Ligurië is mooi, de Italiaanse Rivièra duur. Het zachte mediterrane klimaat heeft al eeuwenlang een trits rijkeren naar hier gelokt. De meeste dorpen zijn nog mooi gebleven met typisch geschilderde huizen in vele warme pasteltinten. De haven en omgeving van Genova is daarop een lelijke uitzondering: de haven is reusachtig en de installaties en appartementsblokken die daar rond- en bijhoren strekken zich over 12 mijl uit.
De kust heeft vele kleine vissershaventjes waar wij niet in kunnen en een reeks aangelegde plezierhavens. Er is weinig natuurlijke beschutting en ankerplekken zijn heel schaars. Na een indigestie van havengeld zijn we blij als het weer opklaart en stabieler wordt zodat we open en bloot langs de kustlijn kunnen ankeren. Dit pakken we wel strategisch aan, namelijk naast een haven. Moest het weer omslaan dan zijn we in een wip en een gauw veilig achter de muren.
We twijfelen even om de Golf van Genova over te steken, maar kiezen er uiteindelijk voor verder te coasthoppen. De woelige rit naar Antibes zit vers in het geheugen en ook de terugkeer naar Cavalaire, met de staart tussen de benen, voel ik nog in mijn knieën. Laten we maar niet overmoedig worden en langzaam ervaring opbouwen.
We ronden Punta di Portofino waarbij de rotsen steil uit het water rijzen, begroeid met dadelpalmen, dennenbomen en paarse bloemen. Hier en daar priemt een toren tussen het bladerdak.
Verscholen achter de hoek komt Portofino tevoorschijn. Volgens sommigen het mooiste haventje van de Middellandse Zee: piepklein, meerboeien, smalle hoge huizen in mooie kleuren, fresco’s, een kerk. Het aanvaren is prachtig! De ondergaande zon zorgt voor een licht- en schaduwspel, de groene bomen steken fel af en het is een komen en gaan van kleine kleurige tripper bootjes. We laveren voorzichtig tussen de gemeerde jachten en genieten even van het mooie spektakel.
Hier aanmeren zit er niet in. Portofino hoort bij de duurste havens en wij hebben geen €120 over om een nachtje aan een boei te hangen. Een superjacht betaalt hier €2900 per nacht. Immoreel. We zoeken nog even naar een ankermogelijkheid, maar het stikt van de kleine meerboeien in de nabijgelegen baai zodat we besluiten naar Santa Margherita te varen. Een goede keuze, zo blijkt! De haven zelf laten we links liggen; we kruipen dicht tegen het strand om te ankeren met zicht op een prachtige stad. Even denken we nog dat het verboden is, maar in de loop van de avond volgen enkele andere zeilboten ons voorbeeld. Het is een af- en aanvaren van tripperboten en watertaxi’s die kijklustigen en dromers naar Portofino varen. De rijken mogen het hebben!
Ook in Santa Margherita zijn de huizen in die typisch Ligurische stijl geschilderd: hoekstenen, ramen en raamomlijstingen, corniches, zelfs mensen achter de ramen zijn gewoon geschilderd in plaats van echt!
Een grappig beeld, ietwat kitscherig en bevreemdend. Ook wij zijn blijkbaar bevreemdend naar de reacties van de mensen rondom te oordelen. Eerst denken we nog dat ze ons aanstaren omdat we buitenlanders zijn, maar langzaam dringt het door: korte broek, T-shirt, sandalen. De mondaine Italianen lopen in de laatste wintermode met pelsjassen, laarzen, sjaals en hoeden, grote zonnebrillen en chique sacochen. Het is 25°C.
De boot wordt van binnen en buiten versierd met slingers en ballonnen. Onze dochter wordt 6! Dat hebben we uitgebreid gevierd met bergen snoep en hopen taartjes en cakejes tot we er zo het zuur van kregen dat we twee dagen moesten bekomen. Wiegend voor anker verjaren met mooi weer in een ver land? Dolle pret!
In de baai van Levanto merken we voor het eerst iets van de ravage die weken hevige regen na elkaar hebben aangericht. Tientallen mensen kuisen vrijwillig het strand op en maken grote bergen van aangespoelde takken, bomen en rommel. ’s Nachts zien we verschillende vuren op het strand. Naarmate we verder naar het zuiden zakken, wordt de omvang van de verwoestingen duidelijker en duidelijker: dagenlang slalommen we tussen drijvende boomstammen, langer dan de boot, bijeengehoopte rietstengels, planken en plastiek zakken. Iemand voor op de boeg om aanwijzingen te geven, de automatische piloot zit er even niet in.
Italië krijgt gelukkig een lange adempauze zonder regen, zonder wind. Wij brommen en brommen verder, meer dan ons lief is, meer dan goed is voor de scheepskas. Dat wordt nu wat gecompenseerd door de vele ankernachten.
Na Portovenere en Le Grazie zetten we koers naar Elba.
De dagen worden gevoelig korter en soms is het al aardig donker voordat we ons anker kunnen laten vallen. Zo ook in de baai Porto Baratti, als we na een prachtige zeildag aankomen en voorzichtig onze weg zoeken naast de vele kleine meerboeien van lokale vissersbootjes. Bijna de hele dag hadden we zicht op Elba, nu ligt het verscholen in dikke loodgrijze wolken. Lichtflitsen scheuren de lucht open en tekenen het eiland grillig af tegen de nacht. Het zal 24 uur aan één stuk regenen. De adempauze is gedaan.
Gelukkig hebben we een kuiptent met grote ramen. Die vergroot de leefruimte enorm en zorgt ervoor dat we toch buiten kunnen zitten en genieten van onze grijze en indrukwekkende omgeving. Het worden dagen van lezen, lesgeven en schoolwerk maken. Onze zesjarige dochter is immers leerplichtig en op dagen als deze profiteren wij ervan om extra te werken zodat er meer vrije tijd is bij mooi weer of bij dagen dat we zeilen. Mijn vrouw neemt met engelengeduld het grootste deel van het lesgeven op zich. Leren lezen, schrijven, rekenen… Het is een genot om van zo dichtbij de vorderingen van dat jonge brein te volgen! Als ik over de kaarten gebogen sta komt ze mij helpen en na een korte uitleg is ze in de weer met de steekpasser om afstanden af te passen langs de staande kant van de kaart. Dan volgt de Bretonse plotter om een koers uit te zetten die vrij is van gevaren. Ik moet het maar één keer uitleggen, de koerspijl ligt goed, het schijfje wordt naar het noorden gedraaid en het raster mooi gelegd: “Elba ligt op 13 mijl van hier en de koers is 210°!”. Een trotse papa.
Boven Elba schijnt eindelijk de zon. We halen het anker op en zetten alleen de fok; het belooft een winderige rit te worden. Al snel gaat het behoorlijk schuin en zodra we de baai uitvaren nemen de golven toe. Met een vlagerige 7 bft is het vliegen geblazen! Terwijl de dochter luidkeels gilt en zingt: “De wind doet de strijk en de golven doen de was!”, komt Elba aan 7,7 knopen snel dichterbij.
Als de deining van opzij komt en we samen met twee ferry’s de kaap ronden is het even spannend, maar eens in de grote baai voor Portoferraio gaan de golven wat liggen. De wind doet wel nog flink haar best en ons ankerplan valt in duigen. De twee baaien die we onderzoeken liggen vol kleine meerboeien. De plaatsjes die nog zwaairuimte hebben liggen boven dikke bedden zeegras… We lopen dan maar de haven in de hoofdstad aan.
De meesten kennen Elba wel van de ballingschap van Napoleon; een ballingschap dat nog geen jaar duurde. Bonaparte was blijkbaar niet zo zot van het eiland en ontsnapte. Was hij er gebleven dan had hij zijn tanden niet stuk hoeven te bijten op Waterloo en dan had hij de pracht van dit eiland in zijn hart kunnen sluiten. Zoals wij nu doen! Was Portoferraio (ijzerhaven) vroeger de belangrijkste haven van waaruit ijzererts naar het vasteland werd verscheept, nu is het een schitterende stad met zijn vele straatjes, trappen en rode pannendaken.
Doordat het tegen een heuvel is gebouwd heb je vaak een mooi uitzicht over de haven en de omliggende azuurblauwe zee. Het doet eigenlijk erg Frans aan met een rommelige drukte, wrakkige auto’s en stoffige wegen, alleen vinden wij de Italianen niet te vergelijken met de joviale Fransen: het zijn nogal norse en onbeleefde mensen. Zo staan we meerdere minuten te wachten aan een kassa voordat we bediend worden: meneer is een sms aan het sturen. Zonder ook maar één woord te wisselen wordt onze rekening gemaakt, het geld aangenomen en verder ge-sms’t.
Veel cultuur valt er nu niet te bezoeken: het huis van Napoleon is gesloten wegens een groot lek in het dak, musea en andere toeristische attracties zijn toe. Einde seizoen, de straten, winkels en terrasjes zijn leeg. De volgende dagen is het zomerswarm, blauwe lucht en bladstil, ideaal om in alle rust de indrukken diep op te snuiven en te laten tintelen door onze aders.
We maken lange wandelingen, zijn verbaasd over de vele bloemen die zo laat op het jaar nog bloeien en verleggen de boot een paar keer naar een andere baai waarbij we goed moeten opletten om niet in netten te varen. We zijn al weken geen andere boten tegengekomen en blijkbaar verwachten de vissers ook niemand meer: ze sluiten met kieuwnetten nagenoeg de hele baai af. Slechts kleine drijvertjes laten zien hoe het net loopt (rechts op de foto).
Het weer is zo rustig dat we het zelfs riskeren om te ankeren in een rotsige baai waarbij het anker slechts met de tip achter een steen blijft haken. Wel brengen we een achteranker uit en met voldoende spanning op beide lijnen blijven we liggen.
De dagen zijn behoorlijk kort. Met een hond aan boord betekent dit in het donker naar de kant roeien voor het slapen gaan. Wij volgen meer en meer het ritme van de zon, zijn even snel wakker en gaan niet veel later slapen, volledig ontspannen en onthaast. Het modewoord van thuis krijgt met deze reis pas enige waarde en we betrappen ons er meerdere keren per dag op na te denken over het jachtige en stressvolle leventje dat iedereen blijkbaar als normaal beschouwd. Hier is alles zoveel eenvoudiger!
Motorzeilend varen we terug naar het vasteland, een kleine 40 mijl.
Het mooie weer houdt aan en ook al zitten we bijna zonder water, het anker gaat overboord in een open baai, Cala Grande, met zicht op het eiland Giglio.
Twee maanden later zou dit eiland het wereldnieuws halen doordat het cruiseschip Costa Concordia daar een rotsje meepikte en zo vele miljoenen euro’s het water in deed glijden. We aperitieven uitgebreid op het strand tot de zon ondergaat. Blijkbaar is dit de enige baai waar vissen zitten, want nauwelijks is de zon weg of tientallen kleine vissersbootjes komen langzaam toertjes rond ons draaien terwijl ze een lijn slepen. Ik hoop maar dat ze niet verstrikt geraken in de lijn van het achteranker.
Op zoek naar eten en water belanden we de volgende dag in Porto Ercole. De haven is verlaten, de havenmeester afwezig, een aantal zeilboten dobberen eenzaam aan hun pendille. Alleen bij de visserskade is wat beweging te bespeuren als de vissers het kluwen aan netten op orde trachten te krijgen.
We lopen drie uur lang door het stadje op zoek naar eten, maar alles is dicht. Siësta tot 17u. In afwachting pruts ik op de steiger wat aan verschillende kranen en kastjes tot we water en elektriciteit hebben. Ook ’s avonds blijft het havenkantoor dicht. Hier verwachten ze duidelijk geen toeristen meer. De volgende dag vertrekken we vroeg, alweer onder een genadig zonnetje, een zachte wind en amper deining of golven. We ontbijten lekker in de kuip en luieren de hele dag. Kan het leven nog aangenamer zijn? In één rak zeilen we naar de haven van Marinella, waar we naast willen ankeren. Er staat echter een grote deining en we vinden geen beschutting achter de havenpier. Dan maar naar binnen. We worden met veel Italiaanse drukte door een RIB ontvangen. Een plaatsje vlak aan de haveningang, nauwelijks meer beschut dan buiten. Met de neus naar de kant aanmeren, gebaren ze. Op mijn vraag waarom krijg ik alleen een vloedgolf Italiaanse woorden over me heen waar kop noch staart aan te koppelen valt. Als ik te traag reageer wordt onze boot met de RIB in de juiste richting geduwd. Zo, dat heb ik wel begrepen! We krijgen nog eens een staaltje beleefdheid. Nog bezig met lijnen beleggen krijgen we een papier in handen gedrukt wat we ingevuld voor 18u bij het havenkantoor moeten afgeven. Volgas scheurt de RIB weg, er niet op lettend dat de hekgolf ons bijna op de kant zet. Zucht. Italiaanse macho’s. Er lopen wel vijftig wedstrijdbootjes binnen die onze gedachten snel verzetten. Ze zwermen links en rechts door de haven en vullen elk vrij plekje op. Sommige worden dadelijk met een kraan uit het water getild en op een trailer gezet. We vergapen ons aan die plotse bedrijvigheid, zodanig dat we haast het formulier vergeten dat ingevuld moet worden. Daar staan we enkele tellen later ook naar te gapen: de kleine lettertjes onderaan vertellen ons dat naast het haventarief een ormeggiatori-tarief moet betaald worden. Vijftig euro in totaal. Laagseizoen, het is immers half november. We gooien de lijnen los en gaan voor de haveningang ankeren.Niet met ons!
Gelukkig is de wind volledig gaan liggen en niet veel later volgt de deining. Het rustige leventje gaat verder. We slapen heerlijk! Wat een leventje!
Op weg naar de Pontine eilanden zal blijken dat het allemaal ook anders kan: voor het eerst krijgen we echt op onze donder!