gerechtshof gelijk gekregen.’
Van Dam spreekt van een goed onderbouwde uitspraak, waarbij deskundigen onderzoek hebben gedaan en meerdere zittingen plaatshadden. Hij verwacht dan ook dat de uitspraak gevolgen heeft voor de praktijk. ‘Rijkswaterstaat zal moeten toestaan dat schippers, wanneer nodig, in sluizen de voortstuwing gebruiken.’
Overigens gebeurt dit volgens Van Dam al in veel sluizen, zonder dat dit tot bezwaren of problemen leidt.
Mechanische middelen bij schutten verboden
Rijkswaterstaat laat echter bij monde van een woordvoerder weten dat er niets verandert. ‘Voor elke toekomstige schutting van schepen geldt, dat schippers zich moeten houden aan de wet’, benadrukt hij. ‘De hoofdregel is en blijft dat het verboden is mechanische middelen te gebruiken tijdens het schutten. Slechts bij onmiddellijk gevaar kan sprake zijn van een beroep op goed zeemanschap (art. 1.05 BPR).’
Schroeven hoeven niet te draaien
De woordvoerder geeft aan dat de praktijk van het schutten voldoende mogelijkheden biedt om het proces veilig te laten verlopen. ‘Als de touwen goed zijn vastgemaakt kan een schip stil blijven liggen en hoeven de schroeven niet te draaien tijdens het schutproces. Dit is bekend bij schippers. Rijkswaterstaat heeft er ook alle belang bij dat de schroef niet onnodig wordt aangezet, aangezien dit schade aan de sluis kan berokkenen, maar ook andere schepen in gevaar kan brengen.’
Rijkswaterstaat wil verder in overleg met de betreffende schipper over de toekomst, met als uitgangspunt: ‘Structureel overtreden van het Binnenvaartpolitiereglement kan en mag niet aan de orde zijn.’