Morgen heb ik een klusje op een F24, dus het verhaal moet nu verder. Ik denk niet dat jullie dat mij kwalijk nemen.
2. Buiten slapen
Het loopt tegen half twaalf en ik kan een 'kunstje voor twaalven' wel vergeten. We gaan naar boven en rekenen onze kaarten af. Ik doe een poging om heel ridderlijk haar kaart af te rekenen, maar dat weigert ze heel beslist. 'Ik kan zelf betaal'n, nait soezen!' Ik doe wat die blauwe ogen me dwingen te doen: ‘mond houden’. Heimelijk komt me dat wel goed uit want het geld verdampt als water uit mijn portemonnee en op dit moment heb ik meer hormonen dan geld.
We lopen het trapje af en in de richting van haven. We lopen dicht tegen elkaar. Bij de eerste glop (steegje) trekt ze me naar rechts de glop in en gaat ze me 'vol op de bek'. Dat vind ik geen bezwaar en even later lopen we door de glop de dijk op.
Boven op de dijk ontvouwt zich op het wad het één na mooiste schouwspel dat ik ooit 'live' zag, het is bijna volle maan en hoog water. Van 'onder uit de maan' komt over het water een zilveren band van maanlicht naar ons toe... Erg mooi, maar het mooiste wat ik ooit zag zijn haar blauwe ogen!
Ik hoor naast me een zucht omdat dit schouwspel indruk op haar maakt, maar niet voor lang en al snel voel ik haar mond weer op de mijne... Zo gaat het nog wel even duren voordat we bij de haven zijn. We lopen nog voor de coupure buitendijks de dijk af naar de patatkar 'Achterdiek' en het is er stervensdruk.
Er zit iemand op het bankje bij de kraam zonder veel enthousiasme een frikadel speciaal te eten. Het is die gast die haar bierglas van het biljart 'veegde'. Ik kijk naar hem en opeens word ik aan mijn arm weggetrokken en kruisen we de veerdam. In het midden staat ze stil en kijkt weer naar het maanlicht over het water. Ze kruipt weer dicht tegen me aan en haar hand 'kruipt' onder mijn polo tegen mijn rug omhoog. Ik krijg kippenvel als een vers aangeplant vak met helmgras. Ze merkt het en ze giechelt. Ze probeert het haar op mijn hoofd kennelijk ook omhoog te krijgen, maar dat lukt niet. Er komt wel iets anders omhoog, maar dat ziet verder niemand. Ik sla een arm om haar middel en we lopen verder langs de dijk naar de haven.
Ter hoogte van 'de wierschuur' stopt ze. Ik sta ook stil, ga voor haar staan en laat mijn andere hand onder haar T-shirt om haar middel glijden tot ik mijn handen achter haar rug kan inhaken. Ik haak ze weer los en streel langs haar wervelkolom omhoog tot haar schouderbladen. Dan laat ik ze weer zakken tot haar billen. Ze is stil, zelfs geen gegiechel.
Ik zit te wachten op wat komen gaat en verwacht half om half dat zij hier er een eind aan maakt en dat het nu tot 'auf niemals wiedersehen' gaat worden... Ik laat mijn handen weer omhoog gaan tot de onderkant van haar schouderbladen en dan... draait ze zich bliksemssnel om en heb ik haar borsten in mijn handen!
Ik laat mijn handen zakken tot op haar buik en zeg 'uh, sorry'. Ze pakt mijn handen en drukt ze terug op haar borsten en zegt: 'Nait loslaat'n'. Ze rekt zich uit, pakt mij bij mijn haar en trekt mijn hoofd naar voren en draait haar en mijn hoofd zo, dat onze lippen elkaar raken. We kussen weer. Met beide handen streel ik zachtjes haar borsten en haar buik onder haar T-shirt...
Toch een 'kunstje voor twaalven'? Op het basalt van de dijk? Op de klei van de kwelder? Ik laat haar het initiatief want ik wil niets doen wat deze avond nog zou kunnen verpesten en ik heb eigenlijk al meer gekregen dan waar ik om vroeg. Ik ga over twee weken pas weer naar huis en zou nog een heel circus aan 'kunstjes' kunnen doen.
'Ik ben Nynke X-ma, met 'n Griekse Y' (ze heeft een typisch noordelijke achternaam eindigend op ‘ma’ en meer hoeven jullie niet te weten!) Verrek, we hebben zowat seks en we kennen elkaars namen niet eens! Ik heet Han... 'Nou, dou bist anders nait zo heet!' gevolgd door gegiechel. Uit haar woordspeling maak ik op dat ze wel in is voor een ‘kunstje’. 'Nou, fijn!' zeg ik zachtjes in haar oor. 'Oh, dou hest heel lekker warme hand'n, nait loslaat'n!'
Het wordt onverbiddelijk twaalf uur en dan moet ze zich melden, dus we moeten wel voort. Met mijn arm om haar middel en zij met een arm op mijn schouder lopen we verder tot de haven. Daar verwacht ik dat ze afscheid zal nemen en ik heb het plan dat ik haar dan in het oog zal houden totdat ze de boot opgaat en dan morgen vroeg me heel driest te melden om te varen. Dat gebeurt niet en op een gegeven moment staan we op de steiger bij de boot.
Het is een stalen boot, blauw met wit geverfd. De boot is langer dan 9 meter, maar zeker niet langer dan 11 meter. Er is een achterkajuit, een 'middenkuip' en een kajuit naar voren. In de kuip liggen een paar kettingen, die naar een klein soort 'kluisgat' lopen en daar in het dek verdwijnen. De bezaan staat voor de achterkajuit en het deurtje naar de achterkajuit zit net naast de bevestiging van de mast. De hoofdmast staat een flink eind naar voren. Voor de lengte van het schip is de hoofdmast niet erg lang, maar zo te zien kan er toch behoorlijk wat zeil worden gezet, want ik zie een voorstag op een boegspriet en een kotterstag op 'de punt'. Het is een beetje een 'Breje Bertha' met wat ouderwetse lijnen en het lijkt niet echt een racemonster. Het moet echter wel een ruim scheepje zijn met een achterkajuit en een voorkajuit en voorin nog weer twee delen.
Een pets op mijn kont gevolgd door handen die over mijn rug wrijven en vervolgens links en rechts naar voren komen en mijn buik en borst strelen, maken een einde aan mijn observatie, dat wil zeggen ik kan me niet meer concentreren... Ze loopt langs me heen en stapt aan boord. Ik moet de neiging achter haar aan te lopen en ook aan boord te gaan onderdrukken. Door het kajuitdeurtje meldt ze zich bij haar ouders en er is een kort gesprek dat te Gronings en te zacht is om verstaanbaar te zijn.
Ze stapt weer de steiger op, 'klimt' zowat in me en er volgt weer een uitgebreide zoenpartij. Ik zeg haar dat ik wel heel graag een eind met hun boot mee zou varen en dat ik me morgen zal melden. 'Mor'na'mnd in de Stoep' zegt ze me. Ze gaat het deurtje van de achterkajuit in. Er gaat een lampje aan en de gordijntjes gaan dicht, ik krijg geen kans om nog eens naar al het lekkers te gluren...
Ik ga nog even onderaan op de dijk zitten... als elke avond gaat worden zoals vanavond, dan ben ik vroeg versleten, maar ga ik met een grijns op mijn gezicht op jonge leeftijd dood, zoveel is wel duidelijk.
Ik sta op om naar 'Stortemelk' te lopen en er komt iemand aangelopen. Nou ja lopen... aangestrompeld. Het is weer die zatlap uit de Stoep die ik later een frikadel speciaal zag eten bij de patatkar. Met dronkenmanlef loopt hij de dijk af naar de steiger. Hij dondert bijna om en ik vang hem op. 'Bezankt' lispelt hij. 'Waar moet je heen?' 'Noar dzie boot' 'welke?' 'Dzie blllauw-witte'. Huh, wat moet hij op de boot van Nynke? Dat mag hij eerst even uitleggen. Niet dat ik jaloers ben of zo, hij maakt geen kip klaar al krijgt hij de veren erbij cadeau, zo dronken is hij. 'Ik zloap doar' zegt hij. 'Wie ben je dan?' 'Meint X-ma' antwoordt hij. 'Ikz heb zje wel gezien mei me zuzz in de Ztoep, hoor.' Krijg nou de hik, het is haar broer en die 'ei' die ze riep was niet van 'eikel' maar van Meint!
Ik help hem aan boord, want als hij tussen wal en schip zou vallen, verzuipt hij subiet. Hij gaat de achterkajuit in. Als ik nou achter hem aan ga en dan toch 'een kunstje'... Het is verleidelijk, maar ik doe het niet. Er komen vast meer kansen.
Ik loop terug om de haven heen en neem de weg naar de oude Noordoost batterij om daar via het schelpenpad linksaf naar de camping te lopen. Langs het hek lopend kom ik aan 'de Bolder' en loop naar het jongerenkamp, naar mijn tent.
Ik rits de voortent open en weer dicht, vervolgens de slaaptent open en zie in het licht van de maan een waaier van blonde haren op het kussen van mijn luchtbed liggen. In het centrum van die waaier ligt een meisjeshoofd. Naar links zie ik het hoofd van mijn maat en hij reageert slaperig 'oh ben jij het' en slaapt weer verder. Nou hij heeft zijn kunstje wel gehad vanavond! Zal ik haar nu eruit gooien of laat ik haar gewoon liggen en ga ik toch terug naar Nynke en haar broer Meint in de achterkajuit. Te riskant! Ik pak mijn lange Afghaanse herdersjas uit de voortent, kennen jullie die dingen? Zo'n binnenstebuiten gekeerd dood schaap met houtje-touwtje sluiting en van die borduursels langs de randen. Die jas is voor mij zoiets als een tweede tent, in bepaalde gevallen is het makkelijk om hem bij je te hebben. Hij is uit 1968 en inmiddels hopeloos uit de mode, maar dat boeit me niets!
Ik loop de camping af in de richting van het voetbalveld. Langs de weg staan Japanse bottelrozen en als ik iets verder het bos in loop vind ik wel een plekje om in mijn Afghaanse herdersjas te slapen. Je moet wel meer dan 20 meter van de weg gaan liggen, anders heb je kans dat je in iemands 'hoge nood' gaat liggen en dat is niet echt fris! Morgen is er weer een dag!
Volgende keer meer!
Groeten, Peper.