De eenzame kerst. December 1986.
Mijn zeetjalk was een varende timmerwerkplaats. In het ruim stonden de zware machines en in de machinekamer was een sterke generatorset.
Ik woonde in de roef, een tiny house van netto 10 vierkante meter.
Omdat ik een flinke klus in de Wolwevershaven zou hebben voer ik daarheen. Het lag er hartstikke vol, maar aan het uiteinde, aan het Vlak, lag een luxe motor helemaal alleen. Ik maakte aanstalten om daar langszij te schieten.
Meteen werd ik toegeroepen vanaf een van de andere schepen: “Daar mag je niet gaan liggen, die vrouw wil niet dat er iemand naast komt!”.
Ik antwoordde dat zij dan pech had, dat er geen andere geschikte plek was, en ik knoopte vast.
Beneden in dat schip blafte een hond maar verder zag ik geen kip.
‘s Avonds, dik na middernacht, liep ik met mijn zwarte hondje over de uitgestorven kade toen er een jonge vrouw aan kwam fietsen. Zij stapte op de luxe motor, liet daar een iets groter zwart dolgelukkig hondje vrij en stapte ook de kade op.
Daar stonden we, de vrouw die niemand langszij duldde, ik die dat genegeerd had en twee hondjes die uitgebreid kennismaakten.
Een beetje onhandig bood ik haar aan om iets in mijn warme roef te drinken maar besefte onmiddellijk dat ik niets anders had dan een fles Beerenburg.
Dat wilde ze wel. Overigens gaf zij pas veel later toe dat ze helemaal geen Beerenburg lust.
Een paar dagen later werd haar schip door de Willem Marie naar Hendrik Ido Ambacht gesleept. Bij de scheepswerf Van Vliet stonden de “nieuwe” 30 pk Kromhout en de Brevo keerkoppeling klaar om de plaats in te nemen van haar Schlüter, een versleten twee cilinder Oostenrijkse motor die nog met startlontjes aangeslingerd moest worden.
Van Vliet bouwde alles keurig in, samen met nieuwe, op maat gemaakte bunkers en een nieuwe fundatie en schroefaskoker.
De kerst kwam dreigend dichterbij. Van Vliet werkte extra hard door zodat de klus voor de vakantie af zou zijn.
Ook mijn werk in Dordt zou stilliggen in die periode omdat de opdrachtgever dat wilde.
Ik ging op de fiets even langs bij de scheepswerf om te kijken hoe het ging. En ook om die vrouw toevallig weer tegen te komen.
Het viel niet mee om bij de werf te komen, want het Waterschap was bezig met een dijkverhoging en had de weg tijdelijk verwijderd. De dijk was helemaal onbegaanbaar door bergen glibberige modder.
Ze was blij om mij te zien en vroeg mij, praktisch als zij is, meteen of ik de bedrading en het dashboard voor de Kromhout wilde maken, want van Vliet had geen verstand van stroomdingen.
Dat wilde ik wel, en zo kwam het dat ik een dag voor kerst alweer langszij kwam bij haar, maar nu in een uitgestorven H.I. Ambacht tussen enorme bulten schroot van de scheepssloperijen.
Het maken en aansluiten van een eenvoudig dashboardje is in een dag te doen.
Ik heb er drie weken over gedaan. Hormonen kosten nu eenmaal veel tijd.
We maakten lange wandelingen, glibberend over de dijkklei, draaiden cassettebandjes naast de kolenkachel op haar schip, kookten uitgebreide maaltijden en ontwikkelden andere hobby’s waarover ik hier niet zal uitweiden omdat er minderjarigen kunnen meelezen.
Elke avond liepen we in het pikkedonker, want alle lantarenpalen waren opzij gelegd, over de modderdijk met onze hondjes die toch al zwart waren. En steeds passeerden het rijtje armoedige arbeidershuisjes waar we dan stiekem naar binnen keken. In een van die huisjes zat steeds een man bierdrinkend in zijn onderbroek TV te kijken, waarbij wij slaplachend zijn kolossale spierwitte walvisbuik bewonderden.
Twee weken lang leefden we in een uitgestorven stille en donkere wereld, temidden van bergen roestig schroot en vette klei.
Bij de jaarwisseling stonden we in de luikopening op haar trap, onze benen in de weldadige warmte van de kolenkachel, onze bovenlichamen in de vrieskou. Terwijl we de bubbels dronken zagen we in de verte hoe boven Papendrecht, Zwijndrecht en Dordrecht het vuurwerk de horizon kleurde.
En we voelden ons eenzaam op dit onbewoonde eiland. Een mooiere eenzaamheid kon er niet bestaan.
Wim.