Marinusz schreef :
Wat is de logica achter deze regels? Mij lijkt voor een zeiljacht een AVS van 90 graden het absolute minimum. Daarvan afwijken zou betekenen dat er een natuurkundige schalingswet is die zegt dat grote boten met hoge masten stabieler zijn dan kleine boten met lage masten.
Een zeiljacht kan op alleen de wind niet verder dan een graad of 60 overhellen, bij meer helling waait de wind en dus de hellende druk over de tuigage heen (een klein aantal uitzonderingen dargelaten). Om helemaal om te gaan zijn externe factoren zoals golven nodig. Dat is dan ook gelijk waar de gevraagde schalingswet om de hoek komt kijken. Grote boten hebben (veel) grotere golven nodig om dat laatste zetje naar of voorbij 90 graden te geven. Je komt daarbij op een benodigde golf energie die statistisch gezien zo zeldzaam is dat je er geen rekening meer mee gaat houden.
Overigens heeft masthoogte geen invloed op AVS (kenterhoek). Het gewichtszwaartepunt van de boot als geheel heeft invloed op de grootte van de AVS. Een grotere (zwaardere) mast geeft een kleinere AVS en moet dus gecompenseerd worden met meer ballast om op de gewenste AVS te komen.
AVS is overigens een behoorlijk theoretisch getal en gaat uit van perfect vlak water. Op het moment dat AVS interessant begint te worden is het water verre van vlak en kan de lokale waterlijn helling wel 40 graden zijn. Vanuit het oogpunt van een jachtontwerper zijn er aspecten van de stabilteitscurve die veel interessanter zijn dan de AVS.
Gezien het feit dat er, op dit ene geval na, geen stabiliteitsgerelateerde ongelukken gebeuren met dit soort schepen geeft toch aan dat het wat regelgeving toch wel goed in elkaar zit.