Te beginnen met een paar in-line correcties.
Erikdejong schreef :
Dat ligt iets complexer. Gewicht heeft er op zich niet heel veel mee te doen. Het (stamp)gedrag van de boot word meer beinvloed door de gewichtsmassaverdeling tov het giratie punt (ligt op het oppervlakte zwaartepunt van het waterlijn oppervlak, is echter een dynmisch punt omdat per defintie de geometrie van de waterlijn veranderd in golfslag). Massatraagheid werkt tot de 4e 2de macht met de afstand tov dit giratie het zwaartepunt plus de totale massa van de boot maal de afstand zwaartepunt-draaipunt ("gyratiepunt") in het kwadraat. Gewicht Massa in de mast en gewicht massa aan de uiteinden van de boot werken daardoor tig keer harder om stampgedrag te verergeren. Een lichtegewicht boot met relatief veel van zijn gewicht massa in de uiteinden kan zwaarder stampgedrag vertonen dan een zware boot waar al het gewicht de massa geconcentreerd zit rond het giratie zwaartepunt. In dat opzich heeft het gewicht zelf er weinig mee te maken. Echter is plaatsing van het gewicht massa belangrijker als het gewicht de massa zelf en door de beugel genomen zijn de gewichten is de massa op zwaardere boten beroerder verdeeld als op lichte boten. Dus je zou generaliserend kunnen zeggen dat een zwaardere boot meer stampt omdat dit in veel gevallen een juiste waarneming is, echter komt het niet door de aanwezigheid van het gewicht massa, maar de lokatie ervan.
In deze context moet je echter ook rompvolume meenemen. Romp volume wat ondergedompeld word gdraagd zich als een negatief gewicht [door een verschuiving van het drukkingspunt in de lengterichting van de boot]. Een boot met een hele volle boeg zal dus zwaarder stamp gedrag vertonen als exact dezelfde boot (vanuit gewichtsverdeling gezien) waar dat volume minder is.
Vraag ik me af of je in de gaten hebt dat het laatste stukje - wat trouwens heel erg in lijn is met dit draadje, want het gaat om longitudinale stabiliteit: het in de lengterichting van de boot verplaatsen van het drukkingspunt bij rotatie om de "stamp-as" (y-as) - in tegenspraak is met het eerste.
Hier doe je trouwens hetzelfde als in de post waar je het hebt over het "relatief zwaarder worden" van de bulb.
Meer volume in de uiteinden maakt de stampfrequentie hoger (het leidt tot een grotere longitudinale stabiliteit), meer massa in de uiteinden maakt het massatraagheidsmoment groter en daarmee de stampfrequentie lager.
(Het helpt om duidelijk onderscheid te maken tussen massa [kg] en gewicht [N])
Dus wat is nou positief?
Een "snel" reagerend schip, dus met veel volume voorin, een "brede kont" en weinig massa in de uiteinden? (dus ook een ondiepe kiel, lage tuigage en een hoog ballastpercentage trouwens)
Of een "langzaam" reagerend schip, dus met weinig volume in kop en kont en veel massa in de uiteinden?
En als het gaat om het massatraagheidsmoment: heb je je wel eens bedacht hoeveel schalmen ankerketting etc dichter naar het zwaartepunt moeten worden gebracht om na het verticaal uitspreiden van de massa bij het plaatsen van een lichtere maar duidelijk diepere kiel, zoals in het voorbeeld in post
zeilersforum.nl/index.php/foru...-stabiliteit#1169574 , de toename van het massatraagheidsmoment te compenseren?
Want het massatraagheidsmoment gaat om de totale som van m·r
2 , daar zit geen onderscheid tussen projectie op x-as of z-as in.