Skûtsjes zijn Friese tjalken, gebouwd om vracht mee te vervoeren binnen de Friese wateren. De schepen hebben weinig diepgang, wat de hier en daar ondiepe Friese meren toegankelijk voor ze maakt. De meeste skûtsjes werden omstreeks de eeuwwisseling (1900) gebouwd bij beroemde Friese scheepswerven zoals “Barkmeijer”, “van der Werff”, “De Pijp”en “Buitenstvallaat”. De schepen werden niet gebouwd om wedstrijden te varen, maar wel om de concurrentie in het vrachtvervoer voor te kunnen blijven. Nu, zo’n honderd jaar later, behoren ze nog steeds tot de snelste zeilschepen op de Nederlandse binnenwateren. Het zijn prachtige schepen, mooi gestroomlijnd en uitstekend getuigd. Vroeger vervoerden de schepen grind, zand, turf en mest. En vaak dienden ze ook als veerboot tussen de verschillende Friese steden. Maar er woonden meestal ook hele gezinnen op een skûtsje. In roefjes van nog geen 3x4 meter speelde het gezinsleven zich af. Een ingebouwde motor was er in die tijd niet bij. Er was veel gebrek aan comfort, maar aan gezelligheid en samenwerking ontbrak het niet. De bouwers:
Friese hellingbazen hebben eigen scheepstypes ontwikkeld, die pasten in het Friese waterland met al zijn vele ondiepe slootjes en grote meren. Skûtsjes, tjalken, aken, boeiers, tjotters en boatsjes werden in de vorige eeuw gebouwd. Rond 1850 werd de scheepsbouwtechniek stukken beter, dat was mede te danken aan F.N. van Loon uit Jirsum/Harlingen. Eeltsje Holtrop van der Zee was een van de eerste bouwers die zijn inzichten toepaste, hij was een van de meer dan honderd hellingbazen. In de periode 1920-1940 zijn de meesten ermee gestopt of overgeschakeld op ander werk.
De bouw van een skûtsje:
Een skûtsje is eigenlijk gewoon een Friese platbodem, waarvan er tussen 1880 en 1930 duizenden van zijn gebouwd. De maximale lengte van een skûtsje ligt tegen de 20 meter met een breedte van 4 meter, ze hebben een laadvermogen van hoogstens 50 ton en is voornamelijk op Friese werven gebouwd (er zijn enkele uitzonderingen). Skûtsjes behoren tot de familie van de tjalken, maar zijn slanker en sneller uitgevoerd. Tot 1900 werden skûtsjes van hout gebouwd, daarna begonnen enkele werven skûtsjes van ijzer te bouwen, na enkele jaren bouwden alle werven skûtsjes van ijzer. Momenteel zeilen er nog een paar honderd skûtsjes op de Nederlandse wateren rond, waarvan er ongeveer 75 aan wedstrijden mee doen.
Nu jullie wat meer weten over het skûtsjesilen in het algemeen komt hier mij verhaal…
Zoals reeds hierboven verteld zeilden wij mee op de Twa Famkes, een Skûtsje uit Drachten gebouwd in 1912 met een lengte van 16,16 m en een breedte van 3.47 m (een van de kleinere skûtsjes) en een zeiloppervlak van 136 m2. Nou ik zeg je als je omhoog kijkt weet je niet wat je ziet! Alleen maar een groot bruin laken! Ik mocht Koert assisteren bij het bedienen van de grootschoot, ik ben een schoot van een spanker of een 16m2 gewend maar hier heb je bij een stevige wind gewoon twee man nodig om de grootschoot te bedienen. De wedstrijd van die dag bestond uit twee manches van ieder drie rondes, en er werd gestart in twee klassen, de A klasse met 10 skûtsjes (voor de grotere skûtsjes) en de B klasse met 9 skûtsjes (voor de kleinere skûtsjes). De wind van die dag was denk ik een kleine en soms een ruime 4, voor een skûtsje genoeg om hem af en toe schuin te trekken, fantastisch! Een boot hoort bij mij schuin te gaan haha.
Enkele minuten voor de eerste start kregen we van de schipper te horen dat we gingen nokken, iedereen die niet weet wat dat inhoud zou zich afvragen waarheen, maar dat bleek het niet te betekenen. Twee weken voor de wedstrijd in Huizen is een van de medeorganisatoren helaas komen te overlijden, en als eerbetoon gingen alle skûtsjes twee minuten “nokken” wat eigenlijk niet meer inhoudt dan de nok te laten zakken (voor de mensen die niet weten wat de nok is, dat is de hoek tussen het uiteinde van de gaffel en het zeil). Het zag er zeer indrukwekkend uit kan ik je vertellen, we kregen er gewoon kippenvel van). Tijdens de start van de eerste manche waren we slecht weg maar dat haalden we vrij snel weer in tijdens het opkruisen. Ik dacht altijd dat zo’n skûtsje traag was en sloom manoeuvreerde, nou ik heb me daarin goed vergist. Wij haalden snelheden van 16.6 kilometer per uur, en de schipper vertelde ons dat ze weleens snelheden van rond de 18 kilometer per uur haalden! En ook het manoeuvreren ging behoorlijk snel, voordat je het wist lag je alweer op de nieuwe koers. Tijdens de eerste manche lagen we eigenlijk de hele tijd op een knappe derde plek, maar……… Het lot bepaalde dat die derde plek niet voor ons was maar voor de “Opsjitter” uit Hengelo. Maar de schipper vertelde ons dat het best een knappe prestatie was dat hij ons bij de een na laatste boei pas pakte, want het schip behoorde eigenlijk sneller te zijn dan de onze. Al met al hadden wij een nette eerste manche gezeild.
Tijdens de tweede manche hadden wij een geweldig goede start en lagen vrij goed voor de eerste boei, alleen hadden we ditmaal minder geluk bij het opkruisen. De gehele tweede manche lagen we op een vijfde plek en helaas kwamen we daar niet meer vanaf. Maar ondanks deze vijfde plek hadden we wederom goed gezeild en we merkten dat de samenwerking aan de grootschoot steeds beter ging en eigenlijk de gehele wedstrijd heel goed verliep. Ik moet zeggen dat ik het ook geweldig vond om dit de hele wedstrijd te doen haha. Eigenlijk zou ik jullie allemaal aanraden om eens een keer te gaan zeilen op zo’n fantastisch schip!
Tijdens de prijsuitreiking bleek dat wij met onze vierde en vijfde plek uiteindelijk op een vijfde plaats zijn geëindigd van de totaal 9 skûtsjes, een mooie middenmoter.