Le Treport, 24 augustus 2019
Blanc du Nil
Vandaag brachten Poez en Moez de dag door in het mondaine Le Treport aan de Noord-Normandische kust.
Na een klimtocht over meer dan 300 treden naar de, naar zeggen, hoogste falaisekust van Europa slenterden ze, moe maar voldaan, terug naar de haven, waarin ze de Time Out een dag eerder, na een interessante aanloop langs stroomrafelingen, verborgen sluisjes en een dwarsstroom langs de steiger, volgens de regelen der kunst hadden afgemeerd.
Het was tijdens die terugtocht dat zij geconfronteerd werden met een onverwachte ontmoeting met de demon van het consumentisme.
Op het trottoir waarover zich in twee richtingen grote hoeveelheden mensen, de fine fleur van de Franse Republiek, persten was deels een obstakel aangebracht in de vorm van een grote marktkraamachtige uitspanning waarin grote hoeveelheden witte katoenen kleding waren uitgestald. Overhemden, shirts, blouses, jurkjes, petjes en nog veel meer kledingstukken voor dames en heren, volwassenen en kinderen. En dat in een duizelingwekkende hoeveelheid van vele, vele honderden stuks. Allemaal wit en allemaal van hetzelfde merk met de exotische klinkende naam Blanc du Nil.
De overvloed aan maagdelijke witte kleding was daarnaast aantrekkelijk gesneden en opvallend gunstig geprijsd.
Poez was zich meteen ten volle bewust van het feit dat de combinatie van de hierboven genoemde ingrediënten voor een explosieve cocktail kon zorgen en wierp een snelle blik op Moez.
Zij stond al met een bevallig dun wit zomerjurkje in haar hand. Ook Poez voelde bij het zien daarvan meteen een betovering. In zijn geest vormde zich a l’instant het beeld van een mooie Française met elegante lange bruine benen die gekleed in exact dat witte ragdunne katoenen jurkje in slow motion op het strand van het naast Le Treport gelegen Mers-les-Bains naar hem toe kwam rennen.
Poez wist dat hij onverwijld en met moed en beleid moest handelen anders waren de rapen gaar en zij reddeloos verloren.
Heb je je portemonnaie bij je vroeg Moez. Haar pupillen vernauwden zich en bij haar linkerslaap begonnen een adertje nauwelijks zichtbaar te kloppen.
Goede raad was duur.
Bij een eerdere gelegenheid was het Poez weliswaar gelukt een soortgelijke potentieel rampzalige situatie ten goede te keren met een afranseling met een roede van wilgentakken gemengd met brandnetels onder het uitroepen van een driewerf: ‘laat af Beëlzebub, laat af!’.
Maar hoe kwam hij in deze maritieme situatie zo gauw aan een dergelijke gemengde roede?
Om nog maar niet te spreken van het feit dat het destijds nog erg moeilijk bleek om de omstanders en de door hen gealarmeerde wetsdienaren uit te leggen dat het niet Moez was die hij afranselde, maar Beëlzebub die immers bezit van haar had genomen.
Hij moest een andere aanpak kiezen, maar snel, want nog even en hij kon Moez, die inmiddels drie rekken verder stond met in haar handen een (wit) casual heren overhemd met een grote prijssticker met daarop het bedrag van €15, niet meer bereiken. ‘Deze is leuk voor jou’ zei ze.
Poez onderwierp het kledingstuk aan een nauwkeuriger inspectie en zag tot zijn tevredenheid enkele draadjes die daar aangebracht waren met het oogmerk een naad bijeen te houden, los bungelen.
Dit lijkt me toch niet de bedoeling zei hij, Moez de genoemde onvolkomenheid tonend onderwijl het naadje maximaal uiteen rekkend om de grootst mogelijk twijfel te zaaien.
Zo makkelijk gaf Beëlzebub het echter niet op.
Ja, maar €15 is geen geld, we zoeken er een zonder foutjes. Het was op dat moment, toen alle redding verloren leek, dat Poez de oplossing vond. De lage prijs! Natuurlijk, dat was niet kracht maar de zwakte van het aangeboden product.
Hij keek Moez diep in haar ogen. Op die speciale manier zoals alleen hij dat kan. En hij vroeg haar hoe zij dacht dat het mogelijk was hen hier in Le Treport een, hij geeft het toe aantrekkelijk gevormd, kledingstuk aan te bieden, voor dezelfde prijs dan de twee Perrier-rondelle die ze net daarvoor op het terras van het lokale etablissement Mr Hulot hadden genuttigd?
Voor hun ogen verrees een stoffige, benauwde sweatshop ergens in de binnenlanden van Bangladesh.
Honderd naaimachines werden aangedreven door een piepende en krakende, vrij rond snorrende aandrijfband. De beschermende omkasting ervan ontbrak en het was ongetwijfeld daardoor dat er enige, nog net als vingerkootjes te onderscheiden, lichaamsdelen onder lagen.
Het meisje achter naaimachine 16, ze kon hooguit 12 jaar oud zijn, keek met grote bruine ogen dodelijk vermoeid naar hen op terwijl een zwetende besnorde Bangladeshi de volgende baal witte katoen, waarop in vage letters nog net de tekst product of Egypt leesbaar was, naast haar op de aangestampte zandgrond liet ploffen.
Vloekend verliet Beëlzebub de scene.
Poez en Moez zochten hun weg terug naar de port de plaisance, zich beiden terdege bewust van het feit dat ze aan een groot onheil waren ontsnapt.
Tevreden klommen ze aan boord van de Time Out om aan te monsteren voor een volgende tocht op weg naar meer avonturen.