Een giekrem heb ik nooit gehad, ook niet gewild. Vóór de wind varen is niet productief voor ons bootje met zijn 5 zeilen, ik doe altijd afzeilen. Beetje als opkruisen maar dan downwind. Veel veiliger, veel comfortabeler, stukken sneller bij ons bootje omdat dan 4 zeilen trekken. Dat is, als het kan, op zee kan het, op vaarwater met zandbanken moet je wel voor de wind gaan en dan zette ik een bulletalie.
Dat afzeilen is blijkbaar onder moderne zeilers niet erg bekend, ik heb meerdere keren meegemaakt dat ik met mijn 8 meter waterlijn bootje 50 voeters met flotielle bemanningen er op gewoon loszeil als we harde achterlijke wind hebben. Die schommelen pal voor de wind, ik ga onder 15° aan de ware wind en heb 4 zeilen de hele tijd vol. Als het moet even gijpen. Ga ik die grote bakken voorbij. Soms is eentje bij die me volgt en dan kan ik het schudden. Dan lopen ze plots veel harder als ik.
Ik heb nog nooit een klap van de giek gehad, ik ben te bewust bezig, weet wanneer het gevaarlijk is. Mijn vader (zaliger) daarentegen, dat was geen zeiler en hij was groter als ik dus heeft wat klappen gekregen. Maar, die had een harde schedel, waar een ander bewusteloos overboord was geslagen merkte hij de klap nauwelijks.
Ik was een teakdek aan het leggen op de boot, zat op mijn knieën buiten, (maandenlang) mijn vader (Pa) was in de kajuit de vloer aan het schilderen. Moet ook gedaan worden. Wij hebben geen stahoogte, van de kajuitvloer tot de onderkant dekbalken is slechts 152 cm. Men bouwde vroeger de kajuit lager omdat appartementsgebouwen slecht tegenwind zeilen. Bij de keuken kunnen we wel staan, dat is handig, koken met opzij geknikte kop is vragen om misbaksels.
In ieder geval, ik wist tijdens het teakdek leggen meestal precies waar Pa was. Twee bommen, dan was hij net voorbij het toiletje. Vijf keer bom, (kop tegen dekbalk) betekende dat hij bij het keukenblokje was. Maar, Pa was zo opgegroeid, in zijn ouderlijk huisje was ook in de “woonplaats” tussen vloer en zolderbalken net geen 1,8 meter. Bommen hoorde erbij. Net als de reuk van drogende appels op zolder naast je bed en het licht dat uit de woonkamer door de kieren in de vloerplanken scheen tot tegen de dakpannen. En je hoorde de radio beneden. Opa en Oma die kwebbelden. Het knallen van het dennehout in de Leuvense stoof. Google het maar eens. Er viel sneeuw tussen de pannen door op je bed. Was best een mooie tijd. En dan de mussen die op anderhalve meter van je hoofdkussen nesten maakten. Vijftiger jaren in Vlaanderen. Wat heb ik een mooie jeugd gehad.