Mijne heren, wederom mijn hartelijke dank voor jullie schone woorden.
Omdat ik vrijdag op het "Zeebeest" zit, laat ik nu alvast een nieuw Zeelandje te water.
De "Zeeland"
Orders.
We zitten de warmeprak naar binnen te stouwen en lullen over Las Palmas.
Daar komt de kanenbraaiër de trap af:’We kenne morgemiddag tusse twee en drie bij de loods weze.’
‘Hoe weet jij dat nou weer’ zegt Rinus, overlegt die ouwe tegenwoordig alles met de kok?’
‘Dat zal ik je vertelle,’ zegt de kanenbraaiër, ‘ik most vanmorrege effe boven wezen en toen hoorde ik héél toevallig hoe die ouwe een telegram opgaf an de vonketrekker, vandaar.’
‘Ja ja, “Héél toevallig”,’zegt Dirk,’ zeker net als gistermiddag, toen je “héél toevallig” bij die ouwe zijn hut stond te luisteren hoe Appie op het matje moest komen?’
‘Nou en?’zegt de kanenbraaiër,’jullie wille het anders maar al te graag hore, o zo!’
Hij trek een gezicht als de vermoorde onschuld en taait af.
Het gesprek gaat weer verder over vrouwen, drank, en vechten.
Keessie zegt:’Ik gaan me mooi effe drie slagen in de rondte zuipe en naai alles wat los en vast zit!’
‘Goed dat je effe waarschouwt,’ zegt de ex-marinier,’dan trek ik me roestvrijstale pendek met Lipsslot an, want eerlijk gezeid, ik ken nog geen splínter in me reet hebbe, laat staan die loetang van jou.’
‘Loetang?’ zegt Wimpie,’ Wat is dat nou weer?
‘Weet je geeneens wat een loetang is?’zegt de ex-marinier,’dat is un Arabierelul met barnstene genotsknop.’
Wimpie kijkt beteuterd maar wij liggen blauw.
‘Als het net zo gaat als de vorige keer, dan liggen we weer twee nachten binnen,’zegt Dirk,’en als we geluk hebben zijn onze Yankee vriendjes er ook weer, wat een matpartij was dat, vooral toen die tinnen soldaatjes van de MP er bij kwamen, zonder hun knuppel en pistooltje waren ze niks meer.’
De ex-marinier zegt:’An knokke heb je niks, dat geeft altijd rottigheid, maar as je dan toch mot knokke, knok dan zo vuil as je ken, maak er rappido een end an en zorg dat je pleite bent voor de jute komme.’
Klaas zegt:’Zo is het maar net, ik neuk liever dan dat ik knok.’
Dan zegt Keessie:’Toch lullig voor Appie, wij gane effe lekker de beest uithange en hij mag niet mee.’
Wimpie komt weer aanzetten met een van zijn tegeltjes wijsheden:’Als de berg niet naar Moses komt, dan komt Moses wel naar de berg, ….. of was het nou tóch Mohammed?’
‘Daar heb je hém weer met zijn raadseltjes.’ zegt Klaas.
‘Ik bedoel,’ zegt Wimpie,’als Appie niet naar zijn grietje kan, dan brenge wij toch effe dat grietje, je weet wel die met die grote tiete, bij hem aanboord. ja toch?’
Dat plan wordt met gejuich begroet.’Goed idee dat doen we,’zegt Dirk,’ die ouwe hoeft er niet achter te komen, want die zal ook wel gaan stappen, samen met de rest van dat zooitje goudvinken.’
‘Ja,’ zegt Klaas,’en als je die gasten van de Guardia-Civiel een slof sigaretten in hun klauwen drukt, heb je ook bij de poort geen centje pijn.
‘Jongens,’zeg ik,’als ik ook even mag, ik vind het allemachtig mooi van jullie maar doe het toch maar niet, ik vindt het niet erg om een rustig avondje alleen door te brengen.’
Het wordt doodstil, ze kijken me aan of ze water zien branden, dan zegt Wimpie:’Tering, wat is er met jouw gebeurd, ben je van je geloof gevalle?’
Klaas zegt:’Hei je koorts of zo?’
Keessie kijkt me nog eens goed aan en zegt:’Krijg nou het rambam, die lulhannes is echt verliefd op die Laihla, dáárom wilt ie geen ander wijf !’
‘Tjesus is dat effe remanties,’zegt de ex-marinier,’ik wor der week van, echt eerlijk waar, wat un trouw, de troane van ontroering stoane in me bilnaad.’
‘Je moet het zelf weten,’zegt Dirk,’maar in jouw plaats wist ik het wel.’
‘Daar doe je nou zo je best voor,’zegt Keessie,’ondank is ’s werelds loon, maar wij gaan lekker stappe. Wat jij Wimpie, ga jij nog effe lekker kerels tonge in die pote tent?’
“Plets”, Keessie heeft een Saroma pudding op zijn hoofd.
‘Gaan we zo met ons eten om?’zegt de ouwe die ongemerkt is binnengekomen,’daar wilde ik het toevallig net met jullie over hebben.’
Terwijl Keessie, zo goed en zo kwaad als het gaat, de kleverige pudding uit zijn haar en nek vist, zegt die ouwe:’Zoals jullie weten gaan we naar Las Palmas voor verse proviand.
Wat jullie niet weten is, dat we net nieuwe orders hebben gekregen.’
Die ouwe houdt een telegramformulier omhoog en vervolgt:’Hier staat “Na provianderen en bunkeren Las Palmas, direct vertrekken en opstomen naar IJmuiden” , het is jammer mannen maar stappen is er deze keer niet bij.’
Ik voel me alsof ik een dreun voor mijn kop heb gehad en zeg:’Wat? Gaan we niet meer terug naar de “Saipa Prima”, niet meer naar ………’
‘Nee,’ zegt die ouwe,’en voor jou is dat misschien wel beter ook, want jij zou niet voor altijd in de woestijn kunnen leven en wees eens eerlijk, zou zij gelukkig worden in haar eentje op een flatje in de stad terwijl jij op zee zit?’
Ik begrijp wat hij zegt en hij heeft gelijk maar godverdomme, wat doet dit pijn!
Terwijl iedereen druk door elkaar zit te praten, wacht die ouwe rustig af tot het wat stiller wordt en zegt dan:’We kunnen twee dingen doen; één, we gaan naar Las Palmas waar we dus wel kunnen storen maar niet stappen, twéé, we gaan in een ruk door naar IJmuiden, dan krijgen we geen verse groentes en vlees maar zijn wel een dag eerder thuis.
Veel stores hebben we niet meer, dus dat wordt een beetje aanpassen met de maaltijden.
Je hebt recht op verse proviand, laat dat duidelijk zijn, maar de sparks, de stuurlui en de vetpriesters zijn voor doorgaan naar IJmuiden, dus het hangt nu van jullie af.’
Rinus, die bij vertrek nog maar net getrouwd was, zegt:’Ik ben voor doorvaren.’
De rest is verdeeld, maar als ze beseffen dat er echt niet gestapt kan worden, zijn de meeste ook voor doorvaren.
Voor mij maakt het allemaal geen ene moer meer uit, als we dan toch niet meer teruggaan naar de Saipa, dan is IJmuiden ook goed.
Keessie vraagt:’Kap, hoe lang is het nog vare naar Holland?’
‘Het is nog zo’n achttienhonderd mijl,’ zegt die ouwe,’ dus met economische speed is dat ongeveer negen dagen varen, als er niets tussen komt natuurlijk. Oké jongens, dat is dan geregeld, op naar IJmuiden!’
Die ouwe draait zich om en staat met zijn volle gewicht op de voet van kanenbraaiër, die alles stilletjes heeft afgeluisterd.
‘Auw!’zegt de kanenbraaiër en kijkt vuil naar die ouwe.
‘Koest af, in je hok.’ zegt die ouwe en weg is ie.
De kanenbraaiër zegt, op een verongelijkt janktoontje:’Natuurlijk is er weer niemand die vraagt wat ík wil.’
‘Leg niet te seike,’zegt de ex-marinier,’as het effe wil seine me net op tijd terug voor ut carneval en doar mazzel jij dan weer mee, want met dat ponem van jou hei je geen masker meer nodig.’
Albert