Vakantie perikelen van Marjanne en Albert, deel 8
Hull - Southwold
Mist
Zo met de stroom in de kont fietsen we met een lekker gangetje de Humber af naar zee.
We passeren Grimsby, wind var. 1-2. zicht, matig met af en toe een mistbankje.
15:50 uur Spurn Head dwars, nu kunnen we nog oversteken en achter het loodsstation gaan liggen, een ideaal ankerplekje.
Ik moet beslissen, doorgaan of wachten tot het zicht beter wordt.
Omdat het zicht nu al meer dan een week matig tot slecht is en de vooruitzichten ook geen verandering aangeven, geloof ik niet dat wachten een goed idee is.
Uiteindelijk hebben we een (mini) radar aanboord, dat is meer dan we vroeger op die potjes (kleine coasters) hadden.
Toen we destijds tegen de reder begonnen over zo’n meeuwenmepper, zei hij:’Da kost ja veuls te veul geld, dou most, net aals ik vrouger, de kop uut roam en goud luuster ’n.’
We komen buiten en zien een grote tanker, de kop zit met een superdikke tros, het lijkt wel een bundel, op een grote boei vast en aan de kont hangt een sleper die net genoeg toeren maakt om het spul stijf te houden.
Vanaf de boei loopt een drijvende leiding naar het manifold aan BB.
We zetten koers op Rosse Spit lt.b.
Het zeetje is kalm en er is nog steeds niet genoeg wind om te zeilen.
Dat word dus motorbootje varen, jammer maar het is niet anders.
We gaan naar South Wold, dat ligt zuidelijk van Lowestoft, en is met deze snelheid zo’n vierentwintig uur varen.
Het zicht is minder dan één mijl, want een dikke mijl achter ons zit een echo maar met het blote oog is er nog niets te zien.
De echo loopt op ons in, pas op 0.8 mijl komt er, vaag, iets in zicht.
Na een kwartier of zo zien we duidelijk twee vissers, waarvan de een de andere sleept.
Als rekker, gebruiken ze een zware vrachtwagenband die tussen twee trossen zit.
Het werkt voortreffelijk, nummer twee scheert een end uit en de tros komt snaar strak te staan, de band rekt uit tot een ovaal, nummer twee scheert gehoorzaam terug en de band herneemt zijn oude vorm.
Dat wij bij Wijsmuller nooit op dat idee zijn gekomen!
Daar moet ik patent op aanvragen.
Ze gaan ons op korte afstand passeren, ik wijk voor de zekerheid alvast wat uit, als die band het begeeft terwijl hij naar ons toe scheert …!
16:40 Het is in een keer potdik van de mist, minder dan vijftig meter zicht, de vissers zitten nu een krappe mijl voor ons, dus daar hebben we geen last meer van.
17:03 Rosse Spit lt.b dwars.
Dat wordt vannacht opblijven, vooral voor mij, want met mist in een druk gebruikte kustroute en dan ook nog The Wash voorbij met de nodige koers kruisers van en naar Boston en Kings Lyn, dat is geen doen voor Marjanne.
Hoe wel ik op de rustige stukken misschien een hazenslaapje kan doen, zal ik toch niet aan mijn schoonheids-tukkie toe komen.
19:07 Protector lt.b. Zicht nihil.
21:15 Inner Dowsing. Zicht, nihil.
Zo kachelen we maar door, één boei naderen we voorzichtig om hem op zeer korte afstand te passeren,, ik wil wel eens zien of we niet toevallig van de wereld zijn afgevaren.
Op amper dertig meter komt een heel flauw schijnsel door de mist en is gelijk weer verdwenen, hm, de wereld is er nog..
We varen tussen parallel liggende banken, hier komt de scheepvaart dicht bij elkaar.
we hebben tegenliggers en worden ook opgelopen.
Eerst ben ik nog bang dat we, met ons kleine Tupperware bakkie, ondanks onze reflectoren niet op hun radar komen en vaar wat dichter naar de bank aan SB.
Dan merk ik dat we, misschien mede door het vlakke zeetje, toch wel gezien worden.
Een paar oplopers wijken netjes nog wat meer naar BB en passeren op ruim een kwart mijl.
Af en toe horen we de motoren maar zien doen we ze niet.
Marjanne zet met grote letters in het logboek; Heel veel mist. Niet prettig!!!!
De nacht is lang, héél lang, toch komt rond een uur of vier de ochtendschemering langzaam door het duister heen.
De mist blijft pot en potdik, toch hoop ik dat de zomerzon kans ziet om de mist op te lossen, want de ingang van het riviertje bij South Wold is smal en het tij loopt daar met een rotgang in en uit.
Rond een uur of negen lijkt de mist wat minder te worden, de zon is lekker warm en ik heb mijn jas al uitgetrokken.
Inderdaad het zicht wordt iets beter.
09:40 Cockle lt.b. 0,25’ SB. Zicht 2 mijl.
Af en toe trekt er een nevelbank voorbij maar we zien ook zo nu en dan de kust.
We naderen Yarmouth Road en varen nu wat dichter onder de wal om tussen de kust en de banken te blijven.
Op die banken staat een heel groot windmolenpark, af en toe zien we er een paar in de nevel met de bovenste wieken, onzichtbaar, in de laaghangende bewolking.
Kijk een schip, de eerste die we met eigen ogen zien sinds die vissers van gistermiddag, het is een supply-gebakkie.
Moet je zien zeg, het kan niet op, alweer een schip, een visserij-inspectie kruiser.
‘Marjanne, waar is mijn visakte?’
‘Malloot, wat moet jij in godsnaam met een visakte, je hebt niet eens een hengel.’
‘Verrek, da ’s waar ook, laat die akte dan maar zitten.’
Tja, als je meer dan vierentwintig uur op je poten staat, kan je een tikkie melig worden.
We zien het strand met de pret boulevard van Great Yarmouth.
Het is zondagmorgen en het zooitje ligt er triest en verlaten bij, tot vanavond de lichtjes gaan branden, de muziek schettert en het weer BINGO is.
Het zicht blijft variëren tussen anderhalf en twee mijl.
Langzaam passeren we Lowestoft.
Nog een paar uurtjes varen naar South Wold.
Het lijkt steeds langzamer te gaan.
Eindelijk daar is het, de hoge kust, de wandelpier het vuurtorentje en de strandhuisjes.
We zijn er nog niet helemaal, want het riviertje dat we op moeten ligt nog een mijl voorbij het stadje.
We naderen de piertjes, hier is goed opletten de boodschap.
De banken in de ingang kunnen met één enkele storm totaal van positie veranderen en de stroom loopt hier ook met een mijl of drie a vier, ook staat hier op de ondieptes een behoorlijk stuk zwel.
Als je hier aan de grond loopt sla je in no time aan stukken.
Voor de zekerheid roep ik de havenmeester op voor aanwijzingen.
‘Hallo Seabeast, welkom in South Wold. Buiten is het diep genoeg, maar tussen de pieren dient u stuurboord van het midden te blijven tot waar de pieren aan land komen, dan op zes meter van de oever blijven tot aan het reddingboot huisje, daarna weer het midden van de rivier aanhouden.’
We komen veilig op de rivier, het is hier nog net zo als een jaar of drie geleden, een oud zooitje waar de tijd heeft stilgestaan, prachtig!
Het voetveer dat nog steeds geroeid wordt, de ouwe geteerde nettenschuurtjes van de vissers de kleine trawlertjes, alles is er nog.
Daar is de steiger pal voor de het oude smokkelaarnest, The Harbour Inn.
De havenmeester staat al klaar om een touwtje aan te pakken.
Ver voor de steiger zijn we al rondgegaan en nu laat ik ons, met de motor op dead slow vooruit, op de vloedstroom afzakken tot voor de steiger.
Ik geef er een paar klappies bij zodat we de stroom doodvaren, en laat “Zeebeest” langzaam BB komen.
Zachtjes, er kan een eitje tussen, vleit “Zeebeest zich tegen de houten palen, de havenmeester pakt een voortrosje aan en Marjanne gooit een achterspring over een paal.
Nog een achtertrosje erbij, de schroef kan uit zijn werk en de motor af.
Het is 15:45, na dik achtentwintig uur varen eindelijk rust in de tent!
Er moet nog een ding gebeuren, iets waar we het vroeger aanboord veel over hadden, namelijk;
Een voorspring op de tap van de kroeg zetten!
'Doorlopen schat, slack zat!'
En dan, SLAPEN!
Vakantieperikelen van Marjanne en Albert, deel 8
- Geschreven door Albert 45
- Hits: 9946