Charlotte's belevenissen
Zwaluw
‘Wat een mooie! Komt er nog eentje?’ Vraag ik.
Vincent, een enthousiaste zeiler die naast ons op de rivier ligt, weet het nog niet. ‘Jij?’
‘Ja, bij mij wel. Ik wil het al heel lang. En weet je wat zo leuk is? Paul geeft het voor mijn verjaardag!’
‘Wow!’ Zijn ogen sprankelen. ‘Laat je weten hoe het was?’
‘Uiteraard!’
Quelinda heeft vanochtend een flinke poetsbeurt gehad. De roestbruine aanslag van de Surinamerivier is er weer af en nu zijn we op weg naar Paramaribo voor mijn cadeautje. De lekkere nummer één hit van Suriname, Fa un de ya staat aan. Paul is intussen gewend aan het linksrijden. Ik ook. Ik rem niet meer mee maar wiebel ontspannen op de muziek. De kruising over, voorrang nemen en tussen twee gedeukte Pick-ups doorduwen gaat sjofeltjes. In de kleine regentijd, waarin we nu zitten, zijn die monstertrucks geen overbodige luxe. Het barst van de kuilen, verzakkend asfalt en modderige zandwegen.
Het is druk op de doorgaande weg naar de hoofdstad. Stapvoets bekijken we de houten stalletjes met druppende vissen, aan touwtjes bungelende krabben en op elkaar gestapelde watermeloenen. Een graatmagere man probeert tussen de rijen auto’s door een toiletborstel en awara, de oranje vrucht van de palmboom, te verkopen. Haast hebben we niet. In Suriname is het te warm om je druk te maken. No spang, zeggen ze hier.
Dat had niet onderbelicht mogen zijn.
Ik leg mijn hoofd tegen de zijruit. We zijn nu zes weken hier. De armoede is iets wat ik me onvoldoende gerealiseerd had. Suriname, met zijn immens groene jungle, oppervlakte vier keer groter dan Nederland, heeft minder inwoners dan Rotterdam. Met een gemiddeld maandloon van 250 euro en een torenhoge inflatie is het hier zwaar. Suriname, het land waar iedereen wel iemand in Nederland kent of er zelf geweest is. Waar men op zoek gaat naar verbinding met jou wanneer je in gesprek raakt. Waar op elke school Nederlands geleerd wordt. Waar een indrukwekkende smeltkroes aan culturen samenleeft, ooit zijn samengebracht door het koloniale en slavernij verleden. Vroeger op school heb ik er amper iets over gehoord. Hoe is dat mogelijk? Dat had anders moeten zijn. Niet onderbelicht, maar nabij, zoals het voelt wanneer je hier bent.
Ik kijk weer naar buiten door het geblindeerde glas. Niemand wil iets van de arme man. Hij laat zijn arm met fruit zakken en wankelt verder. Waar doe ik goed aan? Hem helpen, iets geven? Waar moet ik beginnen. Er zijn zoveel mensen die hulp nodig hebben.
‘Sorry, schat. Ik was in gedachten. Wat zei je?’
‘Vind je het spannend?’
‘Nee hoor.’
‘Mooi zo. We zijn er bijna. Daar bij dat afgebladderde houten gebouw moeten we naar links.’ Meisjes met ingevlochten haar en kraaltjes steken over. Sommigen hebben schoenen, anderen lopen blootvoets. ‘Daar is het! Nummer 20.’ Paul stopt de auto. We kijken omhoog door de vooruit naar een roodgeverfd pand met veranda en dichte dievenhekken. ‘Zullen we uitstappen?’
‘Ja. Misschien is daar opzij nog een ingang?’ Ik duw tegen een roestig hekje en wandel naar de zijdeur. Allemachtig. In de hoek ligt een nu nog bewegingsloze pitbull aan een ketting. Laten we dat zo houden. Stilletjes draaien we om en wachten nog een kwartiertje in de auto met de airco aan.
‘Daar zal je hem hebben.’ Paul opent opgewonden zijn portier en stapt uit.
‘Zeg, laat die man even binnenkomen, no spang!’ Reageer ik. Maar Gérard, de bescheiden Hindoestaan met wie we eerder contact hadden, wenkt ons en ontgrendelt zijn werkruimte. Op blote voeten mogen we verder.
Daar lig ik. Zorgvuldig ontsmet.
‘Kan ik eerst naar het toilet?’ Na de lange autorit sta ik op knappen. Gérard, duidelijk van de hygiëne, wil het kleine kamertje eerst ontsmetten. Zo begint hij zijn verhaal ook. Met een betoog over zijn paramedische achtergrond en het belang van een schone werkwijze. De Surinaamse standaard is anders maar voor mij goed genoeg. En dan vraagt hij me eindelijk wat ik zou willen.
‘Een zwaluw, op deze plek.’
‘Een zwaluw, man? Waarom kiest u dat?’ De tatoeëerder met zijn indrukwekkende plaatjesarmen, kijkt me oprecht geïnteresseerd aan.
‘Het is een sterke vogel. Altijd al mooi gevonden. Een lange afstandsvlieger die zelfs als het moeilijk wordt, weer thuiskomt. Ze brengt zeilers geluk en bescherming. En er is nog iets. We hebben intussen 5000 mijl gevaren en dan heb je dat verdiend.’ Antwoord ik voldaan. Ik zie hem denken. ‘Ik zou voor de oversteek van de Atlantische oceaan ook een anker mogen zetten, maar dat is meer iets voor Paul.’ We praten nog even door over de eeuwenoude traditie van tatoeages bij zeezeilers en de vele mijlpalen, karakters en hun symboliek.
Het blijkt even te duren voordat hij beseft wat we gedaan hebben. ‘Met een boot?’ Vraagt hij.
‘Ja! Een zeilboot.’ Gniffelt Paul.
Gérards gitzwarte, vriendelijke ogen blijven ons om en om aankijken. Een respectvol knikje volgt.
(Bron: Lucy Bellwood.)
Daar lig ik. Zorgvuldig ontsmet. Samen keuren we de proefdruk. Het apparaat begint te zoemen en maakt gevoelige krassen in mijn pols.
Bloed en inkt worden weggeveegd. Klaar. Daar staat het. Mijn symbolische mijlpaal. Geen plaatje maar in dunne lijn geschreven alsof ik het verhaal zelf vertel.
Charlotte's zeilwereld? Mooi! Niet altijd rozegeur en manenschijn.
Gewoon zoals het leven is. Elke maand deelt ze haar belevenissen
(zoals ze al deed in haar draadje en nu op de voorpagina)
In de zomer van 2022 is Charlotte samen met Paul en
SV Quelinda vertrokken voor een wereldreis.