In een ander draadje wordt geschreven over de diepgang op het IJsselmeer. Daar gaat het volgende verhaaltje ook een beetje over.
Dries.
De eerste Bijlboeg was klaar voor afbouw.
Het casco van de Doña Diana was gebouwd in Franeker en moest vervoerd worden naar Gorinchem.
Het was een revolutionair ontwerp van dik 53 x 9 meter, bedoeld voor personen- en goederenvervoer in de Golf van Mexico. De bijzondere rompvorm, en dan vooral de boeg die de vorm van een bijlkop heeft, zou er voor moeten zorgen dat er tot bft 9 op volle zee een snelheid van 27 knopen gehandhaafd zou kunnen worden.
Die bijlboeg zou zelfs met hoge zeegang niet loskomen uit het water en door zijn scherpte weinig drijfvermogen genereren. Simpel gezegd zou hij door de golven gaan snijden in plaats van er overheen te stuiteren.
Later, in de praktijk, bleek het idee inderdaad voortreffelijk te werken.
Het transport van het casco zou met twee sleepboten geschieden: mijn boot als voorboot en een kleine doch pittige duwboot als stuurbootje er achter gekoppeld.
De tocht zou gaan over het van Harinxmakanaal, de Boontjes, Ijsselmeer, Amsterdam-Rijnkanaal en ten slotte de Waal.
Ik was er niet helemaal gerust op. Het casco had een enorm hoge vaste mast, te hoog voor de Schellingwouderbrug en de bruggen op het AR-kanaal. Daarom werd het casco geballast tot een diepgang van 3,20 meter.
Omdat de toegestane diepgang op het Van Harinxmakanaal, Boontjes en het IJsselmeer 2,80 meter is, hadden we bij de diverse waterbeheerders speciale vergunningen aangevraagd en gekregen. Gratis, maar (toen nog) met een enorme papierwinkel.
Ik maakte mij wat zorgen over het gedrag van het casco. Het had immers een vlijmscherpe boeg die 3,20 meter diep stak, een meter dieper dan mijn boot. Het risico bestond dat die boeg mijn schroefwater zou afvangen en onbeheersbaar zijn eigen weg zou gaan.
Dat viel gelukkig enorm mee, Doña Diana volgde mij gewillig. Ze liep ook heel licht, ik merkte nauwelijks dat er wat achter hing.
Wat niet meeviel, dat was de achterboot. Dries, de schipper ervan, kon natuurlijk helemaal niks zien en was volledig afhankelijk van marifooncontact met mij. Zijn taak was sturen en remmen. Ik had al vaker samen met Dries gevaren en wist dat hij niet zo subtiel was, om het mild uit te drukken.
Al voor de eerste brug merkte ik dat de kont het casco te ver naar bakboord uitweek. Dries kennende vroeg ik: “Dries, je scheert wat uit, kun je een héél klein beetje bakboordsroer geven, een héél klein tikkie?”.
Het gevolg liet zich raden. De kont zwiepte met een rotgang naar stuurboord. “Dries, dat is veels te veel, klein tikkie terug graag”. De kont zwiepte even hard naar bakboord.
Even later, voor de sluis: “Dries, haal ‘m maar uit z’n werk dan laten we ‘m even drijven. Niet achteruit slaan hoor”. Twee seconden later stond ik met mijn neus tegen het voorraam gedrukt. “Dries, NIET achteruitslaan, ALLEEN uit z’n werk!”.
Zo kwamen we op het IJsselmeer. Ik had vooraf met potlood een route getekend op de kaart, want 3,20 meter is veel voor die plas. Via Lelystad (“Dries, héél zachtjes achteruit”....) kwamen we bij donker op het buiten-IJ.
De Schellingwouderbrug draaide niet. Ik vroeg aan Post Schellingwoude een actuele waterstand. Volgens mijn berekening zouden we 3,5 centimeter speling hebben onder de brug. Ik vroeg nogmaals de waterstand en rekende een tweede keer. Ook weer 3,5 centimeter speling. Maar de hoogtebepaling van de vaste mast had een onzekerheid van 5 centimeter.
“Dries, we nemen die brug volgas, dan zakt ‘t casco wat”.
“Nee nee” antwoordde Dries zenuwachtig, “laten we het voorzichtig doen”.
“Nee Dries, ik wil alles wat je hebt, nú. En denk eraan, zodra de mast voorbij de brug is, vol in de remmen want anders kost het teveel sluisdeuren en die krengen zijn duur”.
Eindelijk kon ik gebruik maken van Dries’ ruige werk. We donderden onder de brug door met 20 km/uur. En lagen 100 meter verderop weer stil. Het meubilair schoof door mijn stuurhut van achter naar voor.
We besloten te overnachten aan de Surinamekade. Zorgvuldig legden we het hele transport voor de wal (“Dries, een héél klein tikkie bakboord. Nee, minder!!”) waar net een nieuw flatgebouw was neergezet. Achter vele ramen zagen we nieuwsgierige koppen, zich afvragend wat dat grote ding voor hun huis deed.
En ja hoor, binnen een paar minuten kwam de eerste naar buiten. Daar heb je weer zo’n klager, dat heb je altijd waar mensen aan het water gaan wonen. Die vinden dat hartstikke leuk, maar die boten moesten verboden worden.
Ik maakte mij op om de klager af te poeieren. Hij was mij voor: ”Wat een bijzonder ding, wat mooi, wat is het, wilt u een biertje, waar gaat het naar toe, fantastisch, nog nooit zoiets gezien, mag ik een foto maken, blijft u lang, blablabla”.
Mijn vooroordeel (qua klager) verdampte als sneeuw voor de zon door dat ene b-woord. Al helemaal toen de beste man op een draf terug naar huis ging en even later met een volle krat verscheen. Niet mijn merk, maar kniesoor die ...
De volgende dag op de Waal werd ‘t nog even spannend. De rivier stond hoog. We liepen 23 km/uur dankzij de dikke duw mee.
In de buurt van Zaltbommel zag ik vijf schepen naast elkaar ons tegemoetkomen. Twee (waaronder een kruiplijncoaster) liepen elkaar op aan hun stuurboordswal, twee andere (waaronder een rijn-cruiseschip) liepen elkaar op met allebei een blauw bord. Midvaarwaters was een mooie corridoor voor mij. Maar precies daar voer een groot leeg beunschip die qua vaargedrag deed alsof hij de verkeerde wal hield, maar zonder blauw bord te tonen. Ik riep hem over de marifoon maar hij reageerde niet.
Ik veranderde mijn koers (met het blauwe bord als antwoord op de twee verkeerde-walvaarders) een beetje naar stuurboord. Het beunschip ging dezelfde kant op. Ik ging vervolgens een beetje bakboord uit. Het beunschip volgde. Roepen over de vhf gaf nog steeds geen antwoord. Met een rotgang kwamen we steeds dichter bij elkaar. Dries begon te roepen op ons eigen kanaal waarom we zo slingerden. Ik gaf een lang attentiesein met de fluit en riep nog eens over de vhf, wat in hemelsnaam de plannen van het beunschip waren.
Op nog geen 200 meter afstand reageerde hij lakoniek dat hij vergeten was om zijn blauwe bord te trekken. Met 5 meter tussenruimte vlogen we langs elkaar, hij had zijn mobieltje nog aan zijn oor. Een van de andere tegenliggers riep iets over de vhf naar de beunschipper waarin “Idioot” het kernwoord was.
Kort daarna is dat beunschip gebroken in de sluis van IJmuiden. Net goed! Lekker puh!
Onderweg werden we vaak gefilmd en gefotografeerd. Hier in een tijdschriftje.
Wim.