Mijn dank voor jullie positieve reacties, het voelt aan als een warm bad.
Wie lust er nog een "Neut"?
NEUT 6.
Shoeshine.
'Zo Neut, blij dat we weer op zee zitten?’ Het is bijna halftwaalf, etenstijd voor wie de twaalf zes loopt. Neut geeft geen antwoord, hij zet de soep op tafel, buigt zich naar me toe en zegt zacht en geheimzinnig: ’Stuur, ik heb het.’ ‘Wat Neut, het hubusculubus, het hompeschompe-apeschape of alleen maar een tikkie delirium tremens?’ Hij laat zich niet provoceren. ‘Nee, stuur ik heb gister een kistje met van die je weet wel gekocht.’ Op dat moment komt onze tweede vetpriester binnen, ploft naast me op de bank en zegt: ‘Een kist met wat Neut, Franse cognac? ’ Neut klemt zijn dunne lippen op elkaar en vlucht zonder wat te zeggen naar zijn kookhok. Fred kijkt hem verbaasd na. ‘Wat heeft die deegsliert opeens, is ie bang dat ik hem van zijn maagdelijkheid wil beroven?’ ‘Nou Fred, nu je het zegt, zo’n kop als die van jou zou ik niet graag in een donker steegje tegenkomen.’ ‘Hallo zeg, kan ie effe, wanneer heb jij voor het laatst in de spiegel gekeken zonder je rot te schrikken?’ We praten onder het eten nog even over onze bestemming, Carrickfergus. Fred is, net als ik, daar al heel wat keren voorbijgevaren op weg naar Belfast maar geen van beiden zijn we er ooit geweest. ‘Wat maakt het uit stuur, kroegen zijn er naast iedere kerk en in Ierland stikt het van de kerken maar het belangrijkste is toch dat die Ierse meiden allemaal gek zijn op Jan de zeeman.’ ‘Da’s waar Fred, jammer alleen dat wij geen van beiden Jan heten.’
Om tien voor twaalf wordt het tijd om die ouwe en de eerste fietsenmaker te gaan aflossen. Terwijl ik opsta pak ik, net als die tweede, mijn sinaasappel en steek die in mijn zak voor later. In het gangetje draai ik me nog even om. ‘Fred, kom je met pikheet boven voor een bakkie?’ ‘Ik weet niet, eerst maar eens zien wat die eerste voor mij heeft laten liggen, als ik straks helemaal vetheet ben en eerst een kwartier moet schrobben om weer onder de mensen te kunnen komen … , ik zie wel.’ ‘Maakt niet uit Fred, goeie wacht.’ ‘Ja, goeie wacht.’ Fred verdwijnt naar beneden en ik bestijg de trap naar het sloependek. In de kaartenkamer zit die ouwe, met zijn kop zowat in de middengolfzender, te luisteren naar kapitein Meier van de “Zuiderzee”. Hoe ik weet dat het kapitein Meier is? Wel, Meier heeft een hazenlip en mede daardoor een stem die je er meteen uithaalt. Die ouwe knijpt de spreeksleutel in. ‘Nee Meier, we hebben nog verdere geen orders maar na Carrickfergus zal het wel weer scrap worden voor Passajes of chinaclay voor Rotterdam, allebei klote ladingen. Weten jullie al wat meer? Over.’ Die ouwe heeft gelijk, de ruimen vol met een lading schroot die aan de wal een keer of wat vershift is met een magneet, heeft een niet zo best effect op de kompassen. Nu ben ik niet bang dat we subiet op Nova Zembla zullen stranden maar leuk is anders. En wat Chinaklei, uit Par in Cornwall betreft, dat prikt dan wel niet in je ogen maar stuiven doet die vette poeder troep net zo erg als de zwavelrotzooi die we nu in hebben, bovendien is het alleen maar met veel water en hard schrobben weg te krijgen. Terwijl die ouwe en Meier nog even door ouwehoeren, kijk ik op de kaartentafel in de kaart van de golf, waar die ouwe al een mooi strak koerslijntje in heeft gezet. Ik pak de passer en zie dat we zo op twaalf mijl afstand langs Île de sein zullen gaan. Dat is goed, want nu is het nog mooi weer maar als het serieus gaat waaien uit het westen kan je beter een flink stuk uit lagerwal blijven. Niet dat ik iets anders had verwacht van een kapitein die, toen ik nog maar net bij hem voer, tegen me zei: ‘Zeun, je hoeft het gevaar niet te zoeken, het komt toch wel, meestal net als je het niet verwacht.’ Meier is uitgeluld en zegt : ‘ over!’ Die ouwe draait zijn kop naar mij, geeft me een vette knipoog, knijpt de spreeksleutel in en zegt: ‘O ja Meier, wat ik nog vragen wou, hoeveel deklast had je toen ook al weer?’ Het korte antwoord luidt: ‘Ach vent, sterf!’ Tevreden gnuivend, drukt die ouwe de hoorn in de houder. ‘Waar hangt de Zuiderzee uit cap?’ ‘O, nog een goeie dertig mijl van Waterford die zijn over vier uurtjes binnen.’ Ik neem de wacht over waarna die ouwe de deur uitstapt met: ‘Goeie wacht en doe geen dingen die ik niet zou doen.’ ‘U bedoelt zoiets als tegen een klembord schoppen?’ Hij kijkt me nog even over zijn schouder scherp aan, zegt niets en verdwijnt. Oei, dat was wel leuk maar niet slim Albert.
Waarom kapitein Meier van de Zuiderzee zich daarnet nogal op zijn pik getrapt voelde? Wel, daarvoor moeten we een halfjaar terug in de tijd.
=======================================================================
We liggen in Leixoes, Portugal. Hoewel we al diep in de herfst zitten, is het hier zonnig en warm. Van de agent hebben we gehoord dat we morgen pas gaan laden en niet voor overmorgen klaar zijn dus kunnen we vanavond weer eens ouderwets stappen. Roelof, de kok, mijn vaste stapmaat, is opgetogen. Omdat hij straks in Holland voorgoed gaat afmonsteren om te trouwen en een van de snackbars van zijn aanstaande schoonvader over te nemen, wil hij nog één keer lekker de beest uithangen. ‘Roeltje, zou je dat nou wel doen? Straks kom je thuis met een tikker aan je kont. En wat moet je dan? Je denkt toch zeker niet dat je verloofde gelooft dat jij opeens kuis wil blijven tot jullie netjes getrouwd zijn?’ Roelof denkt na. ‘Goed dan, het neuken laat ik aan jou over maar lol zal ik hebben!' We staan bij de kombuisdeur, ik buiten in het gangboord met een eerlijke bak pleur, hij binnen met een laf bakkie thee. Hij kijkt over mijn schouder en zegt: ‘Kijk, daar, nog een Hollander.’ Ik draai me om en zie een coaster binnenkomen. Het is, net als onze prauw, een “raised quarter dekker”. Dat wil zeggen dat het achterste luikhoofd een meter hoger is dan het voorste, zodat het voorste een “kuil” vormt tussen de bak en het achterste luikhoofd. Hoewel ik de naam nog niet kan lezen, zie ik toch wat bekende details. ‘Roel, volgens mij is dat de Zuiderzee met kapitein Meier. Zit die ouwe, in de messroom? ’ Hij draait zich om en gluurt door het luikje. ‘Nee, hij zal wel in de salon zitten.’ ‘Mooi, ik ga hem even zeggen dat zijn grote vriend er aan komt.’ Wanneer die ouwe hoort dat Meier er aan komt, begint hij vals te grijnzen. ‘Mooi, dan kan ik hem eindelijk terugpakken voor dat geintje in Beiroet.’ Hij ziet mijn vragende blik. ‘Nee dat was toen jij met verlof was, toen heeft hij wel zo grof vals zitten spelen, niet te kort! Maar vanavond gaat hij voor de bijl, ga zitten dan nemen we meteen even alle seintjes door. Kijk zo, dan is het harten en dit is … ’ ‘Moment cap, voor vanavond heb ik al afgesproken te gaan stappen met de kanenbraaiër, die wil zijn laatste vrijgezellenfeestje hier in Leixoes houden en ik ga mee om hem een beetje in toom te houden zodat hij straks niet met een druiper of een nóg leuker presentje, bij zijn verloofde op de stoep staat.’ Die ouwe knikt bedachtzaam. ‘Ja, onze Roeltje kennende kan je beter met hem meegaan maar morgenavond blijf je aan boord, dan gaan we Meier een poot uitdraaien.’
Roelof staat al bij achten, gewassen en geschoren, in mijn deur. ‘Kom je nu eindelijk ? Ik wil stappen.’ ‘Wat, nu al? Laten we wachten tot een uur of tien, voor die tijd valt er toch geen sodemieter te beleven.’ Maar vriend Roel, als echte kombuisridder, is zo koppig als een muilezel. ‘Als je nu niet meegaat ga ik alleen de wal op.’ Oei, dat mag, willen we hem straks in Holland “van vreemde smetten vrij” bij zijn verloofde afleveren, natuurlijk niet gebeuren. ‘Goed, over vijf minuten ben ik bij je.’
Bij de poort worden we aangehouden door bewapende militairen die, zoals gewoonlijk, niet naar onze walpasjes maar naar Amerikaanse sigaretten vragen. Ik weet dat die jongens dienstplichtig zijn, haast geen ene sodemieter aan soldij krijgen, zeker geen buitenlandse sigaretten kunnen kopen en als ze niets van Jan de zeeman kunnen losbietsen, aangewezen zijn op die donkere stinkstokkies die naar smeulende geitenkeutels ruiken. Dus, hoewel ik zelf shag rook, neem ik hier ook altijd een paar pakjes belastingvrijesigaretten mee. Ik geef ze één pakje - je moet ze natuurlijk ook niet verwennen - voor hun beiden en marcheer met Roel de poort uit, zo de warme buurt in. We kijken in verschillende kroegen zoals de Texas Bar, The Light house, de Scandinavian Bar en nog een paar maar het is nog te vroeg voor een beetje gezelligheid. De Hollanda Bar zijn we weer snel uit, daar staat me toch een stuk chagrijn achter de tap niet mooi meer. Roelof vraagt haar of “er soms nog een stukkie van gisteravond in zit” maar gelukkig verstaan ze in de Hollanda Bar geen Hollands. Pas in de Cactus Bar treffen we wat meer aan dan een halvezool en een paardenkop. We gaan aan de bar zitten en bestellen een pilsje. Met mijn pilsje in de hand loop ik naar de jukebox, gooi er wat kleingeld in en kies wat leuke plaatjes. Terug bij de bar, zit er een alleraardigst animeermeisje op mijn kruk met de kanenbraaiër te kletsen ik ga naast haar zitten en bied haar wat te drinken aan. ‘O nee, moppie, géén champagne, dat kan pas als mijn rijke oom in Canada de pijp uitgaat.’ Ze lacht en zegt: ’Ach, ik kan het toch proberen?’ ‘Zeker maar zullen we het toch maar bij een cognacje houden?’ Nu weet ik wel dat als de meisjes cognac, whisky of wat dan ook drinken, dat allemaal uit een en de zelfde fles met slappe thee komt en tig keer zo veel kost als mijn pilsje maar ja, voor die meiden is het hun broodwinning en wij op onze beurt willen wel eens tegen iets anders aankijken dan alleen maar de smoelwerken van onze scheepsmaats’. Ons vriendinnetje, dat Rosa heet, kijkt geamuseerd neer op de kruin van Roelof, die zijn neus bijna in haar decolleté steekt. ‘Do you want to see more?’ vraagt ze. ‘Yes please.‘ zegt Roelof beleefd. Ze kijkt om zich heen of geen politie in de tent is en begint langzaam en plagerig, knoopje voor knoopje, haar bloes los te maken. Roelof staart, van heel dichtbij, als gebiologeerd naar deze onthulling. Wanneer er niets meer te raden valt, vraagt ze: ‘Do you like what you see?’ maar kijkt intussen over Roelof heen mij strak aan. ‘Yes, yes, yes!’ Antwoord Roelof - die alleen nog maar oog heeft voor twéé dingen - enthousiast en bukt zich om aan een tepel te sabbelen. Rosa kijkt me nog even veelbetekenend aan en knoopt langzaam haar bloes weer dicht.
Naarmate de avond vordert wordt het drukker in de tent. Een Zweed, die te veel en te snel gezopen heeft, zwalkt op Rosa af en wil haar ruw meetrekken, de dansvloer op. Roelof en ik laten ons van de krukken glijden om hem met onze vuisten, beleefd doch dringend, te verzoeken om op te sodemieteren maar dat hoeft al niet meer. Rosa die door de ruk aan haar schouder al half omgedraaid was, draait nog een stukje verder en schopt met haar elegante schoentje fel tegen het Zweedse klok en hamerspel. Portugal 1 – Zweden 0. Nog voor de andere Zweden goed en wel doorhebben dat hun maat zich niet zo prettig voelt en voorovergebogen staat van de pijn, komt de kroegbaas met een paar helpers om het hele zwikkie naar buiten te bonjouren. We gaan weer zitten, bestellen nog wat te drinken en kletsen gezellig verder. Er komt een klein mannetje, van nog geen een meter veertig groot, binnen. Aan een brede riem over zijn schouder, hangt een schoenenpoetsers kistje. ‘Hee Roeltje, moeten je schoenen nog gepoetst? Beffie is er.’ ‘Nee, dank je, ik poets liever zelf het een en ander.’ Zegt Roelof en kijkt naar Rosa. ‘Ho Roeltje, we hadden een afspraak en al moet ik je er voor buitenwesten slaan, je gaat voor Rotterdam niet meer plat.’ ‘En jij dan?’ ‘Nee ik ook niet, samen uit, samen thuis.’ Ik kijk naar Beffie, die zijn kistje bij een man aan de bar heeft neergezet. Hij gaat op zijn kistje zitten, pakt de voet van de man en plaatst deze op de schuine voorkant van het kistje. Nog voor de man, die verstoord naar beneden kijkt, doorheeft wat er gebeurt, heeft Beffie een blub zwarte troep van eigen recept op de schoen gekletst. Dan, nog steeds zonder ook maar een moment naar zijn “klant tegen wil en dank” te kijken, trekt hij een laatje open pakt een borsteltje en begint de rotzooi in te poetsen. De totaal overblufte klant laat zijn voet weer op de grond zetten en voor hij het doorheeft wordt zijn andere schoen net zo behandeld als de eerste. Dan is de eerste weer aan de beurt, het borsteltje verdwijnt in het laatje en van achter een luikje komt een grote borstel tevoorschijn. Nu begint de show pas echt. De borstel vliegt bijna sneller dan het oog volgen kan over, langs en achterom de schoen. Het mannetje gooit onder het poetsen door de borstel bliksemsnel van de ene naar de andere hand, zonder dat de borstel ook maar een moment het contact met de schoen verliest. Plop, de borstel verdwijnt achter zijn luikje en uit weer een ander komt een doek tevoorschijn. Nu wordt de schoen aan alle kanten gewreven. Tot slot wordt de doek zo gevouwen, dat hij een reep van ca. vijftig cm. lang en tien cm. breed vormt. Beffie pakt de doek met twee handen beet en trekt de gespannen lap links rechts over de neus van de schoen, steeds sneller en nog sneller. Opeens trekt hij de doek strak, net boven de schoen en veroorzaakt daarmee een knal als van een zweep. Ook de andere schoen wordt met de nodige show en knallen tot een spiegel gewreven. Intussen kijkt de hele bar naar Beffie. Nog een laatste knal, klaar. Pas nu kijkt Beffie voor de eerste keer zijn klant aan en houdt zijn hand op. De klant pakt zonder naar de prijs te vragen, laat staan af te dingen, een bankbiljet en geeft dat aan een tevreden kijkende Beffie. Beffie heeft na deze show de klanten voor het uitzoeken.
Hoe Beffie echt heet weet ik niet maar zijn bijnaam heeft hij - hoe kan het ook anders - te danken aan een Hollander die, toen hij die kleine man zag, spontaan riep: ‘Verrek zeg, die kan staande beffen!’ Sindsdien heeft die naam zich over de Hollandse vloot verspreid. Natuurlijk kwam de schoenpoetser, dankzij een “behulpzame” zuipschuit, achter de betekenis van het woord en wordt furieus wanneer iemand hem met Beffie aanspreekt. Daar kwam de eerste machinist van de “Heerengracht” achter, toen hij met zijn dronken kop ‘Ha die Beffie!’ riep. De kleine man riep, dansend van woede: ‘Me no Beffie, me no Beffie.’ Toch was Beffie niet haatdragend, want toen de machinist bezopen in een stoel zat, heeft Beffie gratis en voor niets zijn schoenen vakkundig gepoetst. Maar daar kwam die vetpriester pas de volgende dag achter, toen hij zag dat zijn lichtbruine suèdeschoenen zo zwart als de nacht waren geworden.
Albert.