MINDELO
Even stoppen en weer door. Water tanken en boodschappen doen voor de Atlantische oversteek naar Suriname. Zo dacht ik erover. Maar dat doet, weet ik nu, helemaal geen recht aan deze bijzondere plek. Mijn beeld begon te veranderen toen Joshua van Eindhoven in zijn boek, Op reis met de Hope, gepassioneerd en oprecht over Kaapverdië vertelde. Het intrigeerde me.
RUM
Het is druk in de ankerbaai van Mindelo. Zeilers die oversteken of al jaren plakken, vissers en restanten van afgezonken boten, alles drijft hier. We kijken uit op de ferryterminal, een kade vol kleurrijke pandjes, palmen en bezige Afrikanen. De Marina floating bar met zijn dinghysteiger, vormt de toegangspoort tussen water, wal en de levendige stad. Het is de ontmoetingsplek waar we steeds maar niet wegkomen. Een weerzien met zeilvrienden. Waar euforie en ellende worden gedeeld. Vereende krachten samenwerken aan een volgende stap. Waar nieuwe vriendschappen worden gesloten en onder luid getoeter even enthousiast vaarwel worden gezegd. Het is het delen van hetzelfde schuitje en de Afrikaanse vibe beleven, die deze plek bijzonder maakt.
Ik zwaai het Franse echtpaar uit dat voorbijloopt. Bij het douanekantoortje raakte ik met ze in gesprek. Aardige mensen die me vrolijk corrigeerden omdat ik aannam dat ze net als hun landgenoten naar Martinique op weg waren. Een geanimeerd gesprek volgde. Een stel dat ik graag nog eens zou zien, maar wat waarschijnlijk niet meer gebeurt. En weg zijn ze. Een zoveelste afscheid. Ik laat mijn arm weer zakken en neem mijn glas beet. Het ijsblokje raakt mijn neus terwijl ik aan het te korte rietje zuig. De krakende suikerkorreltjes vermengd met limoensap en Grogue, het is heerlijk in deze warmte. Maar ook ben ik me bewust dat deze Caipirinha slechts een luxe toeristendrankje is. Het hoofdingrediënt, rum gebrouwen van gefermenteerd suikerriet sap, zal me voor altijd terugbrengen naar Kaapverdië en zijn eenvoud. Naar die ene vluchtige, waardevolle ontmoeting.
Ze wenkt me. Met vlakke handen duwt ze haar hoofddoek net iets verder over haar slapen om grijze kroes te verhullen. Gekleed in een joggingsbroek omwikkeld met Afrikaanse stof en een te grote trui gaat ze voor. Zou ze het niet warm hebben? Het is bijna 30 graden. Ik voel straaltjes zweet op ongewenste plekken, trek en wapper voor de zoveelste keer mijn hemdje los van mijn borst. Gekromd, op badstofslippers die ooit smetteloos wit moeten zijn geweest, schuifelt ze via een zanderig achterommetje het hoekje om. Ik volg. Ze is uit het zicht. Aarzelend kijk ik door een deuropening zonder kozijn van een stenen huisje naar binnen. Het is er donker. Groter dan tien vierkante meter is het niet. Een tafel, twee stoeltjes en een eenvoudig getimmerd aanrecht met een kleedje erop. Daar staat ze. De oudere dame. In het midden. Vermoeide ogen kijken me aan. Ik lach vriendelijk. Ze antwoord met niets. Kijkt weg en wendt zich af. Met zorg schenkt ze een heldere lichtbruine vloeistof uit een petflesje 7-up in een borrelglaasje. Voorzichtig strekt ze haar hand om niet te morsen naar me uit en zegt: ‘Grogue.’
Ik neem een slokje van de zelfgestookte rum en krijg het nog warmer. De smaak van honing, het is zoet. ‘Con miel?’ Probeer ik.
Ze knikt, ziet dat ik het lekker vind. Ze pakt mijn arm beet, draait me directief om en stopt de petfles rum in mijn rugzak. Haar ogen vragen. Dat moet ik natuurlijk kopen. Hoeveel is het? Probeer ik met gebaren. Er komt geen enkele reactie. Ze verstaat me niet. Wat nu? Ik pak een oud toilettasje met kleingeld en laat zien wat ik nog heb. Langzaam pakken haar geharde vingers de muntstukken eruit en beginnen ze in haar handpalm heen en weer te schuiven, te tellen. Het duurt even. Omgerekend 1 euro 50 zie ik snel. ‘Meer heb ik niet, dit is het.’ Kijk ik haar aan. De prachtige munten waarop zeilboten en vogels staan afgebeeld, verdwijnen goedkeurend in haar zak. Dan pakt ze de rum uit mijn tas, giet de helft in een groot vat en geeft mij de rest. Zo is het! Geld voor haar waar. Ik vouw mijn handen voor mijn borst en sla mijn ogen dankbaar neer. Ze lacht.
Verrukt door deze korte ontmoeting, haast ik me naar de rest van de zeilers. Vanochtend vroeg zijn we samen op pad gegaan naar Santo Antão voor een wandeltocht vanaf de vulkaankrater Cova de Paúl. Ommuurde slingerpaadjes wijzen ons de weg naar beneden. Suikerriet, koffie- en papajaplanten vullen de sprookjesachtige vallei waar dorpelingen hun waar aanbieden. Ik proef de gesuikerde papaja, het bittere goud en koop wat om er later aan boord zelfgemaakte arretjescake mee te versieren. Dit is waarom ik wilde reizen. Tijd stilzetten. Mezelf verwonderen en verbinden aan een unieke andere wereld.
SAHARAZAND
Tussen de uitstapjes op São Vicente en de vele borrels door, krijgt Quelinda alle aandacht. Paul loopt haar minutieus na en hijst me de mast in. Ik kom er, oranje door Saharazand uit en slijtage van de fokkeval door op het spoor. Blij dat we het nu zien in plaats van midden op de oceaan. Het leert ons de impact van mijlenvreten en een wijze les over langdurige trekkracht. In Nederland waren we daar, net als op het schavielen veel minder alert op.
Het elektromotortje van de stuurautomaat krijgt een vakkundige beurt in de behulpzame BoatCV watersportwinkel. We duimen dat dit oude beestje het blijft doen want een reserve hebben we nog niet. De dag voor vertrek ga ik voor de allerlaatste keer met een waaier aan tassen de markt op. Marieke, een schat van een zeilster, die voor mijn dochter wordt aangezien, gaat met me mee. Samen slenteren we langs groente- en fruitstalletjes. Manden vol geurige koriander, courgette, tomaten, kolen en bananen, er is zoveel meer dan ik dacht. Zelfs weken na de oversteek in Suriname genieten we er nog van. Mindelo werd niet even een tussenstop. Het werd de eerste compleet andere wereld en één van de hoogtepunten tot dusver.