JotM schreef :
Vraag ik me af of je in de gaten hebt dat het laatste stukje - wat trouwens heel erg in lijn is met dit draadje, want het gaat om longitudinale stabiliteit: het in de lengterichting van de boot verplaatsen van het drukkingspunt bij rotatie om de "stamp-as" (y-as) - in tegenspraak is met het eerste.
Wat ik heb proberen te bereiken met dit draadje is het zo veel mogelijk versimpelen van een toch wel behoorlijk gecompliceerd onderwerp. Daarbij heb ik het hier proberen te beperken tot STATISCHE stabiliteit, maar om de een of andere reden gaat de hele discussie om alles wat dynamisch is en dus feitelijk buiten het onderwerp van dit artikeltje valt. In theorie heb je natuurlijk volkomen gelijk dat stampgedrag veroorzaakt word door een langsverschuiving van het drukkingspunt, maar dat vergt meer theoretisch inzicht om te doorgronden, dus vandaar dat ik zulke dingen probeer er niet bij te halen en jargon zoveel mogelijk weglaat. Dat is vergelijkbaar als ik les geef in astronavigatie, om zaken makkelijker over te dragen gaan we er in de gesprekken vanuit dat de aarde het middelpunt van het heelal is en dat de rest van de hemellichamen er omheen draaid. We weten allemaal dat dit niet correct is, maar de materie word er veel makkelijker door te begrijpen.
Hier doe je trouwens hetzelfde als in de post waar je het hebt over het "relatief zwaarder worden" van de bulb.
Het is me even onduidelijk wat ik hier verkeerd doe?
Meer volume in de uiteinden maakt de stampfrequentie hoger (het leidt tot een grotere longitudinale stabiliteit), meer massa in de uiteinden maakt het massatraagheidsmoment groter en daarmee de stampfrequentie lager.
(Het helpt om duidelijk onderscheid te maken tussen massa [kg] en gewicht [N])
Wederom heb je hier natuurlijk gelijk, maar als je het zo op schrijft in een artikel wat bedoeld is om een complexe materie uit te leggen aan mensen die geen wetenschappelijke achtergrond hebben dan word er al snel niets meer van begrepen. Daarnaast is voor deze materie op niet-wetenschappelijk niveau het fenomeen gewicht en massa natuurlijk gewoon hetzelfde. Echter heb jij het over stampfrequentie, maar dat moet amplitude zijn. De frequentie word bepaald door de interval waarmee de golven onder de boot doorkomen, de massatraagheid van de boot zelf bepaald dan de stamp amplitude.
Dus wat is nou positief?
Een "snel" reagerend schip, dus met veel volume voorin, een "brede kont" en weinig massa in de uiteinden? (dus ook een ondiepe kiel, lage tuigage en een hoog ballastpercentage trouwens)
Of een "langzaam" reagerend schip, dus met weinig volume in kop en kont en veel massa in de uiteinden?
Die vraag is niet te beantwoorden (en dat weet jij natuurlijk ook). Positief hangt af van eht doel van het vaartuig, wil je er inshore wedstrijden mee winnen, wil je er offshore wedstrijden mee winnen, worden die wedstrijden voornamelijk aan de wind of ruime wind gevaren, wat zijn de te verwachten golf omstandigheden gedurende tocht. Aan de andere kant van het spectrum heb je de toerzeilers welke comfortabel van A naar B willen en wie het weinig kan schelen of ze er nu een uurtje of een dagje langer over doen. Ook daar weer maak je onderscheid tussen de te verwachten weersomstandigheden, vaarwater. Waar je bij een wedstrijdboot weinig waarde hecht aan de acceleraties (g-krachten) in diverse lokaties van de boot is dat bij toerzeiljachten natuurlijk wel het geval. Dus zoals alles met een ontwerpen en gebruiken is het antwoord: "hangt er vanaf".
En als het gaat om het massatraagheidsmoment: heb je je wel eens bedacht hoeveel schalmen ankerketting etc dichter naar het zwaartepunt moeten worden gebracht om na het verticaal uitspreiden van de massa bij het plaatsen van een lichtere maar duidelijk diepere kiel.
Uiteraard heb ik dat bedacht, het is immers mijn werk. Maar zoals jij ook weet heeft een kiel meer als 1 functie, het is een drift beperker, het is een boot rechtophouder en het is een zeildragend vermogen generator. Zeileigenschappen worden voor een flink deel bepaald door verhoudingen tussen zeildragendvermogen, natoppervlak en gewicht van de boot. je kunt er dus een zo licht mogelijke of een zo ondiep mogelijke kiel onder hangen om het stampgedrag te verminderen, maar een boot die nauwlijks vooruit komt omdat er bijna geen zeil op kan door gebrek aan zeildragend vermogen stampt natuurlijk nog veel meer. Een massa welke in beweging is stampt natuurlijk veel moeilijker als een massa welke stillicht. Dit fenomeen is makkelijk te testen door met redelijke golfslag precies dwars op de golvente gaan motoren. De boot zal flink rollen, maar als je stil gaat liggen in dezelfde orientatie tov de golven dan rol je nog aanzienlijk meer. Een boot is een gigantisc en bijna onbevatbaar complex geheel tussen natuurkundige fenomenen die allemaal tegelijk aan de boot aan het trekken zijn. Oplossingen die goed zijn om de effecten van het ene fenomeen te verminderen zijn contra productief op andere fenomenen. Dus als je een beter zeilende boot wilt hebben (in de zin van snelheid, hoogte aan de wind, minder gewicht etc.) dan hang je er een diepere kiel onder en dat dit een negatieve invloed heft op het stampgedrag neem je dan voor lief. Puur afhankelijk van de effecten op de snelheid van de boot zou het stampgedrag zelfs minder kunnen worden omdat de massatraagheid van de beweging van de boot een enorm dempend effect heeft op de stamp amplitude.