Betreffende al de mailtjes die ik ontving, naar aanleiding van de foto's. in de vorige aflevering.
Dames, ik ben al voorzien!
We gaan verder.
Vakantie 2015.
24.
‘Kom maar op met die rugzak.’
Ik zet de loodzware rugzak en een volle linnentas, in de neus van Loodje en help mijn lief met instappen.
‘Ja, meteen lekko met die voortros, Zeebeest wacht met smart op haar schipper.’
Het eerste stuk staat het schroefje nog half water, half lucht, te kloppen maar na de eerste brug wordt het riviertje wat dieper en kan de staart weer verticaal.
Een goed half uur later komen we, zonder door lelijke jonge eendjes of spechten te zijn gemolesteerd, weer bij Zeebeest aan.
‘Wat doen we, blijven we hier overnachten of gaan we weer een stukje zeilen?’
Ze kijkt naar de lucht, waar de wolken met een behoorlijke snelheid langs scheren.
‘Er staat nog steeds een behoorlijk windje, niet?’
‘Ja, hier kan je het nog niet goed schatten maar er staat volgens mij nog steeds iets van een zeven à acht Beaufort uit het westen.’
‘Mooi, zo met de wind in de kont zeilen we als een speer, start de motor maar, dan gooi ik wel los.’
‘Ho wicht, zeg eens even, wie is hier de schipper?’
Zonder hier op in te gaan start ze zelf de motor en loopt naar de voortrosjes.
Nog in de haveningang rolt de Genua voor driekwart uit en gaat de motor af, het grootzeil hebben we nu niet nodig
Hoe verder we uit de luwte komen, hoe harder het gaat.
Marjanne zit met een verheerlijkt gezicht aan de helmstok en vraagt om de paar minuten: ‘Wat lopen we nu?’
We tikken af en toe de 7 kts. aan en zijn in no time bij het begin van de Kolding Fjord.
Door het kronkelen van de vaarweg, moeten we een paar maal gijpen.
Dan steken we de Kleine Belt over, vliegen achter het eiland Fæno de Fæno Sund in en komen om 15:05 ten anker in de luwte van het eiland.
De Sund is hier maar een krappe halve mijl breed, dus zelfs als de wind vannacht naar de oosthoek draait liggen we hier redelijk beschut.
In de luwte achter de stuurhut is het warm genoeg om, met een pilsje in de hand, te genieten van het uitzicht.
Di. 07-07-,15. Licht bew. WSW 3-4 bft.
10:05. ‘Ja kom maar vooruit, hij is vrij van de bodem.’
Ik draai de spijker verder thuis, leg hem in de ankerbak en ruim de dekwas op.
Intussen brengt Marjanne ons, rond de zuidpunt, van Fænen naar de Kleine Belt.
Ik haal Wilhelm tevoorschijn en pik hem in op de helmstok.
‘Laat het wiel maar los Wilhelm mag aan de bak.’
Na een druk op de knop begint Wilhelm al snorrend zijn taak te vervullen.
‘Even kijken, die groene blijft, net als die Oost-kardinaal verderop, aan stuurboord.’
‘Dat weet ik jochie, toen jij met het anker stoeide, heb ik de kaart bekeken.’
Terwijl Marjanne ons op de nieuwe koers brengt, rol ik de zeilen uit.
Nog voor de schoten strak staan, gooit ze de motor af.
‘Zie zo, rust in de tent.’
Na zes uurtjes zeilen zoeken we een plekje voor de nacht.
Een mijltje voorbij Assens is er, volgens de kaart, een aan alle kanten beschut baaitje bij Toro Huse.
We rollen de zeilen in, starten de plof, maken het anker klaar en daar is de ingang al.
Binnen ligt, vlakbij de ingang, een grote schokker, waarop een man staat te wenken dat we uit het midden moeten blijven en vrij dicht langs de stuurboord kant van de ingang moeten varen.
Inderdaad zie ik op het echolood dat het rap ondieper wordt, dus hou ik stuurboord aan, tot het echolood aangeeft dat je hier “staande drinken” kan.
Ik bedank de schokkerschipper in het voorbij varen.
Dan zie ik dat hij de enige is die achter het spijker ligt en dat de rest heeft vastgemaakt op de grote palen die hier kriskras door de hele baai staan.
Dat kunnen wij natuurlijk ook, dus maken we om 16:25 vast op een paal in plaats van te ankeren.
Positie: 55°14,770 N. 09°53,454 E.
Holland is goed vertegenwoordigd.
Behalve de Schokker en wij, ligt er ergens aan bakboord nog een zeeschouw en recht vooruit, op die Finclipper, wappert ook iets van rood wit blauw.
Verder ligt er aan stuurboord nog een Duitser en bestaat de rest uit Deense jachtjes en vissersbootjes.
Hoewel de lucht steeds meer dichttrekt is het buiten, met een glaasje wijn, een stukje kaas en een leuk uitzicht, best uit te houden.
Marjanne slaat een tweede glas af. ‘Nee dank je, ik ga zo aan het eten beginnen.’
Ik mompel iets over niet kunnen lopen op één been en schenk mijn glas weer vol.
‘Proost, op mijn kombuismiep!’
Kombuismiep lacht me vriendelijk toe en verdwijnt naar de kombuis, die zich in de stuurhut bevindt, zodat ze aan alle kanten naar buiten kan kijken en vocaal contact met de schipper kan houden.
‘Albert, zou jij zo’n schokker willen hebben?’
‘Het is wel een verdomd stoer schip en ik zou graag eens meevaren maar om er zelf een te hebben? Nee, daar ben ik niet stoer genoeg voor, ik hou het wel bij Zeebeest. Trouwens, met dat leuke open jachtje hier aan bakboord, zou ik ook wel eens een middagje en niet langer dan een middagje’ willen raggen.
‘Ja en dan lekker zeik nat worden en een longontstekinkje oplopen, je gaat je gang maar, ik hoef niet meer zo nodig.’
Ondertussen komen er bijzonder aangename geuren uit de kombuis.
‘Dek jij de kuiptafel even?’
‘Ja hoor, geef maar aan.’
Na het eten werp ik een blik op de lucht en zeg: ‘Die lucht staat me niet aan en de weerberichten hebben het ook over zuidwester storm.
Ik ga er nog een trosje bijzetten maar help eerst even met de kuiptent.’
Terwijl we bezig zijn zien we de schokker anker op gaan en langs ons heen, dieper de baai in, naar een paal stomen.
‘Die heeft ook de weerberichten gehoord’.
Wo. 08-07-,15. Wiss. bew. SW7-8.
Later trekt de wind aan tot een dikke 9 bft.
We hebben een verwaaidag.
Niet dat we ons daar aan storen, want behalve alle tijd van de wereld, hebben we ook onze E-books en zijn we allebei gek op lezen.
Het waait dat het rookt, de wind giert gemeen door het want en hoewel we nog geen honderdvijftig meter uit de hogerwal liggen, lopen er al schuimkoppen die ons doen hobbelen.
Met lezen, eten, koffiedrinken en af en toe de trosjes controleren, komen we de dag, lekker lui, door.
Bij het avond eten laten we de wijnfles dicht, zodat we fris zijn wanneer er stront aan de knikker mocht komen.
Do. 09-07-,15. Wiss. bew. Wind pal West, 8-9 bft. Luchtdruk 983 mb.
Hoewel de wind wat geruimd is, neemt ze niet af.
‘Albert, ik wil naar Assens, breng jij me even naar de wal?’
‘Naar Assens? Zou ik niet doen als ik jou was, dat is langs het kustweggetje minstens een uur lopen, zeker met deze storm, je mag al blij zijn wanneer je niet, a la Mary Poppins, zo de lucht in gaat, laat staan dat dat je ooit Assens bereikt.’
Sinds ze ooit in Assens een winkeltje heeft ontdekt dat leuke rvs design dingetjes voor haar kombuis verkoopt, had ze het de hele reis er al over dat ze daar beslist weer naartoe wou.
Ook nu, terwijl ik haar zeg dat we er morgen of overmorgen zo naartoe kunnen varen, blijft ze vasthouden aan “nu vandaag nog!”.
Ik tuig Loodje op met de pruttel en help haar instappen.
‘Hou jij ons nog even langszij Zeebeest? Dan haal ik de vanglijn in en start de machinekamer op.’
De pruttel - een zonder vrijloop - start meteen.
‘Ja duw maar af.’
Meteen pakt de stormwind ons en moet ik met vol gas het motortje haaks zetten om niet naar lagerwal geblazen te worden.
Eenmaal op koers minder ik, om niet zeiknat van het buiswater te worden, tot iets meer dan half gas.
Af en toe, wanneer de wind de neus dreigt weg te zetten, moet ik weer vollekracht draaien maar uiteindelijk komen we bij het steigertje aan het einde van de baai.
‘Bel je me wanneer je veilig in de stad bent en ook weer wanneer je daar vertrekt? O ja, nog iets steek geen paraplu op!’
Ze kijkt me verbaasd aan, eh?
‘Ja, je weet toch wat er met Mary Poppins gebeurde toen de wind draaide?’
Albert