Die handleiding van Selden is heel goed. Het topwant moet flink strak, net aan een bas-snaar. Tien centimeter slip op je grootzeilval is niet goed. Dat moet wel gefixt worden. In de tussentijd kun je de val strak om een lier knopen, dan slipt ie niet.
Een goede manier om dit type verstaging te stellen is de volgende, gejat van de J/22;
This visual method is our suggested way to set your shroud tension for all crew weights and in all wave and breeze conditions. We feel that it is not only a relatively simple technique to use, but also the most accurate way to achieve proper and consistent rig setup in the J/22.
Set your rig tension so that the leeward upper shroud just starts to appear slack – not sloppy, but just not taught. Start out close to the upper shroud tension suggested in the chart below for your best guess of the present wind velocity. When sailing upwind under proper sail trim, watch the leeward upper shroud, and if it has a great deal of “wiggle” (more than a ½” back and forth), tighten both sides equally until the leeward upper is again just starting to go slack. If the breeze lightens, or you start out too tight (no wiggle at all), back off both uppers equally until a slight wiggle just appears.
The lower shroud tension is checked by sighting up the slot in the back of the mast (lay your head on the windward side of the mainsail facing forward and looking up the mast groove). There should be a slight sag (approximately ½” to 1 ½”) to leeward at the spreaders in all conditions except very breezy ones (20 knots and above) when heavy boom vang tension is used. Only in these very breezy conditions will the mast become almost straight. Never, in any condition, should the mast bow to windward at the spreaders! You’ll have the most sag in very light air and the least sag (almost straight) in 20 knots and up.
Ik heb dit ooit vertaald en samengevat:
*De voorstaglengte is vast. Hiermee wordt de mastvalling en dus de loefgierigheid bepaald.
*Het topwant staat zo strak, dat het topwant aan lij net niet loskomt bij maximale druk aan de wind. (20 graden helling met alle bemanning aan loef) Het kan lonen om het topwant met licht weer losser te zetten, zodat de voorstag meer doorzakt en de fok dus voorin meer diepte heeft. Met de genua is dit niet nodig. Span aan het eind van de dag het topwant weer terug. Zorg ervoor dat het want aan lij zo min mogelijk los komt. Met een losse stag staat de mast instabiel.
*Het onderwant trekt het midden van de mast naar loef en naar achteren. Het doel is dat de mast dwarsscheeps zo recht mogelijk staat, en dat de mast altijd een beetje naar achteren is gebogen, als een boog met de pijl naar voren. Bij licht weer mag het midden van de mast echter wel een paar centimeter naar lij uitzakken, voor meer diepte in het midden van het grootzeil. Het omgekeerde, het naar lij afbuigen van de masttop, mag nooit.
Let op, bij dit type tuigage komt het topwant losser als je de hekstag aantrekt. Als ik mijn mast heb getrimd voor 3 Bft., dan komt het wel eens voor dat zónder hekstag het onderwant aan lij loskomt, en mét hekstag het topwant aan lij loskomt. Dit alles op aandewindse koersen uiteraard.
Voor het toeren is het beter om het allemaal lekker strak te zetten. Is een stuk beter dan te los.