Goulash 2011.
2.
Morning Glory.
Do. 08-09-,11. Bew. SW 5-6.
We zitten, even na achten, gezellig te ontbijten aan de kuiptafel. Hoewel het bewolkt is, valt de temperatuur wel mee, misschien net geen T-shirt weer maar een los vest is al meer dan voldoende . Na de tweede mok koffie doen we het afwasje en vertrekken. We kachelen de oude voorhaven uit en de nieuwe in. Voor we de jachtenfuik bij het Naviduct in duiken, roep ik de sluis op. ‘Zeebeest , ook goede morgen, ik maak de BB kolk voor u klaar.’ Met de motor op dead-slow kachelen we de fuik in, kijk, de deuren gaan al open. Nog voor we helemaal voorin zijn, gaan de deuren al achter onze kont dicht. We liggen alleen in de kolk, dit is – en zo hoort het ook - een VIP schutting. Om 09:05 varen we uit en tien minuten later lopen we de Oude Haven van Enkhuizen aan. Marjanne vraagt:‘Zie jij nog een vrij plekje?’ ‘Nee, ik denk dat we te vroeg zijn, iedereen zit nog aan het ontbijt of is boodschappen doen.’ ‘Kan je hem niet langs die Lemsteraak leggen?’ ‘Nee wacht maar even, ik roep het havenopperhoofd even op.’ ‘Havendienst … Zeebeest.’ ‘Zeebeest, Havendienst, wat kan ik voor u doen?’ ‘Goedemorgen meneer, we willen even boodschappen doen en daarna weer verder, heeft u een plekje voor ongeveer een uur?’ ‘Gaat u maar aan het havendienst steigertje liggen, dat is hier vlak voor het havenkantoor.’’ Begrepen, dank u wel.’ We leggen aan en meren af, Marjanne pakt haar rugzak en verdwijnt richting binnenstad. Zo eerst maar een paar fotootjes nemen en daarna, lekker in de kuip zittend, bootjes kijken.
Zo met een puzzelboekje in mijn hand en allemaal bootjes om me heen vliegt de tijd, kijk, daar is Marjanne alweer. Ik pak de zware rugzak aan en help haar aan boord. ‘Je ziet er moe uit moppie, je kan de laatste tijd niet zo veel meer aan, de volgende keer ga ik mee voor het betere sjouwwerk.’ ‘Poeh, hoe kom je er bij ik ben nog altijd een stuk fitter dan jij als het moet spring ik nog zo over je heen, ga maar liggen.’ ‘Ja ja, zo kan mijn kleine zusje het ook.’ Ik pak de marifoon. ‘Havendienst …. Zeebeest.’ ‘Zeebeest, zijn de boodschappen aan boord?’ ‘Ja zeker, we liggen aan ons merk en zijn uitgerust voor minimaal een reisje Nova Zembla. Nog bedankt voor het mooie plekje, tot de volgende ronde.’ ‘Zeebeest, goeie reis.’ Dank u, goeie wacht.’
10:35 ‘Voor en achter!’ We gooien los en draaien de haven uit. Net om de hoek ligt de “Urania”, het dubbelpaals jachie van de Koninklijke Marine.
‘Kijk Martje, het is zondermeer een mooi schip maar waarom moet er zo nodig op de huik van de bezaan staan “ROYAL NETHERLANDS NAVY”? Zou dat zijn om die paar Somalische piraten die nog niet door onze Marine zijn vrijgelaten en dus ook nog geen Nederlands verstaan, af te schrikken?’
We zetten zeil en kachelen het Krabbersgat uit. De wind is intussen pal west geworden en waait met een stukkie of vijf bft. Achter ons komt een paaljachie, met iets van een rode bal in zijn fok, naar buiten.
'Kijk Martje, die heeft een “Rising Sun” in zijn zeil, dus dat vast en zeker een Japannees.’ Marjanne pakt de kijker, tuurt even en kijkt me meewarig aan. ’Een Japanner met een Duitse vlag achterop? Lijkt me een beetje onlogisch, niet?’ ‘Nou, dat moet je niet zeggen, in de oorlog waren samen zo fout als het maar kan.’ ‘Hallo zeg, dat is al meer dan vijfenzestig jaar geleden moet je ze daar nu nog op aankijken?’ ‘Misschien niet maar kijk voor de zekerheid toch even of er toevallig ook nog ergens een Italiaanse vlag hangt, je weet wel, zo een als op de kar van onze ijscoman.’ ‘Wat hebben de Italianen er in hemelsnaam mee te maken?’ ‘Há, die vormden samen met die andere twee de As-mogendheden, zogezegd de as van het kwaad. Maar zoals Bredero al zei “Het kan verkeren!” want volgens mister Joe Naait ons Steeds, is er een nieuwe as van het kwaad opgestaan en zijn de oude As-mogendheden opeens onze trouwste bondgenoten.’
De As-boot, die eerst recht op ons aankoerst, begint zo zwaar op te loeven zo dat ze in no time een kwart mijl boven ons zitten. Maar net als ik denk dat hij zichzelf naar Jezus Eik loeft, vaart hij gelijk met ons op. In zijn grootzeil zit een dikke vette M maar welke boten fabriek daar achter zit, Joost mag het weten. ’t Kan me eerlijk gezegd niet schelen ook, er vaart vandaag de dag al zoveel van het zelfde rond dat eentje meer of minder er ook niet meer toe doet.
Net als ik denk dat hij boven ons voorbij kachelt, komt hij ruimwinds terug zetten. Op dit koersje lopen ze niet hard maar toch denkt de stuur-Tojo/Heinz/Mario dat hij voor ons langs kan, nou mooi niet, als hij zo doorgaat wordt het een regelrechte aanvaring. Marjanne zegt: ‘Wat zit jij nu weer te mompelen?’ ‘Ik zei alleen maar, dat als die gore Asbak niet gauw naar zijn ouwe moer loopt, ik hem liefdevol een paar lichtkogels voor zijn donder jaag.' ‘Oh, is dat niet een beetje al te grof, schat?’ ‘Nee, om de dooie dood niet, pak mijn lichtkogelpistool!’ Op dat moment ziet ook Asbak in dat hij er echt niet voor langs kan en valt af tot recht voor het lappie. Hij scheert vlak achter mijn kont langs. Voorop zit een van die klojo’s met zijn gat op de preekstoel die andere malloten te filmen. Net als ik denk van die ongein verlost te zijn, willen ze weer naar Jezus Eik en lopen, hoog aan de wind, voor ons over.
Al met al vaart Asbak een flink stuk van het Zuidersoppie tot karnemelk en loopt “Zeebeest” dik tien minuten voor die grafbak de oude haven van Stavoren in.
We zijn amper afgemeerd aan de kade, of Marjanne staat alweer klaar om, met rugzak en pinpas, de wal op te stuiven. ‘Hallo zeg, wat ben jij nu weer van plan? Vanmorgen heb je er al voor gezorgd dat de Enkhuizer middenstand kan gaan rentenieren. Zijn nu de Staverse grootgrutters aan de beurt?’ ‘Lieverd, je moet niet zeuren, ik moet nog van alles en nog wat hebben voor het goulash gebeuren.’ ‘Je bent mesjogge, daar zorgt Jeroen toch voor?’ ‘Ja maar ik heb zelf een paar ideetjes voor wat bijgerechtjes.’ ‘Goed schat, breng me maar aan de bedelstaf, ik pak er wel een krantenwijkie bij.’
Terwijl Marjanne de wal op is leg ik het havengebeuren vast voor het nageslacht. De bruine vloot en een dreigende wolkenlucht kunnen zo op een ansichtkaart.
Voor “Zeebeest” meert een zeiljacht af, bemenst door twee dames van middelbare leeftijd die meteen de wal opgaan. Ook die boot is wel een foto waard.
Opeens hoor ik achter me de stem van Marjanne. ‘Wat zit jij daar in je dooie uppie hardop te grinniken?’ Ik draai me grijnslachend om. ‘Martje schat, ben jij bekend met de afkorting o.d.o.l ofwel Odol?’ ‘Nee en aan je snuit te zien wil ik het misschien niet weten ook.’ ‘Ik ben bang dat, wil je begrijpen waarom ik hier een binnenpretje koester, ik je toch even op hoogte moet brengen. Ik zal het netjes houden maar het komt er op neer, dat een man die ’s morgens wakker wordt en nodig moet urineren, vaak opstaat met een erectie die, hoewel imposant, niets met erotiek te maken heeft en door kenners wordt aangeduid met Odol, wat een afkorting is van de grove uitdrukking “Ontzettend Dikke Ochtend Lul”. De Engelsen daarentegen, duiden het zelfde verschijnsel aan met de ietwat elegantere uitdrukking “Morning Glory”. En als jij nu wil weten waarom ik zo’n lol had? Wel, je kwam toch net op de kade die twee keurige nette dames tegen? Kijk eens hoe ze hun boot genoemd hebben.’ ‘Nee hè, je bedoelt toch niet ….?’
'Tja, ik heb het er niet opgezet.'
Albert