Er worden een paar zaken door elkaar gehaald...…
- Loefgierigheid (lange koppelarm van langsscheep koppel bij uitgevierde giek) hef je op met helling naar loef, en dus is die loefgierigheid niet van belang.
- boten die de giek voorbij 90 graden kunnen vieren (Laser, Opti etc) kunnen daar gebruik van maken en ruime rakken varen met de giek wel 30 a 40 graden voorbij dwars. Wel erg lastig, want vlagen laten de boot naar loef hellen, en dat is erg tegen wat je gewend bent. Zijn mooie filmpjes van te vinden, Lasers die de golven af scheuren met de giek schuin naar voren.
- hiervan is natuurlijk geen sprake bij een boot met wanten. Valk dus. Wat daar wel kan is zoals al werd gezegd o.m. door Beauty de giek aan loef houden en hard naar beneden duwen. Dan gaat de wind van achterlijk naar voorlijk en kun je achteruit varen, zelfs opkruisen (lang geleden zelf gedaan). Cruciaal is dat de bovenkant van het zeil (de gaffel) aan dezelfde kant blijft als de giek, anders staat de bovenkant van het zeil in de vooruit. Dat helpt niet. 1 man gewicht aan de giek is wel nodig om de gaffel onder controle te houden. Dit heeft de topicstarter zeker niet gedaan, want dat gaat niet zomaar en per ongeluk.
- wat hij dan wel gedaan heeft is een beetje onduidelijk. Wat zeker helpt is het zeil aanhalen, pompen, dat geeft lift. Wat hij misschien ook gedaan heeft is per ongeluk de juiste twist in het zeil gemaakt voor de lichte wind. Giek aan loef, gaffel aan lij, tijdelijk.
- Voor de wind met het grootzeil net binnen de wind en de fok aan de andere kant is in ieder geval de langzaamste manier. De fok staat dan compleet in de luwte van het grootzeil. Daarmee ophouden (door de gijp) is op zich al een verbetering
Als je snel wil op zo'n voor de windse koers: beetje tegen ruime wind aan, en de fok uitbomen vóór de voorstag. Dan heeft het grootzeil stroming van mast naar achterlijk, en de fok van achterlijk naar voorstag.