Wisselende spanning
Ik stond in een kronkelhouding in driekwart meter zout water. Met de haakse slijptol probeerde ik op de waterlijn een stuk uit de schroef te slijpen terwijl het water van de slijpschijf in het rond spatte.
De matroos stond aan dek naar mij te loeren met het snoer in z’n handen. Ik had hem geïnstrueerd dat hij direct de stekker eruit moest trekken als hij iets raars aan mij zag. Natuurlijk had hij verklaard dat hij altíjd al rare dingen aan mij zag maar toch leek hij mijn boodschap te begrijpen.
De dag voordat de bouwvakvakantie begon werd ik gebeld, of ik beschikbaar was om met mijn sleep-duwboot Berghout-2 mee te werken bij het baggeren van de vaargeul tussen Holwerd en Ameland. De veerbootkapiteins hadden weer eens bij Rijkswaterstaat geklaagd dat ze bij laag water niet meer volgas door het slootje konden varen en minstens een hele minuut vertraging opliepen.
En de ambtenaren van Rijkswaterstaat vonden het heerlijk om de aannemer, die dat gebied bevaarbaar moest houden, flink op z’n kloten te geven en te dreigen met dwangsommen, want dat gaf ze echt een gevoel van macht.
Met enige moeite bereikte ik de werkplek. Met 2,20 meter diepgang kroop ik tergend langzaam over het wantij onder Terschelling waar met hoogwater volgens mijn peilstok 1,65 meter water stond. Toen ik er overheen was, was het daar iets dieper geworden en was mijn vlak mooi schoon. De boot van mijn tijdelijke Zeeuwse collega stak zelfs 2,40 meter waarmee hij het geultje nog wat extra uitdiepte.
We hadden allebei een splijtbak meegenomen. Een splijtbak bestaat eigenlijk uit twee halve schepen die met zware scharnieren op dekhoogte voor en achter met elkaar verbonden zijn. Door de dubbelwandige constructie is zo’n bak net zo onzinkbaar als de Titanic.
**Het lossen van een splijtbak is altijd leuk en spectaculair. Je duwt ‘m naar de gewenste losplek (in dit geval in een stroomgeul met tenminste 12 meter diepte), haalt de gang eruit en geeft de koppeldraden een beetje slek.
De matroos start de hydro-pack op de splijtbak en laat de bak hydraulisch openscharnieren. Eerst gebeurt er niet veel, maar dan dondert de hele lading er rap uit waarbij de bak twee meter omhoog springt.
Dan volgt de spoelfase om de achtergebleven klei te verwijderen. De bak staat wijd open en lijkt op een doorgezakte catamaran na een charter met Vindicatleden. We varen een paar minuten volgas met een bocht naar BB en SB, zodat het water lekker ruig door de open beun kolkt. Als het schoon is wordt-ie weer gesloten.**
Het baggeren begon vlakbij de veerbootpier van Holwerd. Op een rechthoekig ponton met spudpalen stond een rupskraan die de modder oplepelde en in de splijtbakken gooide. Om zich te verplaatsen pakte de kraan af en toe de bodem vast, werden de spudpalen gelicht en trok de kraan het ponton een stukje naar voren.
Zo werkten we door op het ritme van het tij, dag en nacht. Van twee uur voor tot twee uur na laagwater hadden we rust omdat we dan niet konden varen in het geultje. De veerboten passeerden dan wel want die steken maar 1,35 meter.
Tijdens de laagwaterpauzes lag ik vaak ten anker in het Dantziggat waar ik al gauw vriendschap sloot met Lenie, een scharrige schele zeehond. Zij was dol op goedkope knakworst.
Een ding was wel lastig. Als we terugkwamen met de lege splijtbak moesten we keren bij het baggerponton. De geul was op die plek hooguit 30 meter breed. Mijn boot was 20 meter lang, en de splijtbak 70. Samen 90 meter, en dat past dus niet dwars in dat stromend geultje.
De lege bak stak maar twee voet en kon wel over de plaat naast de geul zwaaien, maar voor de duwboot was dat echt te droog. Het was daarom ook onmogelijk om op het anker van de splijtbak rond te gaan.
We hadden er iets op gevonden: de mobiele boegschroef.
Een Urker met een heel klein sleepvletje ving ons op als we terugkwamen van het “klappen” (zo wordt het lossen van de bak genoemd) en hij duwde dan het hele spul rond, alsof hij de kopschroef was. Mijn taak was dan om mijn boot in het diepe deel van de geul te houden en na het keren langszij te schieten bij het werkponton.
Al vele tientallen keren hadden we het zo gedaan. We raakten helemaal op elkaar ingespeeld, steeds rekening houdend met de wind, stroom en obstakels.
Maar op een dag, terwijl het water zo laag was dat ik met de schroef door de modder rommelde, hoorde ik bij het rondgaan plotseling een klap waarna de kont van de boot heftig op en neer vloog en de motor kreunde.
Ik besefte onmiddellijk dat er iets in de schroef zat, dat was al zo vaak gebeurd. Snel schakelde ik een paar keer voor- en achteruit, maar dat hielp niet. Het was wel duidelijk dat de schroef verschrikkelijk zwaar liep want ik hoorde de keerkoppeling slippen als ik ‘m in z’n werk zette.
De Urker drukte mij naar het ponton. Om tegen de stroom en wind af te kunnen meren moest ik wel even meedraaien in de spring. De kont schudde heftig en de keerkoppeling kermde. Het duurde een minuut of twee voordat hij weer uit z’n werk kon.
Zodra het spul vastlag stortte ik mij in de machinekamer, zette de motor stop en draaide het inspectieluik van de keerkoppeling open.
Ik schrok. In de keerkoppeling hing een intense mist van hete olierook. En daaronder klonk het als een frituurpan waarin net een portie natte aardappels was geworpen.
Ik besefte dat het heel weinig scheelde of hij was ontploft. Dit soort explosies van dichte hete olienevel kan vernietigend zijn.
**De motor was een grote 8 cilinder Deutz uit 1959, 400 pk bij 600 omw/minuut. Daarachter lag een Reintjes keerkoppeling, een gesloten hydraulisch bediende mechanische koppeling met een reductie van 2:1. De behuizing bestond uit twee gietijzeren badkuipen die op elkaar gebout zaten. Deze Reintjes zal ruim een ton hebben gewogen.
Onder de kont hing een Kort-straalbuis met daarin een vierblads schroef van 1,75 meter. Zo’n straalbuis verhoogt de stuwkracht dramatisch bij lage vaarsnelheid maar werkt ook als een soort stofzuiger. Hout, keien, supermarktkarretjes, autobanden en complete meubelboulevards zijn er doorheen gegaan.**
Het was duidelijk, we moesten iets ondernemen want hier, vlakbij Holwerd, hoefden we niet te rekenen op hulp van buitenaf.
Ik koppelde mijn boot los van de splijtbak en een paar uur later, met hoog water, duwde mijn collega mijn boot vast op de modderige plaat naast de geul.
Wachtend op laag water pompte ik de keerkoppeling leeg. De olie was nog heet en stonk verschrikkelijk aangebrand.
Na spoelen vulde ik ‘m weer met 80 liter verse olie en hoopte dat het goed zou komen, maar ik vreesde voor de gietijzeren koppelingsplaten want het was duidelijk dat die erg heet waren geweest door het slippen.
Zodra het kon stapte ik overboord om de schroef te bekijken. Onder water voelde ik het al: er zat een zware ketting klem tussen een schroeftip en de straalbuis. Het was een stukje ketting van een meter lang met daaraan een eindje touw, typisch een combinatie die door vissers wordt gebruikt als verzwaring voor een joon of een net. Waarschijnlijk was dat touwtje als eerste opgezogen door mijn schroef.
Terwijl het water verder viel maakten we alles klaar om de ketting te verwijderen. Normaal zit er tussen de schroefbladen en de binnenkant van de straalbuis minder dan een potlooddikte ruimte. Nu zat er een schalm van 25 mm materiaaldikte muurvast afgeklemd.
Boven de straalbuis zat een sterk oog onder de kont, bedoeld om een takel aan te hangen als de schroef verwisseld wordt. Ik hing daar een drie-tons handtakel aan en haakte het andere eind aan de dikke ketting.
Met volle kracht trok ik aan de takel maar de ketting gaf geen krimp.
Daarna haakte ik de takel direct aan het schroefblad om te proberen de schoef te draaien. Normaal zou dat te glad zijn, maar de ketting had flinke butsen geslagen waarin de takelhaak goed houvast had.
Maar linksom of rechtsom, ik kreeg er geen beweging in. Pogingen met mokers en breekijzers waren ook vergeefs.
Ondertussen zag ik de sporen die de ketting had achtergelaten, er liepen zware krassen rondom in de hele straalbuis en de rand van de schroef leek op een Emmentaler gatenkaas.
Eigenlijk was er maar een goede manier om de ketting weg te krijgen, en dat was met een snijbrander. Maar die stond nog thuis en mijn collega’s hadden er ook geen bij zich.
De afgeklemde schalm zat nog net onder water. Ik besloot te wachten tot het moment dat het water op z’n allerlaagst zou zijn.
Er was een haakse slijptol aan boord waarmee het dan maar moest gebeuren. Ik probeerde eerst of die slijper kon draaien op de omvormer want die gaf een veilig zwevende spanning maar die trok het niet. Het zou dus toch op de generatorset moeten, maar die lag met de nul en de aarde aan het casco. Ik besefte dat het link zou worden.
Ik waagde het erop. De matroos werd streng geïnstrueerd en hield mij scherp in de gaten terwijl hij de stekker en contrastekker in z’n handen hield, klaar om te trekken zodra ik raar zou gaan bewegen.
Eerst probeerde ik de schalm door te slijpen, maar dat lukte niet. Ik kon er met de machine niet goed bij in die krappe hoek tussen schroefblad en straalbuis. Daarom besloot ik een stuk uit de schroef te slijpen, die was toch al flink beschadigd.
Op het moment dat ik “door” was sloeg de slijpschijf klem. Ik brak hem doormidden om de machine te kunnen verwijderen. Daarna kon ik met een moker de zaak losslaan en viel de ketting los; in één klap veerden de schroef en de straalbuis weer naar hun normale positie en de schroef kon weer gemakkelijk getornd worden
Opgelucht konden we de spullen weer opruimen. Ik spoelde de slijpmachine na met zoet water, blies ‘m uit met perslucht (altijd handig als je 30 bar startlucht hebt) en legde hem te drogen. Ik had gelukkig geen schok gehad.
Uren later werd het eindelijk hoog water en begon de boot te drijven. Ik stond gespannen als een olifant die Prins Bernhard met een jachtgeweer op zich af zag komen. Zou de keerkoppeling het nog doen???
De startluchtketels zaten vol, de Deutz was voorgesmeerd. Ik gooide ‘m op gang.
Met kleffe hand drukte ik de morsehendel naar voren. Normaal pakte de keerkoppeling na 10 seconden. Ik telde ..7...8...9..umpf! Hij deed ‘t! Ik schakelde een aantal keren voor- en achteruit, de koppeling functioneerde alsof er niets gebeurd was.
We koppelden de volle splijtbak voor de kop en gingen aan het werk. Alleen een heel lichte slingering van de schroef herinnerde aan het gebeurde. En ook het stuk ketting dat als een trofee aan de sleephaak hing.
Lenie, de zeehond die mij weer opwachtte in het Dantziggat, lachte mij toe.
Of uit.
Wim.
Naschrift: na afloop van de klus bij Holwerd ging de boot in dok. De schroefreparatie kostte 2700 euro en de koppelingsplaten van de keerkoppeling bleken toch zwaar beschadigd. Gelukkig kon ik een set nieuwe kopen dat al tientallen jaren als reserve op een binnenvaartschip lag.
De verzekering betaalde er een beetje aan mee.