Hallo Danny,
Leuke anekdote!
Afmeren in sluizen, breek me de bek niet open.
In mijn werk als sluismeester heb ik al zoveel “stunten” gezien, ik zou er een boek over kunnen schrijven.
Hieronder een voorvalletje dat me zomaar te binnen schiet.
Een stalen motorkruiser van een meter of negen vaart als eerste van een heel rijtje de sluis in en wil afmeren op de helft van de kolk.
Door de luidspreker vraag ik of hij door wil varen tot aan de sluisdeuren, want er willen nog meer bootjes mee.
In plaats van door te varen op de motor, gaan pa en moe de boot, met hun handen op de sluismuur, die een halve meter hoger is dan het dek, de boot naar voren treken.
Pa achterop en moe op het voordek.
De eerste twintig meter gaat dat goed.
Dan begint de neus langzaam af te zwaaien.
Moe, nogal breed in alle regionen en gekleed in een donkerblauwe jurk met witte bloemetjes maatje circustent, moet steeds verder buitenboord buigen om contact met de kade te houden.
Bijtrekken lukt niet meer, integendeel ze hangt nu zover buitenboord dat ze de boot nog meer afduwt.
Terugkomen lukt van ze leven niet.
Wanneer ze als een levende loopplank gestrekt tussen kaai en schip hangt en de boot nog een stukje verder afgaat, volgt het onvermijdelijke, met een grote plons valt moe in het water en gaat kopje onder.
Gelukkig is pa naar voren gesneld en steek haar de boothaak toe, waarmee hij haar naar een trapje sleept
Met moeite trekt hij zijn zware druipende vrouw omhoog.
Achterop staat als thuishaven Zwijndrecht.
Ik schiet in de lach, want dat doet me denken aan dat liedje met al die plaatsnamen erin verwerkt en wel speciaal aan deze regel.
“Een boer die naar zijn zwijn dregt”.
Vr. gr. Albert