@David, o jee, mijn schrijfsels als tranquilizer.
@Bennie, inderdaad Janna ipv. Johanna. Leuk dat je ze kent.
@Geert niet alleen maar dromen, ga er voor, zeker met kinderen is het daar - met korte dagtochten - fantastisch.
Vakantie 2015.
21.
Do. 02-07-,15 09:15. Zon, warm, S.E. 5 bft.
‘Ja Martje, hij is vrij, stuur maar om de landtong heen tot je de bakens in lijn hebt.’
Ik laat het anker nog even door het water sleuren om de laatste modder eraf te spoelen en draai het dan helemaal thuis.
Omdat er met deze wind daarbuiten toch wel een knobbelzeetje zal staan, haal ik onze Bruce van de rol en berg hem op in de kettingbak.
De bakens komen in lijn.
Marjanne neemt ze recht achteruit tot de boeitjes in zicht komen en ze daarop kan sturen.
Intussen, terwijl ik donders goed op de koers let, zet ik de zeilen.
‘Ja, kom maar stuurboord en ga, voorlopig, driehonderdvijfenveertig voorliggen, dan scheer ik Wilhelm in.’
‘Zie zo, we zeilen weer. Kijk, daar rechts van die heuvels ligt de baai van Korshavn, waar we vannacht gelegen hebben.’
11:20 De wind flauwt af tot S.E. 3-4, ik verwissel de Genua voor het Gennaker.
12:20 Vesborg Lt. ho. - zuidpunt van Samso - dwars, 0,8 mijl SB.
Kolby Kås 30° SB.
12:35 De wind neemt weer toe tot 7 bft.
Even lopen we, ver boven de rompsnelheid, 7,8 kts. op de gps, tot ik de slurf neertrek en Zeebeest zich weer herinnerd dat ze een bezadigd motorsailertje is en geen Volvo Ocean Racer.
Voorbij de Sælvig veerboot pier, gaan we oost op en komen om 14:15 voor anker in de baai, op een goede driehonderd meter uit het strand.
We steken 20 mtr. ketting in 4 mtr. water.
We slaan, met steeds meer toeren, achteruit maar het anker houdt goed.
In het heldere water, kan je de ketting meters ver volgen voor hij wazig wordt en verdwijnt.
‘Albert, het is amper halfdrie, ik wil een stukje lopen, als jij in Loodje gaat zitten, geef ik je het motortje aan.’
‘Goed idee schat, ik spring “lichtvoetig” in Loodje en pak de plof aan.’
Even later stormen we met 5 kts. naar het strand.
Vlak voor we stranden, zet ik de plof uit, trek hem omhoog, stap met mijn Crocs over de zijkant in het kniediepe water en trek Loodje zover op het strand, dat Marjanne met droge voeten aan land kan gaan.
Terwijl zij nog om zich heen staat te kijken duw ik Loodje weer af en stap in.
‘Hee, wat doe jij nu, jij gaat ook mee hoor, met dat zware lijf van je ben je hard aan wat beweging toe!’
‘O gutte gut zeg, dacht je dat echt? Tjonge jonge, wat een misverstand toch. Nee schat, ik ben, door de gezagvoerder in hoogst eigen persoon, tot boordwacht gebombardeerd. En je kent me, ik ben niet iemand die zich lichtvaardig aan zijn verplichtingen onttrekt.’
Intussen maak ik vlug de plof startklaar, want Marjanne, die snel haar schoenen heeft uitgetrokken, staat klaar om, het langzaam naar het strand terug driftende, Loodje vast te pakken.
Op het nippertje krijg ik de plof aan de praat en ontsnap ternauwernood aan de grijpklare handen van mijn lief.
‘Wanneer je uitgewandeld bent fluit je maar even op je vingers, dan stuif ik, in waterski modus, direct naar je toe. Veel plezier schat!’
Ze roept me nog het een en ander na maar ik laat, heel toevallig, net op dat moment het motortje wat harder draaien.
Ik maak een gebaar van niet begrijpen.
‘Sorry schat, de motor maakt teveel lawaai, veel plezier nog en tot straks.’
‘Ook vandaag schat, is de zonsondergang, zeker met een goed glas wijn in de hand, een genot om naar te kijken. En zo met jou aan mijn zij, vind ik hem nog duizend keer mooier.’
‘Je bedoelt, dat je verrekte goed weet dat je nog heel wat goed te maken hebt,’ zegt ze, maar kijkt toch al wat minder boos dan daarnet, toen ze me, met haar vlijmscherpe blikken, meer dan duidelijk liet blijken wat ze van mijn “Grote Verdwijntruc” vond.
Vrijd. 03-07-,15. Zon. Warm. SSE 4-5.
‘Goedemorgen lui vrouwspersoon het is stralend weer, het koffiewater is bijna aan de kook en het wordt tijd dat je uit je vlooienbunker kruipt.’
‘Rustig aan jochie het is vakantie.’
Slaperig rekt ze zich uit, een schouwspel waar ik graag naar kijk.
Opeens, klaarwakker, zegt ze: ‘Je hebt al een ketel water op staan?’
‘Ja dat zeg ik, over een paar minuten is er koffie.’
‘Nee hoor schat, dat is geen koffiewater maar douchewater.’
Verdomme, stom van me, ik had eerst de koffie moeten opgieten en haar dán pas moeten porren!
‘Maar Martje, weet je dan niet dat het zeer ongezond is om te douchen zonder eerst een bak leut tot je te nemen? Dus éérst koffie, dán douchen, dat zeg ik niet voor mijzelf, maar gewoon omdat ik zo bezorgd ben voor mijn liefje.’
Marjanne haalt de druktank voorgaats en begint, mijn woorden totaal negerend, dat ding met een litertje of zes koud water te vullen.
Ze draait het gas uit en giet het kokende water ook in de tank.
Meteen vul ik de ketel opnieuw en zet hem op het gasstel.
‘Ziezo, ik pak shampoo en schoon ondergoed voor ons, breng jij dat ding alvast onder druk.’
Even later staat ze zich, terwijl ik de douche op haar gericht hou, open en bloot in de kuip in te zepen.
Dan mag ik haar afspoelen.
Zij geniet van het ochtend zonnetje en het warme water op haar blote bast maar ik kijk, terwijl ik af en toe wat pomp om de druk op peil te houden, met een scheef oog naar het peil in de tank.
‘Zo is het wel genoeg moppie, nu ben ik aan de beurt.’
09:35 Het ontbijt zit er in, het afwasje is gedaan, dus is het “Anker op!”.
We draaien de baai uit en gaan SSW op tot we de Svane Grund voorbij zijn en SW kunnen voorliggen.
De bedoeling is om het rondje Funen af te maken dus gaan we nu grofweg richting Kleine Belt maar daar komen we, ijs en weder dienende’ pas overmorgen aan.
Om 10:40 valt de wind weg en wordt Var. 0-1.
We tuffen over een spiegelglad zeetje en het is zo warm, dat ik het in de zon niet meer uithou en de schaduw van het stuurhuis opzoek.
12:00 Het eiland Endelave dwars, 1 mijl SB.
Een meeliggend jacht onder Nederlandse vlag, dat op een half mijltje aan SB met de zelfde snelheid met ons opvaart, komt heel langzaam dichterbij.
Omdat hij minder dan twee streken - 22,5°- achter dwars zit, is hij geen oploper maar een van SB inkomende koerskruiser en moet ik hem voorrang verlenen.
Ik slack de motor wat af, zodat wij wat achterblijven en zij voor on langs kunnen.
Aan weerskanten wordt er een groetende hand opgestoken.
Terwijl ik de motor weer op toeren breng, zien we op hun spiegel de thuishaven, s’ Gravenland.
‘Albert, waar ligt dat?’
‘In de buurt van Kortenhoef.’
‘In welke provincie ligt dat?’
‘Ah, je wilt weten of het nette mede Noord-Hollanders zijn of een zooitje vreemde vreemdelingen uit Utrecht? Het eerste schat, het eerste.’
We naderen onze bestemming voor vandaag, het eiland Æbelo.
Op de punt staat een vuurtoren, die we op zo’n driekwart mijl afstand ronden, om vrij te blijven van het Æbelo NW-REV.
Op de rede liggen drie meerboeien die allemaal bezet zijn, dus maak ik ons spijker klaar om te vallen.
‘Ja Martje, kom hier maar bakboord uit, haaks op het strand.’
Ik steek een gesloten vuist omhoog en Marjanne zet de motor, die al langzaam liep, in z’n vrij.
Wanneer ik naar achter wijs, zet ze de motor op achteruit en geeft wat meer toeren.
Zeebeest stopt af en begint te deinzen.
Plons, daar gaat de spijker, met de rem net een beetje aangedraaid laat ik de ketting beetje voor beetje slippen.
Bij het vijftien meter merk, draai ik de rem vast en gebaar naar Marjanne “toeren maken”.
De spijker graaft zich in een keer goed in en geeft geen krimp, dus gebaar ik “stop” en geef nog zeven meter ketting.
Zo, alleen nog even de ankerbal ophangen, een paar koude keilen pakken en genieten van het uitzicht.
Natuurlijk moet er na de koele dronk gewandeld worden.
Ik kan protesteren wat ik wil, mee moet ik.
‘O en we gaan deze keer niet met het motortje, want dat geintje van gister flik je me niet nog een keer.’
‘Goed, maar dan roei jij.’
Een kwartiertje later trek ik, scherp in de gaten gehouden door Marjanne, Loodje het strand op.
Onder meelij wekkend gekreun, waar Marjanne zich niets van aantrekt, klim ik achter haar aan naar boven en moet toegeven dat het hier heel mooi is.
Kom je nu nog?
Ja moppie, ik kom al.
Albert.